ECLI:NL:TADRARN:2013:63 Raad van Discipline Arnhem 12-218

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:63
Datum uitspraak: 06-05-2013
Datum publicatie: 29-08-2013
Zaaknummer(s): 12-218
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht betreffende zorg voor de cliënt ongegrond: ongunstige uitkomst is niet aan optreden advocaat te wijten

Beslissing van 6 mei 2013

in de zaak 12-218

naar aanleiding van de klacht van:

de heer M.

klager

tegen:

mr. L

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 november 2012, door de raad ontvangen op 16 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld in de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1. Verweerster trad vanaf 3 maart 2011 op als advocaat voor klager in verband met een echtscheidingsprocedure. Nadat daarvóór op 18 februari 2011 door verweerster algemene informatie was gegeven informeerde verweerster bij mail bericht van 15 maart 2011 over de in het kader van de echtscheiding te regelen zaken, zoals alimentatie, omgang met de kinderen, de verdeling conform de huwelijkse voorwaarden en pensioen. Tevens informeerde verweerster klager over haar uurtarief maar stelde zij –in verband met een op dat moment aan klager gegeven onverwijld ontslag- ten behoeve van de bijstand een toevoeging te zullen aanvragen. Wanneer deze niet zou worden verleend, zouden afspraken over de honorering worden gemaakt. Verweerster bevestigde ten behoeve van de alimentatieprocedure als advocaat voor klager te zullen optreden.

2.2. Het verzoek om rechtsbijstand werd op 28 maart 2011 door de raad voor rechtsbijstand afgewezen.

2.3. Op 31 maart 2011 stuurde verweerster klager twee brieven waarin zij hem informeerde over de in de zaak te ondernemen actie en tevens het daarbij -voor de door haar te verlenen rechtsbijstand- geldende uurtarief.

2.4. Bij mailbericht van 12 april 2011 en 3, 19 mei 2011 en bij brief van 6 juni 2011 en mailbericht van 10 juni 2011 vroeg verweerster klager alle relevante informatie aan haar ter hand ter stellen ten behoeve van de vaststelling van de kinderalimentatie zoals informatie en bewijsstukken ter zake van de inkomens- en uitkeringssituatie van klager.

2.5. Bij mailbericht van 13 juni 2011 informeerde klager verweerster over de aflossing van schulden.

2.6. Op 25 juli 2011 hebben klager en verweerster de financiële stukken en de positie van klager besproken. In een brief van 26 juli 2011 heeft verweerster de inhoud van dit gesprek bevestigd, onder meer dat zij verweer zou voeren ter zake van de vaststelling van alimentatie en op welke wijze de verdeling van de gemeenschappelijk boedel (huis, hypotheek en levensverzekeringen credit cards) zou worden gerealiseerd. Verweerster vroeg daarbij bij klager om nadere informatie.

2.7. Door verweerder werd op 26 juli 2011 een verweerschrift ingediend.

2.8. Op 9 november 2011 werd door verweerster uitvoerig uitleg gegeven over de relevantie van feiten en omstandigheden ten behoeve van het verweer in de alimentatiekwestie waarvan de behandeling op 28 november 2011 was bepaald. Tevens vroeg zij in verband met die behandeling wederom om informatie van de zijde van klager. Voorts informeerde verweerster klager uitvoerig over de relevante feiten betreffende de verdeling van de boedel en het ouderschapsplan en stelde zij een betalingsregeling voor in verband met de aan haar te betalen facturen, te weten dat maandelijks een bedrag van € 100 zou worden betaald. 

2.9. Bij mailbericht van 1 december 2011 wees verweerster klager er op dat de rechtbank van mening was dat onvoldoende informatie door klager was verstrekt en deze alsnog verstrekt diende te worden.

2.10. Op 30 januari 2012 berichtte klager verweerster naar aanleiding van een door verweerster opgesteld verweer over zorgkosten, de terugvordering bij zijn voormalig echtgenoot van een vordering van de belastingdienst, de verdeling van schulden en verschillende andere kosten.

2.11. Verweerster informeerde klager op 26 maart 2012 schriftelijk ter zake van de kansen van een hoger beroep tegen de alimentatiebeschikking. In deze brief stelde zij het onaanvaardbaar te achten verdere rechtsbijstand te verlenen terwijl een aantal van haar facturen onbetaald bleven (in totaal € 7.650, 48) en verzocht zij klager een aanmerkelijk deel van de nog openstaande bedragen binnen twee maanden te voldoen.

2.12. Op 4 april 2012 stuurde klager een brief aan verweerster waarin hij stelde er niet mee akkoord te gaan de openstaande facturen ineens te moeten betalen en tevens vroeg om een urenspecificatie bij de verzonden facturen.

2.13. Kort nadien besloot klager zich te laten bijstaan door een andere advocaat.

2.14. Bij brief van 16 april 2012 berichtte verweerster het dossier over te dragen aan de opvolgend advocaat zodra het bedrag verschuldigd voor door haar verzonden nota’s op een rekening van de raad van toezicht zou zijn betaald. 

2.14. Vervolgens diende klager op 17 april 2012 onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten te Almelo.

3. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster

a) een gebrekkig ouderschapsplan heeft opgesteld

b) onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de draagkracht anders is dan vastgesteld waardoor een te hoge alimentatie is vastgesteld

c) onvoldoende heeft gedaan om te bewerkstelligen dat klager beschikt over zijn persoonlijke bezittingen

d) onvoldoende heeft gedaan om een belastingteruggave van de ex-echtgenoot van klager terug te vorderen

e) onvoldoende heeft gedaan waardoor klager het grootste gedeelte van de huwelijkse schulden betaalt.

4. VERWEER

Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij zo goed als dat mogelijk was het belang van klager heeft gediend maar dit door de gebrekkige informatie die werd verkregen van de kant van klager niet is gelukt. Niet zij maar klager zelf zou de verdeling van de persoonlijke bezittingen en de gemeenschap ter hand nemen om de voor haar rechtsbijstand in rekening te brengen kosten beperkt te houden.

5. BEOORDELING

5.1. De klachtonderdelen betreffen de vraag of verweerster als advocaat onvoldoende zorg heeft betracht jegens klager bij de behandeling van de zaak. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, in overleg met de cliënt, dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

5.2. Het verwijt dat besloten ligt in klachtonderdeel (a) is bij het ontbreken van een onderbouwing niet komen vast te staan.

5.3. Dat een te hoge alimentatie is vastgesteld is niet komen vast te staan en evenmin dat verweerster daarbij de feitelijke draagkracht van klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Wel is het de raad op basis van de verstrekte informatie duidelijk dat verweerster verschillende keren informatie heeft opgevraagd bij klager ten einde ten behoeve van de gerechtelijke procedure inzicht in de draagkracht te geven, maar deze informatie niet aanstonds kreeg. Dat verweerster daarbij niet gevraagd heeft om juiste informatie en de rechtbank daarbij of vervolgens niet goed heeft geïnformeerd, is (eveneens) niet komen vast te staan. Dit betekent dat klachtonderdeel (b) niet gegrond is.

5.4. Klachtonderdelen (c), (d) en (e) lenen zich naar oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gesteld is het de raad duidelijk dat klager zelf de verdeling van persoonlijke en gemeenschappelijke bezittingen ter hand zou nemen en verweerster daarbij zou adviseren. Zij heeft dit ook gedaan. Pas in januari 2012 zijn actiepunten geformuleerd door klager in verband met de verdeling van persoonlijke eigendommen, de belastingteruggave en de verdeling van schulden. Daarvóór had verweerster daar geen bemoeienis mee, behoorde het althans niet tot de opdracht van verweerster dat zij in die kwesties maatregelen zou ondernemen. Dit zo zijnde kan niet worden geconcludeerd dat verweerster onvoldoende heeft gedaan ten behoeve van dit aspect van de scheiding daar de door haar aan klager verleende rechtsbijstand reeds in april 2012 is beëindigd. Dit betekent dat klachtonderdeel (c) (d) en (e) niet gegrond zijn.

6. BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, H. Dulack, J.A. Holsbrink en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.

griffier       voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten van Oost Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.