ECLI:NL:TADRARN:2013:185 Raad van Discipline Arnhem 13-149

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:185
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 16-01-2014
Zaaknummer(s): 13-149
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dat verweerder zich intimiderend tegenover klager heeft gedragen is niet komen vast te staan. Hij heeft alleen niet willen praten zolang er parallel nog een procedure liep. Hij had er wel beter aan gedaan dat eerder aan klager te laten weten zodat de afspraak voor dit gesprek afgezegd had kunnen worden. Verweerder heeft ook erkend dat dit beter zou zijn geweest. Dat hij dit heeft nagelaten in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 13-149

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 1 juli 2013 met kenmerk 1213-9517, door de raad ontvangen op 2 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 oktober 2013 in aanwezigheid van alleen verweerder. Klager heeft op de ochtend van de zitting met de griffie van de raad gebeld en gezegd dat hij door ziekte verhinderd was de zitting bij te wonen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is eigenaar van het pand te [A] waarin restaurant [B] is gevestigd. Eigenaar van het restaurant is [C] waarvan de heer [D] bestuurder is.

2.3    Tussen de Stichting [aA], hierna te noemen ‘de Stichting’, en de voormalige eigenaar van het restaurant is op 15 juli 1997 een huurovereenkomst gesloten voor het gebruik van het naastgelegen parkeerterrein dat eigendom is van de Stichting. De rechten en verplichtingen uit hoofde van deze huurovereenkomst zijn ingevolge het kettingbeding in de huurovereenkomst overgegaan op de nieuwe exploitant van het restaurant.

2.4    De heer [D] en klager zouden op 8 november 2012 in het restaurant een bespreking hebben met mevrouw [P] namens de Stichting over de overeenkomst.

2.5    Parallel aan deze kwestie liep een bezwaarschriftprocedure bij de gemeente terzake de uitbreidingsplannen van [aA]. Diverse omwonenden, waaronder klager en het restaurant, hadden tegen die plannen bezwaar ingediend. In die procedure werden zij bijgestaan door een advocaat, [S].

2.6    Op 8 november 2012 werden klager en de heer [D] verrast door de aanwezigheid van verweerder. Zij waren tevoren niet van diens komst op de hoogte gesteld. Verweerder gaf direct bij aankomst te kennen dat er geen gesprek zou plaats vinden. Enige tijd later is het contact tussen mevrouw [P] en de heren [D] en klager voortgezet. Verweerder heeft zich verder op de achtergrond gehouden. De kwestie is inmiddels opgelost.

2.7    In de bestuursrechtelijke procedure heeft verweerder zich op 12 november 2012 voor de Stichting gesteld. Op 23 november 2012 heeft in die procedure een hoorzitting plaats gevonden. Op 2 december 2012 heeft [S] het bezwaar namens alle bezwaarmakers ingetrokken.

2.8    Bij brief met bijlage van 20 november 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    zich op 8 november 2012 grievend jegens klager en de medebelanghebbenden heeft uitgelaten en hen onder druk heeft gezet om het bestuursrechtelijke bezwaar in te trekken;

b)    rechtstreeks met klager in contact is getreden hoewel hij wist dat klager c.s. werden bijgestaan door een eigen advocaat.

3.2    Volgens klager gedroeg verweerder zich na binnenkomst intimiderend door staande te verlangen dat klager en de zijnen eerst het bezwaar tegen de uitbreidingsplannen in zouden trekken alvorens de onderhandelingen over een nieuwe huurovereenkomst over het parkeren konden beginnen. Vervolgens is verweerder vertrokken zonder dat een gesprek op gang heeft kunnen komen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder ontkent dat hij zich op 8 november 2012 intimiderend heeft gedragen. De Stichting had hem geconsulteerd nadat er al meerdere brieven over de parkeerkwestie tussen de Stichting en de heer [D] waren gewisseld. Het gesprek zou plaats vinden op verzoek van de heer [D]. Verweerder vond het beter om op dat moment niet met de heren in gesprek te gaan. Dat hing samen met de toen lopende bezwaarschriftprocedure. Hij heeft niet verlangd dat het bezwaar zou worden ingetrokken. Hij heeft hen toen meegedeeld dat geen rechten zouden worden weggegeven nu zij aan het procederen waren. Hij erkent dat het beter was geweest om tevoren telefonisch te laten weten dat hij en de Stichting op dat moment niet wilden praten.

4.2    Het was verweerder wel bekend dat klager en de heer [D] in de bestuursrechtelijke procedure werden bijgestaan door een advocaat. Nu de huurovereenkomst van het parkeerterrein daar los van staat achtte hij zich vrij in die kwestie rechtstreeks met klager te communiceren.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Dat verweerder zich op 8 november 2012 intimiderend tegenover klager heeft gedragen door van hem en de zijnen te verlangen dat zij hun bezwaarschrift tegen de uitbreidingsplannen van de Stichting zouden intrekken voordat hij tot een gesprek met hen over de huur van het parkeerterrein bereid zou zijn is niet komen vast te staan. Verweerder heeft dat immers gemotiveerd betwist. Hij heeft alleen niet willen praten zolang de bezwaarprocedure nog liep. Dat stond hem vrij. Hij had er wel beter aan gedaan dat eerder aan klager te laten weten zodat de afspraak voor dit gesprek afgezegd had kunnen worden. Verweerder heeft ook erkend dat dit beter zou zijn geweest. Dat hij dit heeft nagelaten valt op zichzelf echter niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Klager en de zijnen werden door een advocaat bijgestaan in de bestuursrechtelijke procedure, niet in de kwestie van de parkeerplaatsen. In die aangelegenheid stond het verweerder vrij zich rechtstreeks met klager en de zijn te verstaan. Ook dit onderdeel zal dan ook als ongegrond afgewezen worden.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klager tegen verweerder is in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, F.A.M. Knüppe, H.H. Tan en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.

griffier    voorzitter