ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3662 Raad van Discipline Arnhem 12-105

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3662
Datum uitspraak: 28-06-2012
Datum publicatie: 26-12-2012
Zaaknummer(s): 12-105
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Termijn van op zijn minst 5 jaar voordat de klacht is ingediend is onredelijk lang. Klaagster is niet ontvankelijk.

Beslissing van 28 juni 2012

in de zaak 12 - 105

Naar aanleiding van de klacht van:

[ ]

klaagster

tegen:

mr. [ ]

voorheen advocaat in het arrondissement [ ]

verweerster

1. De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Zutphen door de raad ontvangen op 8 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in het kader van een artikel 12 Sv-klachtprocedure tegen een zaakwaarnemer die klaagster zou hebben opgelicht. Het klaagschrift tegen de beslissing tot het niet verder vervolging is door het gerechtshof afgewezen.

2.3 Begin 2002 heeft klaagster in overleg met verweerster besloten om de zaakwaarnemer aansprakelijk te stellen. Klaagster heeft voor de onderbouwing van de aansprakelijkheidstelling vier ordners aan verweerster ter beschikking gesteld. Bij brief van 7 januari 2004 heeft verweerster de zaakwaarnemer aansprakelijk gesteld. Op 27 februari 2004 is de dagvaarding betekend. Medio 2004 is verweerster met zwangerschapsverlof gegaan. Klaagster kon niet instemmen met het feit dat een kantoorgenoot van verweerster de zaak zou overnemen en heeft zich toen gewend tot een andere advocaat. In maart 2006 heeft de rechtbank uitspraak gedaan en bepaald dat de vordering tegen de zaakwaarnemer is verjaard, omdat uit een brief van 26 augustus 1998 zou blijken dat klaagster op die datum daadwerkelijk bekend was met de schade en met de aansprakelijke persoon. Het vonnis van de rechtbank wordt in hoger beroep door het gerechtshof bekrachtigd.

2.4 In maart 2008 heeft klaagster verweerster aansprakelijk gesteld voor de schade die klaagster heeft geleden doordat verweerster niet tijdig de vordering tegen de zaakwaarnemer heeft ingesteld. Klaagster verwijt verweerster dat zij de verjaring niet heeft gestuit. Aan deze brief wordt geen opvolging jegens verweerster gegeven.

2.5 Bij brief van 14 juli 2011 heeft klaagster zich over verweerster beklaagd bij de deken.

KLACHT

3.  De klacht luidt als volgt:

Klaagster verwijt verweerster dat zij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt omdat:

a. verweerster contact heeft gehad met de wederpartij, zonder dat klaagster daarvan in kennis is gesteld;

b. verweerster tekort is geschoten in de behandeling van de zaak door de vordering onvoldoende te onderbouwen;

c. verweerster tekort is geschoten in de behandeling van de zaak door de vordering te laten verjaren.

VERWEER

4. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij onder andere aangevoerd dat wegens het lange tijdsverloop sinds de behandeling van de zaak, zij zich moeilijk kan verweren. Het dossier is op haar voormalig kantoor inmiddels vernietigd. Verweerster stelt niet bekend te zijn geweest met een brief waaruit zou blijken dat klaagster al in augustus 1998 met de schade en de aansprakelijke persoon bekend zou zijn.

BEOORDELING

5.1 Bij een beoordeling van het beroep dat verweerster heeft gedaan op de inmiddels verstreken tijd, als gevolg waarvan verweerster niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, dienen twee belangen te worden afgewogen. Enerzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij de toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt ondermeer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange termijn nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds.

5.2 In het onderhavige geval wordt verweerster in haar verdediging benadeeld door het verstrijken van een termijn van in ieder geval ruim 5 jaar sinds klaagster op de hoogte moet zijn geweest met de (mogelijke) verjaring van haar rechtsvordering op de zaakwaarnemer, nu de rechtbank in maart 2006 de vordering op deze grond heeft afgewezen, en het tijdstip van indienen van de klacht. Aannemelijk is bovendien dat dit moment al eerder aanbrak, omdat in de procedure een beroep op de verjaring moet zijn gedaan.

5.3 Door het verstrijken van een zo lange termijn, gelegen tussen het moment waarop klaagster bekend moet zijn geweest met het verweten optreden van verweerster en het indienen van een klacht daarover, is verweerster in een nadelige positie gebracht. Verweerster trad in de periode 2001 / 2004 voor klaagster op. Op het moment dat de klacht werd ingediend kon verweerster niet meer beschikken over het dossier, omdat haar voormalige kantoor inmiddels was overgegaan tot vernietiging van het dossier. Ook overigens hoefde verweerster, gelet op de verstreken termijn, geen rekening meer te houden met een klacht over haar optreden. Op grond van deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat de termijn waarop de klacht is ingediend als onredelijk lang moet worden beschouwd.

BESLISSING

De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 28 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 juli 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen

-  het bureau van de Nederlandse Orde van Advocaten te ‘s-Gravenhage