ECLI:NL:TADRARN:2013:65 Raad van Discipline Arnhem 12-234

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:65
Datum uitspraak: 06-05-2013
Datum publicatie: 29-08-2013
Zaaknummer(s): 12-234
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: klacht betreffende het niet informeren cliënt over het verloop van de zaak ( in dit geval beëindigen van werkzaamheden en sluiten van het dossier)  gegrond.

Beslissing van 6 mei 2013

in de zaak 12-234

naar aanleiding van de klacht van:

de heer .P.

klager

tegen:

mr. S.

advocaat te Z

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 december 2012, door de raad ontvangen op 12 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Zutphen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld in de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1. Verweerder trad vanaf december 2008 op voor klager in verband met een geschil van klager met zijn (voormalig) werkgever.

2.2. Voor de bijstand in de loonvorderingszaak werd op 3 april 2009 een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand, die op 15 april 2009 werd verleend.   

2.3. Op 17 april 2009 stuurde verweerder een declaratie naar klager voor een bedrag van € 732, zijnde de door de raad van rechtsbijstand vastgestelde eigen bijdrage.  Deze is door klager voldaan aan verweerder.

2.4. Verweerder stuurde op 21 september 2009 een brief naar de wederpartij waarin de vordering uiteen werd gezet.

2.5. Bij brief van 2 oktober 2009 liet verweerder aan de wederpartij weten zich vrij te achten na drie werkdagen tot het nemen van rechtsmaatregelen over te gaan wanneer niets van de wederpartij zou worden vernomen.

2.6. Verweerder stuurde op 27 november 2009 een mailbericht naar klager waarin klager werd gevraagd een afspraak te maken.

2.7. Op 22 september 2010 berichtte verweerder aan klager dat hij sedert 27 november 2009 niet meer had vernomen van klager en tot sluiting van het dossier zou overgaan. 

2.8. Klager berichtte op 24 september 2010 per mail aan verweerder dat hij verwachtte dat de zaak (alsnog of opnieuw) zou worden opgepakt door verweerder. Klager ontving op 27 september 2010 een leesbevestiging van verweerder die betrekking had op dit mailbericht.

2.9. Op 15 oktober 2010 stelde de raad voor rechtsbijstand voor de zaak een vergoeding van € 530,39 vast. De raad informeerde klager op diezelfde dag over de vaststelling en de mogelijkheid contact op te nemen met zijn advocaat indien klager meer had betaald dan laatstgenoemd bedrag. 

2.10. De wederpartij van klager verzocht verweerder op 1 augustus 2011 haar in een andere kwestie als procesadvocaat bij te staan.

2.11. Op 26 januari 2012 berichtte klager verweerder niets meer van verweerder te hebben vernomen en een klacht te zullen indienen. Diezelfde dag liet verweerder klager per mail weten tot sluiting van het dossier te zijn overgegaan in september 2010. Hij stelde daarin een mail van 24 september 2010 nimmer te hebben ontvangen.

2.12. Op 20 maart 2012 stelde klager verweerder aansprakelijk omdat hij zijn zaak niet goed had behandeld. Vervolgens diende klager op 27 maart 2012 onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten te Zutphen.

3. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder

a) geen procedure aanhangig heeft gemaakt, hetgeen door klager was verzocht en klager daar niet over heeft geïnformeerd

b) de beroepstermijn heeft laten verstrijken

c) op 19 april 2009 een factuur heeft verzonden voor een bedrag van € 732 terwijl later een eigen bijdrage van € 530,36 werd vastgesteld en klager er vanuit ging dat een bedrag van € 201,64 betrekking had op griffiekosten maar er geen procedure was gestart

d) zonder met klager te overleggen het dossier heeft gesloten

e) op enig moment voor de wederpartij van klager is gaan optreden waardoor de belangen van klager niet meer behartigd konden worden

f) klager hierdoor schade heeft geleden.

4. VERWEER

Verweerder stelt zich op het standpunt dat het stadium dat een procedure aanhangig zou worden gemaakt niet is bereikt, hij geen termijn heeft laten verstrijken, klager zelf niet meer reageerde en verweerder klager wel heeft geïnformeerd over sluiting van het dossier. Voorts heeft hij de aanvankelijk opgelegde eigen bijdrage geïnd en later, nadat duidelijk was dat een lagere vergoeding was vastgesteld, het te veel betaalde gerestitueerd. Verweerder is pas veel later opgetreden voor de wederpartij van klager in een andere zaak. Verweerder vindt dat hij hiermee niet klachtwaardig heeft gehandeld.

5. BEOORDELING

5.1. Klachtonderdeel (a), (d) en (f) lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke handeling. Deze klachtonderdelen betreffende de vraag of verweerder als advocaat voldoende zorg heeft betracht jegens klager bij de behandeling van de zaak en de wijze waarop verweerder klager over het verloop van de zaak heeft geïnformeerd.

5.2. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, in overleg met de cliënt, dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om procedures te voeren die hij onhaalbaar acht maar dient de advocaat de cliënt wel goed te informeren  over het verloop van de zaak en de stappen die door de advocaat al dan niet worden gezet.

5.3. De raad is van oordeel dat verweerder dit in de voorliggende situatie niet goed heeft gedaan. Wat er ook zij van de stelling van verweerder dat klager niet meer heeft gereageerd, duidelijk is dat verweerder zelf klager niet adequaat heeft geïnformeerd over de behandeling van zijn zaak. Het gaat niet aan de behandeling van een  zaak terzijde te leggen zonder daar duidelijk met de cliënt over te overleggen en dit schriftelijk te bevestigen. Dit klemt des te meer daar verweerder zonder overleg het dossier heeft gesloten en de verleende toevoeging heeft gedeclareerd als gevolg waarvan verweerder problemen kan ondervinden als hij voor die zaak een opvolgend advocaat wenst in te schakelen. Verweerder heeft door zo te handelen onvoldoende zorg jegens klager betracht en klachtwaardig gehandeld. Klachtonderdeel  (a), (d) en (f) zijn mitsdien gegrond.

5.4. Vooralsnog is het de raad niet gebleken dat er een beroepstermijn is verstreken waardoor klager in dat opzicht beperkt zou worden in zijn mogelijkheden alsnog een vervolg aan zijn zaak te geven. Dit betekent dat klachtonderdeel (b) niet gegrond is.

5.5. Verweerder heeft nadat de toevoeging is verleend terecht de eigen bijdrage, zoals deze aanvankelijk was opgelegd, geïnd.. Ter zitting is niet bestreden dat verweerder na de vaststelling door de raad voor de rechtsbijstand en nadat was bekeken welke gevolgen dit had voor de geinde eigen bijdrage, het verschil aan klager heeft geretourneerd. Daarmee is klachtonderdeel (c) niet gegrond Verweerder had evenwel zijn werkzaamheden naar het oordeel van de Raad niet zonder daarover overleg te plegen met  klager mogen declareren. Verweerder had klager de gelegenheid moeten bieden zijn zaak op basis van de verleende toevoeging door een andere advocaat te laten behandelen.

5.6. Verweerder is pas veel later gaan optreden voor de wederpartij van klager. Dat dit verweerder heeft belemmerd in zijn mogelijkheden voor klager op te treden is niet gebleken. Dit heeft tot gevolg dat klachtonderdeel (e) niet gegrond is.

6 MAATREGEL

Mede gezien de ernst van de tekortkoming is de raad van oordeel dat een maatregel op zijn plaats is. De raad legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.

7 BESLISSING

De raad van discipline verklaart: 

- klachtonderdelen a, d, f gegrond

- klachtonderdelen b, c en e niet gegrond

- Legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, H. Dulack, J.A. Holsbrink en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten van Midden Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.