ECLI:NL:TADRARN:2013:52 Raad van Discipline Arnhem 13-164

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:52
Datum uitspraak: 31-07-2013
Datum publicatie: 15-08-2013
Zaaknummer(s): 13-164
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij in een familiezaak. Klager verwijt verweerder de zorgregeling zonder reden en zonder overleg te hebben opgeschort; onder valse voorwendsels uitstel in een procedure te hebben gevraagd; zich onvoldoende behoedzaam te hebben gedragen en onvoldoende distantie te hebben gehouden; zich te weinig te hebben ingezet om een minnelijke regeling te bereiken en zich onnodig grievend over klager te hebben uitgelaten. Verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager. In die rol kwam verweerder een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Die vrijheid werd begrensd door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij maar de laatste belangen stonden daarbij niet voorop. Klager was met zijn ex echtgenote in een hevig conflict gewikkeld. De feiten waarop de klacht is gebaseerd zijn niet komen vast te staan, althans de voorzitter ziet de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de feiten die wel zijn komen vast te staan niet in. Klager houdt verweerder ten onrechte verantwoordelijk voor het feit dat het conflict van klager met zijn ex echtgenote zo hoog opliep. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 31 juli 2013

in de zaak 13-164

naar aanleiding van de klacht van:

de heer X

wonende te A klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 3 juli 2013 met kenmerk K12/158, door de raad ontvangen op 5 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij brief van 15 augustus 2012 heeft klager zich tot de deken van de Orde van Advocaten in (thans) Gelderland gewend met een klacht over verweerder. De klacht werd aangevuld bij brief van 25 februari 2013 en is door de deken onderzocht.

1.3 Klager heeft samengewoond met mevrouw M. Zij hebben samen een dochtertje. Aan de samenleving is een einde gekomen en daarbij of naar aanleiding daarvan zijn allerlei geschillen ontstaan, onder meer over de omgang van klager met beider kind. Verweerder heeft mevrouw M. bijgestaan van april 2011 tot eind januari 2012.

2 KLACHT

2.1 De klacht die uit meerdere onderdelen bestaat houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in zijn rol als advocaat van mevrouw M tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet:

a) door zonder onderbouwing en zonder overleg met de advocaat van klager te laten weten dat de zorgregeling die in maart 2011 werd vastgesteld voor minimaal twee weken opgeschort zou worden en dat zijn cliënte zou verblijven in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Middels overleg met de advocaat van klager is dat anders uitgevoerd, maar later dat jaar is verweerder weer enkele malen tekortgeschoten toen zijn cliënte handelde in strijd met hetgeen werd vastgelegd in de zorgregeling.

b) Door onder valse voorwendselen uitstel te vragen voor het indienen van een verweerschrift in de bodemprocedure. Daarmee is onjuiste informatie verschaft aan de rechtbank. Het uitstel werd gebruikt om een reactie te redigeren in een kort geding dat aanhangig was tussen klager en mevrouw M. Op een zeer ontijdig moment vlak voor de mondelinge behandeling werd de advocaat van klager daarmee geconfronteerd waardoor klager werd geschaad.

c) Door zich (1) niet confraterneel en onvoldoende behoedzaam te gedragen door onder meer herhaaldelijk niet te reageren op brieven van de advocaat van klager, onredelijke verhinderdata op te geven, tijdens een zitting van 19 mei 2011 afspraken te maken over taxatie van de gemeenschappelijke woning en zich daarna niet te houden aan de afspraken, na het wijzen van het vonnis van 1 juni 2011 niet de vereiste medewerking te verlenen, door (2) nadat de waarde van de woning in juni 2011 werd vastgesteld te zeggen dat medewerking zou worden verleend aan overdracht van de woning aan klager en zich niet aan de toezegging te houden, door niet te reageren op aanmaningen aan mevrouw M om (nadat in november 2011 de akte van verdediging was getekend) mee te werken aan de afwikkeling van de verdeling, door (3) in november 2011 leugenachtige mededelingen te doen en gebruik te maken van gegevens waarvan hij wist dat die niet juist waren met betrekking tot de door zijn cliënte gevorderde alimentatie, door (4) niet te proberen om de zaken middels een minnelijke regeling af te doen en daardoor de zaken onnodig te laten escaleren, door (5) zijn cliënte onder meer niet te overtuigen van de noodzaak van een oplossingsgerichte benadering en niet toe te werken naar een evenwicht en door (6) onvoldoende distantie te houden, door (7) gebruik te maken van de door zijn cliënte onrechtmatig verkregen e-mailberichten, door (8) zich onnodig grievend uit te laten en door het geven van zodanige kwalificaties aan het gedrag van klager dat daardoor zijn belangen onnodig zijn geschaad en door te procederen tegen zijn cliënte nadat de relatie werd verbroken en zich daarbij verwijtbaar te gedragen.

d) Door met zijn gedragingen voor klager onnodige kosten te veroorzaken en hem daarmee zowel financieel als emotioneel te belasten.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist. De verschillende feitelijkheden die in klachtonderdeel c zijn opgenomen zijn van een cijfer voorzien, zodat daarnaar hieronder eenvoudig kan worden verwezen. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat komt zo nodig bij de bespreking van de verschillende klachtonderdelen aan de orde.

3.2 Verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager. In die rol kwam verweerder een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Die vrijheid werd begrensd door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij maar de laatste belangen stonden daarbij (uiteraard) niet voorop. In die belichting moeten de verschillende klachtonderdelen worden beoordeeld. Klager doet ook een beroep op de gedragscode die de Raad voor Rechtsbijstand (op dit moment) hanteert voor die advocaten die in aanmerking willen komen voor het verlenen van door de overheid gefinancierde rechtshulp in zaken van personen– en familierecht. Die code, waarvan de status minst genomen een onduidelijke is omdat het maar zeer de vraag is of de Raad voor Rechtsbijstand bevoegd is om gedragsregels voor advocaten te introduceren, werd evenwel pas “van kracht” nadat verweerder de relatie met mevrouw M had beëindigd. Het optreden van verweerder zal niet aan die code, die overigens in het licht van de gedragsregels voor advocaten en de wijze waarop door de tuchtrechter daarmee wordt omgesprongen niet of nauwelijks zelfstandige betekenis heeft, worden getoetst.

3.3 Klachtonderdeel a. Het is van belang om vast te stellen dat partijen het in deze procedure over vele feiten en feitelijkheden met elkaar oneens zijn en dat klager met mevrouw M in een hevig conflict was gewikkeld. Klager houdt verweerder daarvoor (mede-) verantwoordelijk. Als het juist is dat klager in maart 2011 de gemeenschappelijke woning waarin mevrouw M verbleef zonder haar toestemming heeft leeggehaald dan is dat gebeurd voordat verweerder bemoeienis kreeg met de zaak. De mishandelingen waarvan aangifte tegen klager is gedaan zouden hebben plaatsgegrepen op 25 april 2011 en verweerder was toen nog maar net bij de zaak betrokken. Kort na hetgeen op 25 april 2011 zou zijn voorgevallen is de uitvoering van de zorgregeling waarom het in klachtonderdeel a gaat opgeschort. Uitgaande van de mogelijke juistheid van de aangifte die naar aanleiding van de gebeurtenissen op 25 april 2011 werd gedaan (de tuchtrechter heeft niet de taak om de juistheid daarvan te onderzoeken) is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geweest dat de opschorting plaatsvond zonder overleg met de advocaat van klager. Zonder onderbouwing was die opschorting evenmin. Dat verweerder verderop in de tijd enkele malen ”tekort (lees: is) geschoten toen zijn cliënte handelde in strijd met hetgeen werd vastgelegd in de zorgregeling” is feitelijk onvoldoende uitgewerkt. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

3.4 Voor klachtonderdeel b geldt mutatis mutandis hetzelfde. Niet is komen vast te staan dat verweerder “onder valse voorwendselen” uitstel voor het indienen van een verweerschrift heeft verzocht en verkregen.

3.5 Klachtonderdeel c. De feiten waarop aspect (1) is gebaseerd zijn niet komen vast te staan. Hetzelfde geldt voor (2). Dat verweerder uitdrukkelijk ook met hem gemaakte afspraken niet is nagekomen komt niet uit de verf. Bij aspect (3) gaat het om een bedrag van € 300,- per maand dat in het conflict over de alimentatie is opgevoerd voor een schuld waarop door mevrouw M niet werd afgelost. Echter in de processtukken noch ter zitting is betoogd dat dat op dat moment wel het geval was. Ook in deze handelwijze ziet de voorzitter derhalve geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Klager had de mogelijkheid om in de procedure verweer te voeren tegen het in zijn visie onjuiste opvoeren van genoemd bedrag en zal dit ook hebben gedaan. Wat aspect (4) betreft: daarbij gaat klager ervan uit dat niet de scherpte van de verhoudingen tussen klager en mevrouw M en de wensen van mevrouw M de oorzaak zijn geweest van het feit dat het niet tot een minnelijke regeling kwam, maar (ook) de wijze waarop verweerder is opgetreden. In het licht van hetgeen hiervoor in het bijzonder met betrekking tot klachtonderdeel a is overwogen is dat niet aannemelijk. De stelling dat verweerder geen of onvoldoende moeite heeft gedaan om te bereiken dat het conflict niet (verder) escaleerde mist onderbouwing. Voor de aspecten (5) en (6) geldt hetzelfde. Aspect (7) is niet voldoende feitelijk uitgewerkt. De e-mailberichten waarop dit aspect betrekking heeft dateren uit de periode dat partijen nog samenwoonden en verweerder stelt deze e-mailberichten in schriftelijke vorm voorzien van aantekeningen van klager van mevrouw M te hebben ontvangen en geen enkele reden te hebben gehad om te veronderstellen dat deze stukken (mogelijk) onrechtmatig waren verkregen. Dat dat wél het geval is geweest en verweerder dat heeft moeten weten is door klager niet aannemelijk gemaakt zodat ook dit aspect kennelijk ongegrond is. Ten aanzien van aspect (8) overweegt de voorzitter dat klager heeft nagelaten om concreet te maken waar de onnodig grievende uitlatingen uit zouden hebben bestaan. Dat verweerder in de processtukken ferme stellingen heeft ingenomen kan klager verweerder niet verwijten, want dit behoorde tot zijn taak als belangenbehartiger van mevrouw M. Dat verweerder daarmee over de schreef is gegaan is niet komen vast te staan. Alle aspecten van klachtonderdeel c zijn derhalve kennelijk ongegrond.

3.6 Klachtonderdeel d. Voor zover dit klachtonderdeel in het licht van de hiervoor besproken verwijten zelfstandige betekenis heeft moet worden vastgesteld dat klager verweerder ten onrechte verantwoordelijk houdt voor het feit dat het conflict van klager met mevrouw M zo hoog opliep met alle financiële en emotionele consequenties van dien. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht van klager tegen verweerder is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 31 juli 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager en verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten