ECLI:NL:TADRARN:2013:79 Raad van Discipline Arnhem 13-234

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:79
Datum uitspraak: 03-10-2013
Datum publicatie: 25-10-2013
Zaaknummer(s): 13-234
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Het stond verweerster vrij om na de indiening van een eerdere klacht, buiten de raad om contact te blijven houden met de wederpartij. Als dat anders zou zijn, dan zou een advocaat in zijn functioneren voor een cliënt enorm worden belemmerd als de wederpartij een klacht tegen hem of haar indient. De kwestie dat verweerster haar beroepsgeheim zou hebben geschonden, is in de eerste klachtzaak al aan de orde geweest. Die klacht werd verworpen. Klaagster heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die betrekking hebben op dit klachtonderdeel. Klachten kennelijk ongegrond.

Beslissing van 3 oktober 2013

in de zaak 13-234

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [  ]

adres

klaagster

tegen:

mr. X.

advocaat te U.

verweerster

Klaagster heeft zich bij brief van 12 mei 2013 tot de deken Midden-Nederland gewend met een klacht over verweerster. De klacht is door de deken onderzocht en vervolgens ingezonden bij brief van 16 september 2013, met kenmerk RvT 13-0116/LB/sd. Het dossier kwam bij de raad op 18 september 2013 binnen.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster is opgetreden als advocaat voor de Coöperatieve Rabobank Twente Oost U.A.. Haar cliënte had een vordering op klaagster. Die vordering is door de kantonrechter Enschede op 9 april 2013 toegewezen.

Verweerster heeft klaagster vervolgens op 15 april 2013 per aangetekende (en per gewone) post gesommeerd om aan dat vonnis te voldoen.

1.3 Intussen had klaagster naar aanleiding van de kwestie die leidde tot de vordering van de Rabobank, een klacht tegen verweerster ingediend. Op deze klacht is door de raad (in verzet) op 24 juni 2013 beslist. De uitkomst was negatief voor klaagster. Toen verweerster klaagster aanschreef naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter, was deze zaak nog bij de raad aanhangig.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) Klaagster een aangetekende brief te sturen, terwijl de klachtprocedure tussen klaagster en verweerster nog in behandeling was bij de raad van discipline;

b) Haar beroepsgeheim te schenden in haar contacten met de journalist die door de bestuursvoorzitter was doorverwezen naar verweerster.

Klachtonderdeel b is door klaagster toegevoegd in haar brief van 25 mei 2013. In deze brief geeft klaagster een reactie op de brief van verweerster die reageerde op het verwijt dat klaagster haar maakte en toen nog alleen klachtonderdeel a behelsde.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.2 Klachtonderdeel 1 is kennelijk ongegrond. Het is een misverstand dat na de indiening van de eerste klacht, het contact tussen klaagster en verweerster verder via de raad zou moeten verlopen. Als dat zo zou zijn, dan zou een advocaat in zijn functioneren voor een cliënt enorm worden belemmerd als de wederpartij een klacht tegen hem of haar indient. De eerste klachtzaak was ook niet van dien aard dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in die zaak te blijven optreden voor de Rabobank. De uitkomst van de eerste klachtzaak laat dat ook zien.

3.3 De kwestie dat verweerster haar beroepsgeheim zou hebben geschonden, is in de eerste klachtzaak al aan de orde geweest. De uitkomst is bekend. Klaagster heeft, daargelaten de vraag wat er dan zou moeten gebeuren, geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die betrekking hebben op dit klachtonderdeel. Ook dat is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter zal alle klachtonderdelen daarom afwijzen als kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 3 oktober 2013

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten