ECLI:NL:TADRARN:2013:38 Raad van Discipline Arnhem 13-24

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:38
Datum uitspraak: 01-07-2013
Datum publicatie: 15-07-2013
Zaaknummer(s): 13-24
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Second opinion. Verweerder heeft klaagster de keuze voorgelegd of zij akkoord wenste te gaan met de bereikte regeling. Klaagster had vrijheid daar niet mee in te stemmen. Dat betekent echter niet dat van verweerder verwacht had mogen worden dat hij nader onderzoek had laten uitvoeren, indien hij van oordeel is dat hierin geen beter resultaat kan worden bereikt. Verweerder heeft klaagster geïnformeerd waarom hij geen mogelijkheden zag met succes tot een hogere schadevergoeding voor klaagster te komen en dat er een risico was dat de aangeboden vergoeding uiteindelijk lager zou uitvallen. Het stond verweerder vrij klaagster te berichten dat hij geen verdere actie meer zou ondernemen indien klaagster geen genoegen wilde nemen met de aangeboden regeling.  De klacht wordt ongegrond verklaard.

Beslissing van 1 juli 2013

in de zaak 13-24

naar aanleiding van de klacht van:

[ ]

adres

klaagster

tegen:

mr. X.

advocaat te U.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 januari 2013 met kenmerk RvT 112-9399/LB/sd, door de raad ontvangen op 17 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2013 in aanwezigheid van klaagster, haar dochter en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In 2006 is de man van klaagster overleden aan een mesothelioom. In februari 2011 heeft klaagster zich gewend tot het Comité Asbestslachtoffers voor hulp bij het verkrijgen van een schadevergoeding.

2.3 Het Comité Asbestslachtoffers heeft een schaderapport opgesteld.

2.4 Er is vervolgens een geschil ontstaan tussen klaagster enerzijds en de aansprakelijkheidsverzekeraar Achmea anderzijds over de omvang van de materiële schade. Achmea schatte de schade veel lager in.

2.5 Achmea heeft klaagster de mogelijkheid geboden een second opinion te laten uitvoeren. Het Comité Asbestslachtoffers heeft klaagster hiervoor verwezen naar verweerder.

2.6 Omdat het geschil vooral betrekking had op de wijze waarop de materiële schade moest worden berekend, heeft verweerder aan klaagster voorgesteld een expertisebureau in te schakelen. Klaagster heeft met dit voorstel ingestemd.

2.7 Het expertisebureau heeft geadviseerd in te stemmen met de berekening van Achmea.

2.8 Bij brief met bijlagen van 18 juli 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) de second opinion niet overeenkomstig de afspraak uit te voeren;

b) een deskundige in te schakelen die niet deskundig bleek;

c) te weigeren klaagster het originele dossier (inclusief medisch dossier) van klaagster te retourneren.

4 VERWEER

Verweerder heeft zich tegen de klachten verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijk verwijt eerst aan de orde kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.2 De raad zal de klachtonderdelen met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdelen a en b

5.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat verweerder klaagster heeft geïnformeerd en heeft toegelicht waarom hij het noodzakelijk vond voor de beoordeling van de schadeberekening het expertisebureau Groot in te schakelen. Klaagster heeft schriftelijk haar instemming gegeven aan de inschakeling van het expertisebureau. Dat het expertisebureau onvoldoende deskundig zou zijn, heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt.

5.4 De schade-expert heeft een onderzoek ingesteld en geconcludeerd dat de door de verzekeraar aangeboden schadevergoeding op correcte en coulante wijze was berekend. De expert zag geen ruimte voor een nieuwe ruimere schadevaststelling. Verweerder heeft klaagster vervolgens geïnformeerd en toegelicht waarom hij van mening was dat de bereikte regeling het maximaal haalbare was. Verweerder heeft ook uitgelegd waarom hij het verstandig vond een regeling te treffen en geen verder onderzoek te laten verrichten, waarbij een belangrijke rol speelde dat de kosten van een aanvullend onderzoek niet door de verzekeraar zouden worden vergoed. Verweerder heeft klaagster vervolgens de keuze voorgelegd of zij akkoord wenste te gaan met de bereikte regeling. Het was klaagsters goed recht om niet met dit voorstel in te stemmen. Dat betekent echter niet dat van verweerder verwacht had mogen worden dat hij nader onderzoek had laten uitvoeren, indien hij van oordeel is dat hierin geen beter resultaat kan worden bereikt. Verweerder heeft klaagster geïnformeerd waarom hij geen mogelijkheden zag met succes tot een hogere schadevergoeding voor klaagster te komen en dat er een risico was dat de aangeboden vergoeding uiteindelijk lager zou uitvallen.

Het stond verweerder vrij klaagster te berichten dat hij geen verdere actie meer zou ondernemen indien klaagster geen genoegen wilde nemen met de aangeboden regeling. Het lag op de weg van klaagster om een andere advocaat te nemen als zij nader onderzoek wenselijk achtte.

5.5 Nu verweerder op grond van het voorgaande geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken, zal de raad dit klachtonderdeel als ongegrond afwijzen.

Ad klachtonderdeel c

5.6 Ter zitting is komen vast te staan dat klaagster inmiddels de beschikking heeft gekregen over het volledige dossier. Niet is komen vast te staan dat verweerder bij de overdracht van het dossier onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld.

De raad acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen a tot en met c ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.