ECLI:NL:TADRARN:2013:115 Raad van Discipline Arnhem 13-103

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:115
Datum uitspraak: 28-10-2013
Datum publicatie: 21-11-2013
Zaaknummer(s): 13-103
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft klaagster en haar echtgenoot bijgestaan bij een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding. Klaagster verwijt verweerder dat zij 90 minuten hebben moeten wachten op een bespreking met hem. Verweerder was vertraagd omdat een zitting erg uitliep. Omdat verweerder klaagster en haar echtgenoot hiervan op de hoogte heeft gesteld en hen de mogelijkheid heeft geboden het gesprek op een andere datum te voeren is dit onderdeel van de klacht ongegrond. Het verwijt dat klaagster onder dwang van haar echtgenoot bij de bespreking aanwezig was en aldaar een stuk heeft ondertekend en dat zij verweerder daarvan op de hoogte had gesteld heeft klaagster niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Daarom is dit verwijt ongegrond. Abusievelijk had de rechtbank, nadat de echtscheiding reeds was uitgesproken, nog een zitting bepaald. Omdat sprake was van een misverstand, was het behartigen van de belangen van partijen tijdens de zitting niet aan de orde. Daarom mist het verwijt dat verweerder ter zitting slechts de belangen van de ex-echtgenoot heeft behartigd feitelijke grondslag.

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak 13-103

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

advocaat te [X]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 17 april 2013 met kenmerk RvT 1213-9622/LB/sd, door de raad ontvangen op 18 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2013 in aanwezigheid van mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, I.P.A. van Heijst en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in punt 1.1 genoemde brief met als bijlagen de brieven genoemd op de inventarislijst, die is gevoegd bij de hiervoor genoemde brief.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich samen haar echtgenoot tot verweerder gewend in verband met hun echtscheiding.

2.3 Zij hebben een afspraak gemaakt voor een eerste gesprek met verweerder op 24 september 2012 om 16.30 uur. Doordat een zitting, waarbij verweerder als advocaat aanwezig was, heel erg uitliep is het gesprek aanzienlijk later aangevangen.

2.4 Bij brief d.d. 25 september 2012 heeft verweerder aan klaagster en haar echtgenoot bevestigd dat hij hen terzijde zal staan bij de echtscheidingsprocedure. Bij deze brief heeft verweerder het door hem opgestelde echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan gevoegd. Beide stukken zijn door klaagster en haar echtgenoot op 27 september 2012 ondertekend.

2.5 Op 26 oktober 2012 heeft verweerder voor klaagster en haar echtgenoot een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te Utrecht.

2.6 Bij beschikking van 28 november 2012 heeft de rechtbank te Utrecht de echtscheiding uitgesproken.

2.7 Bij brieven d.d. 30 november 2012 heeft verweerder de echtscheidingsbeschikking met een te ondertekenen akte van berusting aan klaagster en haar echtgenoot opgestuurd. Zij woonden toen reeds elk op een eigen adres.

2.8 De echtgenoot van klaagster heeft de door hem ondertekende akte van berusting aan verweerder teruggestuurd. Klaagster heeft de door haar ondertekende akte van berusting op 13 december 2012 op het kantoor van verweerder afgegeven.

2.9 Op 19 december 2012 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. Bij brieven d.d. 21 december 2012 heeft verweerder klaagster en haar ex-echtgenoot daarvan op de hoogte gesteld.

2.10 De rechtbank heeft abusievelijk een zitting inzake de echtscheiding bepaald, die op 9 januari 2013 om 14.30 uur heeft plaatsgevonden. De rechtbank meende dat de echtscheiding nog niet was uitgesproken. Verweerder, klaagster en haar ex-echtgenoot zijn bij de zitting aanwezig geweest.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

3.2 Klachtonderdeel 1: klaagster 90 minuten heeft laten wachten op een bespreking met verweerder,

3.3 Klachtonderdeel 2: klaagster een officieel document heeft laten ondertekenen, hoewel klaagster hem had laten weten dat zij onder dwang van haar echtgenoot naar hem toe was gegaan,

3.4 Klachtonderdeel 3: officieel zowel aan haar als haar ex-echtgenoot juridische bijstand heeft verleend, maar dat hij tijdens de mondelinge behandeling uitsluitend de belangen van haar ex-echtgenoot heeft behartigd en niet ook haar belangen.

