ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3432 Raad van Discipline Arnhem 12-181

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3432
Datum uitspraak: 24-10-2012
Datum publicatie: 12-11-2012
Zaaknummer(s): 12-181
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat die klaagster in 23 zaken bijstond, voor alle zaken was een toevoeging verleend. Niet gebleken is dat verweerder slordig is geweest in financiële aangelegenheden. Nu klaagster in gebreke bleef met het betalen van haar eigen bijdragen en griffierecht heeft verweerder zijn vordering dienaangaande door de voorzieningenrechter laten vaststellen. Nu zijn vordering op klaagster door de rechter is vastgesteld mocht verweerder een begin maken met invorderingsmaatregelen.

Beslissing van 24 oktober 2012

in de zaak 12-181

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]  

advocaat te  [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Utrecht van 25 september 2012 met kenmerk 1112-9319, door de raad ontvangen op 26 september 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 8.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Verweerder heeft klaagster in de periode vanaf augustus 2008 als advocaat bijgestaan in 23 zaken. In juni 2010 heeft verweerder klaagster te kennen gegeven zijn werkzaamheden te zullen neerleggen omdat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen hem en klaagster.

1.2 Klager heeft op 11 oktober 2011 een verzoekschrift op grond van artikel 38 lid 4 Wet op de Rechtsbijstand ingediend bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht. Verweerder heeft in het verzoekschrift gesteld dat klaagster aan hem op grond van door de Raad voor Rechtsbijstand afgegeven toevoegingen een bedrag van € 471,00 aan eigen bijdrage verschuldigd is en dat zij voorts een bedrag van

€ 229,00 aan griffierechten aan verweerder verschuldigd is op grond van verschillende procedures. Klaagster heeft in deze procedure geen verweer gevoerd. Bij beschikking van 21 december 2011 heeft de voorzieningenrechter de vordering van verweerder op klaagster begroot op € 700,00 en hiervoor een executoriale titel afgegeven.

1.3 Op 19 januari 2012 is de grosse van de beschikking d.d. 21 december 2011 aan in opdracht van verweerder door de deurwaarder aan klager betekend met bevel om binnen twee dagen tot betaling over te gaan.

1.4 Op 23 januari 2012 heeft klaagster een brief geschreven aan de rechtbank Utrecht met als onderwerp “Opheffingskortgeding”. Deze brief is door de rechtbank aangemerkt als verzet tegen de beschikking van 21 december 2011. Op 7 februari 2012 heeft in deze verzetprocedure een zitting plaatsgevonden.

1.5 Bij beschikking d.d. 14 maart 2012 heeft de rechtbank Utrecht het verzet ongegrond verklaard.

1.6 Bij brief van 16 april 2012 heeft klaagster de onderhavige klachten bij de deken ingediend.

2  KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 a. hij slordig en onzorgvuldig is geweest in financiële aangelegenheden;

 b. verweerder ten onrechte invorderingsmaatregelen heeft genomen en beslag heeft laten leggen op haar inkomen;

 c. verweerder geweigerd heeft aan klaagster kopieën van haar 23 dossiers te verstrekken, nadat de rechtsbijstand was beëindigd;

3. BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

Klachtonderdelen a) en b)

3.2 Klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Wanneer een advocaat geen betaling van zijn declaratie ontvangt dient hij zich tot de rechter te wenden. Voor advocaten die cliënten bij staan op basis van door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand kent de Wet op de Rechtbijstand een speciale procedure. Verweerder heeft deze procedure gevolgd. Zijn vordering op klaagster is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht vastgesteld op € 700,00. Klaagster is daartegen in verzet gekomen en de rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard.

3.3 Nu de vordering van verweerder op klaagster door de rechter is vastgesteld mocht verweerder een begin maken met invorderingsmaatregelen. Niet gebleken is dat verweerder hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ten overvloede overweegt de voorzitter nog dat de stelling van klaagster dat verweerder beslag heeft laten leggen op haar inkomen niet vast is komen te staan.

3.4 Ook het verwijt dat verweerder slordig en onzorgvuldig is geweest in financiële aangelegenheden komt niet uit de verf.

3.5 Het is, voor zover dat in een tuchtprocedure als deze en nadat over de kwestie bij de daarvoor aangewezen rechter is geprocedeerd, al aan de orde kan komen, niet komen vast te staan dat verweerder klager in één geval voor griffierecht heeft belast terwijl dat niet is betaald.

3.6 De klachtonderdelen a) en b) zijn derhalve kennelijk ongegrond.

 Klachtonderdeel c)

3.7 Verweerder heeft verklaard dat hij inderdaad niet heeft voldaan aan het verzoek van klaagster bij brief van 23 februari 2012, derhalve 17 maanden nadat verweerder de rechtsbijstand aan klaagster had beëindigd, om haar een kopie van alle 23 dossiers te verstrekken. Verweerder heeft gesteld dat hij klaagster gedurende zijn rechtsbijstand telkens kopieën heeft gestuurd van alle processtukken en relevante correspondentie en dat hij klaagster bij het beëindigen van zijn rechtsbijstand alle relevante stukken die nog niet eerder aan klaagster waren verzonden ter hand heeft gesteld. Ten bewijze van zijn stelling heeft verweerder kopieën van een groot aantal brieven die hij aan klaagster gedurende de periode dat hij haar heeft bijgestaan heeft gezonden. Gelet hierop is ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt in al zijn onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 24 oktober 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 oktober 2012 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

 - verweerder

 - de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten