ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3663 Raad van Discipline Arnhem 12-79

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3663
Datum uitspraak: 10-12-2012
Datum publicatie: 26-12-2012
Zaaknummer(s): 12-79
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Verweerder erkent beroepsfout. Verweerder heeft klachtwaardig gehandeld, mede doordat hij niet adequaat heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling. Het toezenden van een declaratie ondanks het feit dat klaagster over een toevoeging beschikte, is klachtwaardig. Verweerder heeft een eigen verantwoordelijkheid en kan zich niet verschuilen achter zijn veronderstelling dat zijn werkgever een en ander juist zou afwikkelen.

Beslissing van 10 december 2012

in de zaak 12 - 79

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [ ]

klaagster

tegen:

mr. [ ]

advocaat in het arrondissement [ ]

zonder adres van vestiging,

wonende te [ ]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 april 2012 met kenmerk K 11/121, door de raad ontvangen op 25 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2012 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door

mr. D.  en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

- De brief d.d. 25 juni 2012 van verweerder, bij de raad binnen gekomen op 28 juni 2012.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is opgetreden als advocaat van klaagster. Verweerder heeft de opdracht aanvaard om in verzet te komen tegen een verstekvonnis, door het gerecht in eerste aanleg te Curaçao gewezen op 15 januari 2001 tegen klaagster, welk vonnis op 15 oktober 2010 aan klaagster is betekend. Op 12 november 2010 is de verzetdagvaarding uitgebracht tegen de zitting van 29 november 2010. Bij e-mail van 22 november 2010 heeft de griffie van het gerecht in eerste aanleg verweerder verzocht de originele stukken toe te sturen, omdat deze noodzakelijk zijn voor het in behandeling nemen van de zaak tijdens de rolzitting van 29 november 2010. Verweerder heeft de verzetdagvaarding met een begeleidende brief per post toegezonden. De originele dagvaarding is op 29 december 2010 door de griffie van het gerecht in eerste aanleg ontvangen.

Bij vonnis van 14 februari 2010 is het verzet niet ontvankelijk verklaard. Het verzet is te laat ingesteld. De termijn voor het instellen van verzet bedraagt twee weken. Het verzet had uiterlijk op 29 oktober 2010 moeten zijn ingesteld.

2.3 Verweerder heeft op 27 oktober 2010 een toevoeging voor klaagster aangevraagd, die is verleend op 5 november 2010. Aan klaagster is op 23 november 2010 een declaratie gestuurd ten bedrage van

€ 1.721,24. Alhoewel de werkgever van verweerder, mr. K., aan klaagster heeft toegezegd dat de nota zou worden gecrediteerd, heeft de creditering nimmer plaatsgevonden.

2.4 Bij brief van 6 april 2011 heeft mr. D.  verweerder  aansprakelijk gesteld. Bij brief d.d. 13 juli 2011 heeft mr. D.  namens klaagster een klacht bij de deken over verweerder ingediend.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder  tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder onvoldoende zorgvuldig en deskundig de belangen van klaagster heeft behartigd door de dagvaarding niet op de juiste datum te laten inschrijven waardoor het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden zonder dat de gronden van verzet konden worden getoetst;

b) verweerder aan klaagster de kosten van rechtsbijstand heeft gedeclareerd, terwijl klaagster voor een toevoeging in aanmerking kwam en ook feitelijk over een toevoeging beschikte.

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent de gang van zaken met betrekking tot het niet tijdig aanbrengen van de verzetdagvaarding. Verweerder heeft zich verbaasd over het feit dat de door hem op 22 november 2010 toegezonden stukken eerst op 29 december 2010 door het gerecht in eerste aanleg zijn ontvangen. Verweerder ging er bij het instellen van het verzet vanuit dat daarvoor een termijn van vier weken gold.

4.2 Verweerder verwijst voor het toesturen en de afhandeling van de declaratie aan klaagster naar zijn voormalig werkgever, mr. K., die dit soort zaken binnen het kantoor regelde.

5 BEOORDELING

5.1 Klachtonderdeel a.

Verweerder heeft erkend dat er sprake is van een beroepsfout die hem te verwijten valt. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan met betrekking tot de termijn voor het instellen van verzet die geldt in Curaçao. Het verzet is te laat ingesteld. Verweerder heeft voorts onvoldoende zorggedragen voor het tijdig, dat wil zeggen op de roldatum van 29 november 2010, aanbrengen van het originele exploot. 

5.2 Alhoewel door verweerder de beroepsfout is erkend, is bij de afwikkeling van de aansprakelijkstelling onvoldoende zorg betracht ten opzichte van klaagster. Verweerder, noch diens werkgever, heeft adequaat op de aansprakelijkstelling gereageerd. Niet is komen vast te staan of en zo ja welk aanbod tot schadevergoeding aan klaagster is gedaan. Klachtonderdeel a. is derhalve gegrond.

5.3 Klachtonderdeel b.

Verweerder heeft een eigen verantwoordelijkheid bij de afhandeling van de financiële kant van een zaak die bij hem in behandeling is. Verweerder kan zich niet bevrijdend beroepen op het feit dat zijn voormalig werkgever de administratieve afwikkeling van de zaken die verweerder behartigde voor zijn rekening nam. Het doen uitgaan van een declaratie, althans het niet zorgdragen voor creditering van de declaratie, ondanks het feit dat aan klaagster een toevoeging is verstrekt, oordeelt de raad klachtwaardig. Klachtonderdeel b is derhalve eveneens gegrond.

BESLISSING

De beslissing van de raad luidt als volgt:

De klacht is in al zijn onderdelen gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een berisping opgelegd.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, P.J.F.M. De Kerf, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.