4 VERWEER

4.1 Toen verweerder duidelijk was dat hij op 24 september 2012 niet op de afgesproken tijd terug kon zijn op zijn kantoor, heeft hij dat telefonisch doorgegeven. Hij heeft klaagster en haar echtgenoot de keuze gelaten tussen wachten of het gesprek op een andere datum te laten plaatsvinden. Klaagster en haar echtgenoot gaven er de voorkeur aan te wachten.

4.2 Zowel klaagster als haar echtgenoot wilden scheiden. Het was hun wens dat de echtscheiding zo snel mogelijk zou worden afgewikkeld.

4.3 Het is volstrekt onjuist dat klaagster hem zou hebben meegedeeld dat zij onder bedreiging van haar echtgenoot was meegekomen naar het gesprek dat op 24 september 2012 heeft plaatsgevonden.

4.4 De wijze waarop de echtscheiding is afgewikkeld was niet nadelig voor klaagster.

4.5 Tijdens de zitting op 9 januari 2013 is slechts aan de orde gekomen dat er sprake was van een misverstand aan de zijde van de rechtbank. Het ter zitting alleen verdedigen van de belangen van de ex-echtgenoot van klaagster was niet aan de orde.

5 BEOORDELING

5.1 Klachtonderdeel 1: Het komt in de rechtspraktijk helaas voor dat zittingen veel later aanvangen of langer duren dan gepland. Kennelijk was dit ook het geval bij de zitting waarbij verweerder op 24 september 2012 voorafgaande aan het gesprek met klaagster en haar echtgenoot aanwezig was.

5.2 Door klaagster en haar echtgenoot te informeren dat zijn zitting uitliep waardoor het gesprek met hen niet op de afgesproken tijd kon aanvangen en hen de mogelijkheid te bieden het gesprek te verzetten naar een andere datum heeft verweerder correct jegens hen gehandeld.

5.3 Klaagster en haar echtgenoot hebben van deze hun aangeboden mogelijkheid geen gebruik willen maken. Zij hebben er de voorkeur aangegeven op verweerder te wachten.

5.4 Verweerder valt er geen verwijt van te maken dat zijn zitting veel meer tijd in beslag nam dan hij had verwacht. Er is geen reden om aan te nemen dat verweerder het gesprek met klaagster en haar echtgenoot, gelet op zijn andere verplichtingen voor die dag, niet zo had mogen plannen. Daarom is het verwijt dat klaagster 90 minuten heeft moeten wachten op de bespreking met verweerder ongegrond

5.5 Klachtonderdeel 2: Er heeft slechts eenmaal een gesprek plaatsgevonden, te weten op 24 september 2012, waarbij klaagster, haar toenmalige echtgenoot en verweerder aanwezig waren. Tijdens deze bespreking heeft klaagster geen officieel document ondertekend. De raad leidt dit af uit het feit dat zich bij de stukken geen document bevindt dat is gedateerd op 24 september 2012.

5.6 Dat klaagster verweerder te kennen heeft gegeven dat zij onder dwang aanwezig was bij het gesprek dat op 24 september 2012 heeft plaatsgevonden heeft klaagster niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd en blijkt ook overigens niet uit de stukken waarvan de raad kennis heeft genomen en het verhandelde ter zitting. Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.

5.7 Klachtonderdeel 3: Vast staat dat de rechtbank abusievelijk een zitting heeft bepaald nadat de echtscheiding reeds op 28 november 2012 was uitgesproken en dat ter zitting slechts is besproken dat er sprake was van een misverstand. Daarom was er tijdens de zitting geen sprake van het (uitsluitend) behartigen van de belangen van  de inmiddels ex-echtgenoot van klaagster. Omdat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist is dit klacht onderdeel ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Alle onderdelen van de klacht van klaagster tegen verweerder zijn ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, I.P.A. van Heijst en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.