ECLI:NL:TADRARN:2013:138 Raad van Discipline Arnhem 13-180

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:138
Datum uitspraak: 09-09-2013
Datum publicatie: 02-12-2013
Zaaknummer(s): 13-180
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van 9 september 2013

in de zaak 13-180

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 12 augustus 2013 met kenmerk K13/02 door de raad ontvangen op 12 augustus 2013, en van de op de daarin vermelde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 8.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder behartigt de belangen van de ex-echtgenoot van klaagster. Klaagster en haar ex-echtgenoot  zijn verwikkeld (geweest) in diverse gerechtelijke procedures verband houdende met hun echtscheiding en de afwikkeling van de gevolgen daarvan.

1.3 De ex-echtgenoot van klaagster is door het gerechtshof Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk wegens mishandeling meermalen gepleegd en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht eveneens meermalen gepleegd. Hierbij zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, één daarvan is een contactverbod met betrekking tot klaagster. 

1.4 Bij brief van 5 januari 2013 heeft klaagster de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) de rechtbank tijdens een zitting met betrekking tot het gezag over de minderjarige kinderen van partijen onjuist te informeren over de afwezigheid van zijn cliënt bij de mondelinge behandeling;

b) bij het voeren van procedures geen rekening te houden met de nadelige gevolgen die de verplichte aanwezigheid van partijen voor klaagster impliceert, nu er een contactverbod geldt;

c) zich onnodig grievend over klaagster uit de laten;

d) in strijd met gedragsregel 3 te handelen door een kort geding tegen klaagster aanhangig te maken in plaats van na te gaan of een regeling in der minne mogelijk was geweest;

e) een kansloos hoger beroep te hebben ingesteld tegen de echtscheiding.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

3.2 Van belang is allereerst dat de klacht zich richt tot verweerder in zijn kwaliteit van advocaat van de wederpartij van klaagster. Dat bepaalt het toetsingskader. In die kwaliteit komt aan verweerder een grote mate van  vrijheid toe om datgene te doen wat in het belang van zijn cliënt is: hij mag zich daardoor in beginsel laten leiden. Daarbij geldt in een geval als dit dat een advocaat pas dan aan de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij tekort doet als hij of zij optreedt op een wijze die in dat perspectief de zaken afgezet tegen de belangen van die wederpartij, onnodig en onredelijk belastend en gecompliceerd maakt of anderszins wezenlijk tekort doet aan die belangen.

ad klachtonderdeel a)

3.3 Klachtonderdeel a) heeft betrekking op een zitting bij de rechtbank over het gezag over de minderjarige zoon van partijen. Verweerders cliënt was niet op de zitting aanwezig en verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zijn cliënt ziek thuis zat. Klaagster heeft contact opgenomen met de Azerbeidzjanse ambassade en haar is ter ore gekomen dat de haar ex-echtgenoot een visum had aangevraagd en dat hij zich op het moment van de zitting in Azerbeidzjan bevond.

3.4 Verweerder heeft gesteld dat zijn cliënt hem had verteld dat hij (ziek) thuis was. Dit is ook wat hij aan de rechtbank heeft verteld. Klaagster stelt dat het feit dat verweerder op de hoogte was van het feit dat zijn cliënt in Azerbeidzjan verbleef logischerwijs voortvloeit uit het feit dat verweerder tijdens die zitting verklaard heeft over het feit dat de Azerbeidzjanse rechter niet uit de voeten kon met het vonnis van de Nederlandse rechter. Nader onderzoek naar de feiten zou volgens klaagster bevestigen dat verweerder wel degelijk op de hoogte was en dat verweerder de rechtbank dus bewust een onwaarheid heeft verteld.

3.5 In deze tuchtprocedure is echter geen plaats voor een nader onderzoek naar de feiten. Nu verweerder zich op het standpunt stelt dat hij enkel naar voren heeft gebracht hetgeen zijn cliënt hem heeft verteld en niet is gebleken dat dat anders was is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

3.6 Het feit dat er aan verweerders cliënt een contactverbod is opgelegd brengt niet met zich mee dat verweerder niet geoorloofd is om zich namens  zijn cliënt tot de rechter te wenden, ook al impliceert dat een mondelinge behandeling waarbij beide partijen worden opgeroepen. Het is verweerders taak om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Niet gebleken is dat verweerder zaken onnodig en onredelijk belastend en gecompliceerd heeft gemaakt voor klaagster. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

3.7 Duidelijk is dat partijen verwikkeld zijn in een heftige en jarenlange strijd. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij ter zitting in de strafzaak heeft gezegd dat zij een dominante moeder zou zijn en in de civiele zaak dat klaagster de kinderen tegen hun vader zou opstoken.

3.8 De uitlatingen van verweerder dienen in het perspectief van de hevige strijd tussen partijen bezien te worden. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met genoemde uitlatingen de mening van zijn cliënt heeft verkondigd. Gemeten naar de hierboven in r.o. 3.2. vermelde maatstaf is de voorzitter van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de uitlatingen van verweerder, tuchtrechtelijk bezien, als onnodig grieven gekwalificeerd kunnen worden. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

 ad klachtonderdeel d)

3.9 Verweerder heeft aangegeven dat hij een kort geding tot nakoming van de aan klaagster opgelegde informatieplicht is gestart omdat zijn cliënt niet altijd tijdig de informatie ontving. Het kort geding heeft er uiteindelijk toe geleid, dit wordt ook door klaagster gesteld, dat er meer informatie wordt verstrekt door klaagster aan verweerders cliënt. Dat het ook anders had gekund –klaagster stelt  dat een telefoontje aan haar advocaat ook afdoende was geweest- betekent niet dat het starten van het kort geding een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder oplevert. Ook klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond. 

 ad klachtonderdeel e)

3.7 Verweerder heeft aangegeven dat hij namens zijn cliënt hoger beroep heeft ingesteld tegen de echtscheiding omdat zijn cliënt de zaken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap geregeld wilde hebben alvorens de echtscheiding formeel een feit werd. Het is aan de appelrechter om te beoordelen of dit appel kans van slagen heeft en niet aan de tuchtrechter. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 9 september 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2013 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

• klaagster

en per gewone post aan:

• verweerder

• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten