ECLI:NL:TADRARN:2013:40 Raad van Discipline Arnhem 12-207

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:40
Datum uitspraak: 13-05-2013
Datum publicatie: 15-07-2013
Zaaknummer(s): 12-207
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster handelde tuchtrechtelijk verwijtbaar door klager niet in te lichten dat de zitting zou worden waargenomen door een andere advocaat en de zaak niet naar behoren over te dragen aan de waarnemend advocaat.  Onvoldoende met klager het belang van door hem ingebrachte stukken besproken. Verzet gegrond.

Beslissing van 13 mei 2013

in de zaak 12-207

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 30 november 2012 op de klacht van:

de heer [ ]

[ ]klager

tegen:

mr. [ ]

advocaat te [ ]

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 31 oktober 2012 met kenmerk RvT 1112-9320, door de raad ontvangen op 1 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 30 november 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 december 2012 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 15 december 2012 door de raad ontvangen op 18 december 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door mevrouw G., en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van  15 december 2012.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerster stond klager bij in een geschil met de Sociale Dienst van de gemeente Dordrecht. Klager zou inkomsten uit de autohandel hebben verzwegen. De gemeente heeft de uitkering van klager tot een bedrag van     € 22.075,30 teruggevorderd en gedurende een periode van aanvankelijk 3 maanden, na bezwaar teruggebracht tot ruim anderhalve maand, met 100 % verlaagd. Tegen beide besluiten is beroep ingesteld. Op 24 augustus 2009 is het beroep ter zitting van de rechtbank te Dordrecht behandeld. Op 13 oktober 2009 vond de behandeling van het hoger beroep plaats tegen de terugvordering van de uitkering.

2.3 Klager heeft aan verweerster een aantal stukken ter beschikking gesteld, waaronder een rapportage van de sociale recherche, waarin wordt vermeld dat het Openbaar Ministerie geen strafvervolging instelt, omdat het nagenoeg onmogelijk is te onderzoeken wat het juiste benadelingsbedrag is geweest. Onder de stukken bevond zich voorts een door de fiscaal adviseur mevrouwG. opgesteld financieel overzicht van op naam van klager gestelde voertuigen. Op deze stukken is in de procedure geen beroep gedaan.

2.4 Verweerster stond klager bij in de beroep procedure bij de rechtbank. Klager is ter zitting van 24 augustus 2009 echter bijgestaan door mr. K. Klager is hierover niet tevoren geïnformeerd  Verweerster was niet in staat de zitting zelf bij te wonen in verband met ziekte. Verweerster heeft niet met mr. K. in het kader van de overdracht van de zaak gesproken.

2.5 Op 13 oktober 2009 is klager bijgestaan door mr. S. Klager is niet tevoren op de hoogte gesteld dat verweerster zijn zaak niet meer behandelde. Eerst kort voor de aanvang van de zitting sprak hij voor het eerst met mr. S.

2.6 Verweerster is op 1 september 2009 met zwangerschapsverlof gegaan. Naar aanleiding van de mededeling van verweerster dat zij na haar verlof niet zou terugkeren is een arbeidsconflict ontstaan met haar kantoorgenote en werkgeefster mr. S. Verweerster heeft haar zaken schriftelijk overgedragen aan mr. S. Verweerster had na haar verlof niet meer de beschikking over de dossiers.

2.7 Bij brief met bijlagen van 13 april 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Zij zich op 24 augustus 2009 zonder voorafgaande aankondiging bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep van klager bij de rechtbank heeft laten vervangen door een kantoorgenoot;

b) Zij onvoldoende gebruik heeft gemaakt van door klager aangeleverd bewijsmateriaal waaruit bleek dat klager geen inkomsten uit de autohandel had.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

- de voorzitter bij zijn beslissing van een onjuiste veronderstelling met betrekking tot een aantal feiten is uitgegaan;

- er heeft geen behoorlijke overdracht van de zaak plaatsgevonden, waardoor klagers belangen zijn geschaad;

- op de door klager aan verweerster overgelegde stukken is geen beroep gedaan. Verweerster heeft hierover geen overleg gehad met klager.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft aangevoerd dat ziekte, zwangerschapsverlof en het arbeidsconflict debet zijn aan de gang van zaken. Verweerster erkent dat een en ander geen schoonheidsprijs verdient. Verweerster is echter niet verantwoordelijk voor de manier waarop anderen klager hebben bijgestaan. In het gesprek ten overstaan van de deken op 29 augustus 2012 heeft verweerster haar excuses aangeboden voor de gang van zaken.

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van de klacht is de voorzitter van een onjuiste veronderstelling met betrekking tot een aantal feiten uitgegaan. De feiten, zoals die zijn gebleken, zijn opgenomen onder 2. van deze beslissing.

5.2 Klachtonderdeel a.

Verweerster was in de periode voorafgaande aan de mondelinge behandeling van 24 augustus 2009 veelvuldig ziek. Zij zou op 1 september 2009 met zwangerschapsverlof gaan. In de aanloop naar de zitting van 24 augustus 2009 heeft verweerster geen maatregelen getroffen voor het geval zij –onverhoopt - klager niet zelf ter zitting bij zou kunnen staan. Verweerster heeft klager van haar situatie niet op de hoogte gebracht. Gelet op het tijdstip van de zitting, vlak voor het begin van haar verlof en het feit dat zij in de laatste periode van haar zwangerschap kennelijk vaker was uitgevallen, had het in de rede gelegen klager te informeren over haar situatie en de getroffen voorzieningen. Het had voorts op haar weg gelegen om klager voorafgaand aan de zitting te informeren, zelf en indien dat niet mogelijk was, via een ander, dat zij de zitting niet zou kunnen bijwonen.

Er heeft voorts geen deugdelijke overdracht van de zaak aan de vervanger plaats gevonden. Op de advocaat rust de verplichting om bij waarneming van een mondelinge behandeling door een andere advocaat, zich ervan te vergewissen dat de waarnemende advocaat voldoende geïnformeerd is over de kwestie. Minst genomen dient telefonisch overleg plaats te vinden.

Klachtonderdeel a. is derhalve gegrond.

5.3 Klachtonderdeel b.

Gesteld noch gebleken is dat verweerster het eventuele belang van de door klager aangeleverde stukken met klager heeft besproken. De stukken zijn door verweerster niet onder de aandacht van haar waarnemers gebracht.

De stukken vermeld onder 2.3 van deze beslissing, komen de raad in het licht van de kwestie waarin verweerster klager bijstond, niet aanstonds irrelevant voor. Indien verweerster van mening was dat deze stukken buiten beschouwing zouden moeten worden gelaten, dan had verweerster dit met klager dienen te bespreken. Door dit na te laten handelde verweerster klachtwaardig. Klachtonderdeel b. is derhalve eveneens gegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet gegrond.

Klachtonderdelen a. en b. zijn beiden gegrond.

De raad van discipline legt aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, F.A.M. Knüppe, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier  en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.