ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3419 Raad van Discipline Arnhem 12-66

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3419
Datum uitspraak: 29-10-2012
Datum publicatie: 12-11-2012
Zaaknummer(s): 12-66
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de advocaat van de wederpartij dat hij ter gelegenheid van het horen van zijn cliënt als getuige, door het stellen van een vraag aan zijn cliënt, actief heeft geparticipeerd in het door zijn cliënt afleggen van een verklaring die in strijd met de waarheid is. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht omdat hij daar geen eigen belang bij heeft.

Beslissing van 29 oktober 2012

in de zaak 12-66

naar aanleiding van de klacht van:

mr. [A]

klager

tegen:

advocaat te [X]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 april 2012, door de raad ontvangen op 20 april 2012, heeft mr. A.C. Blankestijn, lid van de raad van toezicht  van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 september 2012 in aanwezigheid van mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, B.E. van der Molen, P.R.M. Noppen en C.J.M. de Vlieger, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Klager en verweerder zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief aan de raad met daarbij gevoegd de door klager opgestelde samenvatting van zijn klacht en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij en de broer van klagers ex-echtgenote beschikten over de notulen van de vergadering van de B.V. van [….] 2000 en zij daardoor hadden kunnen weten en hebben geweten dat er kort nadien een tweede vergadering is geweest tijdens welke vergadering de afspraak is gemaakt dat de staak van zijn ex-echtgenote een optie kreeg op het recht van erfpacht van het zomerhuis. Dat er een tweede vergadering is geweest, is door de broer van de ex-echtgenote van klager, toen hij aan het einde van zijn verhoor een vraag van verweerder beantwoordde, bewust verzwegen.

3 FEITEN

3.1  De broer en de zuster van de (ex-)echtgenote van klager en de

(ex-)echtgenote zelf hebben een landgoed geërfd. Voor het beheer en de exploitatie van het landgoed is een B.V. opgericht. Klager heeft vanaf de oprichting van de landgoedvennootschap in 1968 tot 2001 samen met de broer en de zuster van zijn (ex-)echtgenote deel uitgemaakt van het bestuur van deze vennootschap. Nadien is klagers (ex-)echtgenote zelf deel gaan uitmaken van het bestuur. Elk bestuurslid vertegenwoordigt zijn/haar familietak/staak.

3.2 In 2007 zijn klager en zijn echtgenote, nadat zij reeds jaren feitelijk gescheiden leefden, officieel gescheiden.

3.3 Eén van de dochters van klager, de sinds 1993 vermiste zoon van klager, vertegenwoordigd door klager en klager persoonlijk, hebben op [….] 2009 een verzoek ingediend om een voorlopig getuigenverhoor te houden om het bestaan van een in 2000 gesloten overeenkomst, waarbij het recht van erfpacht van het zomerhuis voor de staak bestaande uit klagers ex-echtgenote en zijn drie kinderen werd gevestigd, aan te tonen.

3.4 Het zomerhuis is vanaf 1973 in gebruik als roulerend weekendverblijf voor de afstammelingen van de drie familiestaken.

3.5 Verweerder is als advocaat van de B.V. opgetreden. Hij heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.

3.6 De cliënte van verweerder, de broer en de zuster van de ex-echtgenote en de ex-echtgenote zelf, stellen zich op het standpunt dat, nadat het zomerhuis niet meer functioneert als roulerend weekendhuis, de staak van de ex-echtgenote van klager een voorkeursrecht heeft op het in erfpacht uitgeven van dit huis aan hen.

3.7 Bij beschikking van [….] 2010 heeft de rechtbank klager, zowel hem persoonlijk, als in zijn hoedanigheid van zaakwaarnemer van zijn zoon, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dochter van klager wel voldoende belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor en het verzoek toegewezen.

3.8 Op [….] 2010 heeft het voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. De commissaris van de landgoedvennootschap, klager en de broer en de zuster van de (ex-)echtgenote van klager zijn als getuigen gehoord.

3.9 De broer van de ex-echtgenote van klager sluit zijn getuigenverklaring af met de volgende opmerking:“Ik wil nog graag opmerken dat er in 2000 alleen in mei een vergadering heeft plaatsgevonden en in oktober, en niet in november zoals in het verzoekschrift staat. Andere vergaderingen hebben niet plaatsgevonden. Ik weet dat omdat ik mijn agenda van 2000 heb bewaard.”

3.10 Op [….] 2009 heeft klager een verzoek tot instelling van bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan zijn vermiste zoon ingediend. Bij beschikking van [….] 2009 is dit verzoek afgewezen.

