ECLI:NL:TADRARN:2013:117 Raad van Discipline Arnhem 13-83

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:117
Datum uitspraak: 28-10-2013
Datum publicatie: 21-11-2013
Zaaknummer(s): 13-83
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over het optreden van verweerder tegen klager terwijl klager eerder door een kantoorgenoot van verweerder is bijgestaan. De patroon van verweerder heeft klager op de hoogte gesteld van het optreden van hem tegen klager. Daartegen had klager geen bezwaar. Vervolgens stelt verweerder, de stagiaire en niet betrokken bij een van de eerdere door het kantoor voor klager behandelde zaken, de memorie van antwoord op. Klacht ongegrond. Verweerder behoefde in het licht van de omstandigheden van het geval  niet zelf na te lopen of het hem vrijstond om de zaak te behandelen.

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak 13-83

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

advocaat te [X}

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 maart 2013 met kenmerk K 12/157, door de raad ontvangen op 28 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2013 in aanwezigheid van mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, I.P.A. van Heijst en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in punt 1.1 genoemde brief met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Een kantoorgenoot van verweerder heeft klager in 2009 bijgestaan in een beroepsaansprakelijkheidszaak tegen een schade-verzekeringsmaatschappij. Ook heeft hij klager in een aantal andere aansprakelijkheidszaken bijgestaan.

2.3 Deze schadeverzekeringsmaatschappij heeft het kantoor van verweerder begin 2011 verzocht haar belangen te behartigen in een zaak tegen klager.

2.4 De patroon van verweerder – dit is een andere kantoorgenoot dan degene die klager eerder heeft bijgestaan – heeft klager van het voornemen om namens de schadeverzekeringsmaatschappij op te treden bij brief van 3 augustus 2011 op de hoogte gesteld. Deze brief luidt als volgt: ‘Op verzoek van de schade-verzekeringsmaatschappij zal ik verweer voeren in de door uw BV jegens de schadeverzekeringsmaatschappij aangespannen  appèlprocedure. Daar mijn kantoorgenoot niet enkel zaken tegen u maar ook een zaak voor u behandelt, leek het mij correct u hiervan in kennis te stellen. Ik zie er naar uit de degens met u te kruisen.’

2.5 Op de rolzitting van 25 oktober 2011 heeft een kantoorgenoot van verweerder zich vervolgens gesteld voor de schadeverzekeringsmaatschappij en op de rolzitting van 8 november 2011 heeft deze kantoorgenoot verhinderdata opgegeven voor de nog te bepalen zitting, die uiteindelijk niet door is gegaan. Van één en ander is de advocaat van klager op de hoogte gesteld.

2.6 Omgekeerd heeft de advocaat van klager verhinderdata bij de patroon van verweerder opgevraagd en verschillende brieven aan het kantoor van verweerder gestuurd.

2.7 Ook heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen de advocaat van klager en de advocaten van de schadeverzekeringsmaatschappij.

2.8 Na verloop van tijd heeft verweerder de zaak van zijn patroon overgenomen en een memorie van antwoord opgesteld en ingediend.

2.9 Vervolgens heeft klager per e-mail d.d. 17 juli 2012 aan het kantoor van verweerder bericht dat hij, voordat de onderhavige procedure aanhangig is gemaakt, door een kantoorgenoot van verweerder is bijgestaan en dat hij daarom van mening is dat het verweerder niet vrijstaat om tegen hem op te treden. In het e-mailbericht heeft hij verweerder verzocht zich aan de zaak te onttrekken en de door hem genomen memorie van antwoord in te trekken bij gebreke waarvan hij een klacht tegen hem in zal indienen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, nadat een kantoorgenoot van hem klager had bijgestaan in een gerechtelijke procedure, zonder klagers toestemming en in strijd met het bepaalde in gedragsregel 7 lid 4 tegen hem is opgetreden als advocaat van klagers tegenpartij.

3.2 Ter toelichting op de klacht heeft verweerder het volgende aangevoerd:

3.3 Hem is nimmer de vraag voorgelegd of hij er bezwaar tegen had dat verweerder als advocaat voor zijn tegenpartij zou optreden. Waar het vertrouwen van verweerder op is gebaseerd dat hij daarvoor klagers toestemming had blijkt nergens uit. Het enkele feit dat door hem niet is gereageerd op door verweerders patroon aan zijn advocaat gerichte brieven doet hieraan niet af. Eerst na het indienen van de memorie van antwoord is klager bekend geworden dat verweerder in deze zaak optreedt. Daarom heeft hij toen pas bezwaar tegen het optreden van verweerder voor zijn tegenpartij gemaakt.

4 VERWEER

4.1 Eerst bij e-mail van 17 juli 2012, bijna een jaar na de brief van zijn patroon van 3 augustus 2011 aan klager en nadat de memorie van antwoord reeds was genomen, heeft klager bezwaar gemaakt tegen verweerders optreden voor de schadeverzekeringsmaatschappij. Gezien het feit dat klager niet op de brief van zijn patroon van 3 augustus 2011 heeft gereageerd, heeft verweerder er op mogen vertrouwen dat klager geen bezwaar tegen zijn optreden had.

4.2 Hij heeft net als zijn patroon nooit zaken voor klager behandeld en hij is net als zijn patroon niet inhoudelijk bekend met de zaken die zijn kantoorgenoot voor klager heeft behandeld.

5 BEOORDELING

5.1 Klager beroept zich op gedragsregel 7 lid 4. Ingevolge deze gedragsregel is het een advocaat - behoudens uitzonderingen genoemd in gedragsregels 7 lid 5 en 6 - niet toegestaan tegen een voormalig cliënt van hem of van een kantoorgenoot op te treden. Eén van de hiervoor genoemde uitzonderingen betreft het feit dat klager vooraf heeft ingestemd met dat optreden.

5.2 Klager heeft in dit verband aangevoerd dat de kantoorgenoot (en patroon) van verweerder hem bij brief van 3 augustus 2011 heeft bericht dat hij tegen hem zou optreden maar dat uit het feit dat hij daarop niet heeft gereageerd niet mag worden afgeleid dat hij heeft ingestemd met het optreden van de patroon en nadien diens stagiaire.

5.3 Op zich is het juist dat uit het niet reageren van klager niet kan worden kan worden geconcludeerd dat hij instemde met het optreden van de patroon en nadien diens stagiaire voor de tegenpartij van klager.

5.4 Desalniettemin is de raad van oordeel dat verweerder in deze geen verwijt treft. Toetsing op tegenstrijdige belangen dient plaats te vinden bij het in behandeling nemen van een zaak. Toen verweerder als stagiaire op verzoek van zijn patroon de behandeling van de zaak overnam liep de zaak al enige tijd en hoefde hij – behoudens bijzondere omstandigheden die de raad in deze zaak niet zijn gebleken - niet bedacht te zijn op de mogelijkheid dat er sprake zou zijn van tegenstrijdige belangen. Van hem kon niet worden verwacht dat hij dat laatste opnieuw nogmaals naliep. Het voert daarom te ver verweerder er een verwijt van te maken dat hij tegenstrijdige belangen heeft behartigd. Dit leidt tot het oordeel dat de klacht van klager tegen verweerder ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klager tegen verweerder is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, I.P.A. van Heijst en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.