4 TOELICHTING OP DE KLACHT

4.1 Bij de totstandkoming van de optie op het recht van erfpacht - te effectueren op een termijn van 15 jaar of later - is hij opgetreden als bestuurder van de landgoedvennootschap en als vertegenwoordiger van zijn echtgenote en zijn drie kinderen. Zij hadden uitdrukkelijk gemeenschappelijk hun keuze op het zomerhuis bepaald. Omdat zijn zoon afwezig is, is hij als zaakwaarnemer voor hem opgetreden.

4.2 Bij het afleggen van zijn getuigenverklaring werd hij gehinderd door het ontbreken van de notulen van de in [….] 2000 gehouden vergadering van de landgoedvennootschap. Kort na het getuigenverhoor heeft hij deze teruggevonden. De broer van zijn ex-echtgenote en verweerder beschikten voorafgaande aan het getuigenverhoor wel over de notulen van de in [….] 2000 gehouden vergadering.

4.3 Medio [….] 2000 heeft er een tweede vergadering plaatsgevonden. In deze vergadering is de positie van de drie staken en de met hen te sluiten erfpachtcontracten uitvoerig besproken en is overeenstemming bereikt. De staak van zijn echtgenote heeft toen een optie op het recht van erfpacht van het zomerhuis gekregen.

4.4 Door in antwoord op de vraag van verweerder te verklaren dat er kort na de in [….] 2000 gehouden vergadering geen tweede vergadering heeft plaatsgevonden, heeft de broer van zijn toenmalige echtgenote de waarheid geweld aangedaan en willens en wetens getracht de rechter op het verkeerde been te zetten met betrekking tot het punt waar alles om draait in deze zaak. Aldus heeft verweerder actief geparticipeerd in een verklaring waarvan hij wist, althans kon weten, dat deze onjuist was. Verweerder had zich van steun van de bewust onjuiste verklaring onder ede moeten onthouden. Klager kan zich niet voorstellen dat de handelwijze van verweerder zich verdraagt met de regels van de advocatuur.

5 VERWEER

5.1 Verweerder weet niet meer of de broer van de (ex-)echtgenote van klager naar aanleiding van een vraag van hem heeft verklaard dat er in 2000 maar één vergadering heeft plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal is dat niet zonder meer af te leiden. De broer kan dit spontaan als een afsluitende opmerking hebben verklaard.

5.2 Dat er een tweede vergadering kort na [….] 2000 zou hebben plaatsgevonden kan zijns inziens niet uit het verslag van de vergadering van [….] 2000 worden afgeleid. Van zijn cliënt(en) heeft hij vernomen dat er geen tweede vergadering heeft plaatsgevonden.

5.3 Van het willens en wetens bij een verhoor door een getuige onder ede de waarheid geweld aan doen en de rechter op het verkeerde been zetten is, voor zover hij heeft kunnen beoordelen, geen sprake geweest. In ieder geval heeft hij op geen enkele wijze een getuige aangezet tot het afleggen van een verklaring in strijd met de waarheid.

6 BEOORDELING

6.1 Het onderliggende geschil in deze zaak betreft de vraag of in 2000 een overeenkomst tussen de landgoedvennootschap en de staak van (ex-)echtgenote van klager tot stand is gekomen om op een termijn van 10 of 15 jaar of nog later het exclusieve recht van erfpacht van het zomerhuis te verkrijgen.

6.2 Men kan zich slechts beklagen over een advocaat indien men door het handelen of nalaten van de advocaat in zijn eigen belang is getroffen of kan worden. Het recht om in het algemeen belang een klacht in te dienen is voorbehouden aan de deken.

6.3 Omdat klager geen deel uitmaakt van de staak van zijn ex-echtgenote is de raad van oordeel dat klager geen eigen belang heeft bij de onderhavige klacht.

6.4 Dat klager mede voor zijn vermiste zoon is opgetreden maakt dit niet anders. Klager is niet benoemd tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan zijn zoon. Hij is daarom niet gerechtigd zijn zoon in deze klachtprocedure te vertegenwoordigen. In dit geval kan ook niet worden aangenomen dat sprake is van zaakwaarneming nu het belang van de zoon niet blijkt en niet kan blijken, zoals de rechtbank op dit punt ook heeft overwogen in de beschikking over het toelaten van een voorlopige getuigenverhoor. Dat klager zich in algemene zin verantwoordelijk voelt voor de staak van zijn kinderen is onvoldoende om een klachtrecht op te baseren, gelet op het hiervoor vermelde criterium.

6.5 Het hier voorgaande brengt met zich mee dat de klacht van klager niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht  van klager niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, B.E. van der Molen, P.R.M. Noppen en C.J.M. de Vlieger, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 oktober 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten