ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3315 Raad van Discipline Arnhem 12-118

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3315
Datum uitspraak: 17-09-2012
Datum publicatie: 26-09-2012
Zaaknummer(s): 12-118
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: geen zorg gedragen voor heldere afbakening relatie met klager als cliënt ten opzichte van relatie met diens broer–collega-advocaat die de zaak bij verweerder had aangebracht, met als gevolg dat verweerder verzuimde klager op de hoogte te stellen van de indiening van het verzoekschrift wijziging kinderalimentatie en hem geen kopie verzoekschrift zond. Met voor klager als nadelig gevolg dat hij zijn jong meerderjarige kinderen niet tijdig heeft kunnen voorbereiden op de procedure waarin zij betrokken gingen worden.

Beslissing van 17 september 2012

in de zaak 12-118

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 juni 2012 met kenmerk RvT 1011/9084LB-SD, door de raad ontvangen op 15 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Y de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 augustus 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van voormelde brief van de deken aan de raad met bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is gescheiden en als gevolg van een aanzienlijke daling van zijn inkomen zag hij zich genoodzaakt om een verzoek in te laten dienen tot aanpassing van zijn (kinder)alimentatieverplichtingen.

2.2 In eerste instantie heeft hij zijn broer geraadpleegd, die advocaat is. Deze heeft hem gezegd de zaak niet zelf te willen doen en heeft voorgesteld verweerder te vragen. Daarop heeft – op 26 augustus 2010 - een intakegesprek plaats gevonden waarbij zowel klager als zijn broer en verweerder aanwezig waren. Klagers broer heeft bij die gelegenheid de zaak bij verweerder geïntroduceerd. Kort daarna heeft klagers broer een conceptverzoekschrift opgesteld en aan klager en verweerder toegezonden. Klager heeft daarop jegens verweerder gereageerd bij brief d.d. 9 september 2010.

2.3 Verweerder heeft klager bij brief d.d. 21 september 2010 een opdrachtbevestiging gestuurd. Klager heeft daar bij brief d.d. 22 september 2010 een enkele aanpassing op gevraagd met betrekking tot de inhoud van de opdracht en voorts gevraagd of verweerder hem wilde consulteren over belangrijke uitgaande communicatie en beslissingen aangaande de procedure; hij miste een afspraak daarover in de opdrachtbevestiging. Ten slotte liet hij verweerder weten dat hij graag op een meer informele manier via de telefoon met hem wilde kunnen overleggen.

Verweerder heeft de opdrachtbevestiging eerst op 21 oktober 2010 aangepast en ondertekend.

2.4 Klager wilde zijn kinderen zo veel mogelijk buiten de procedure houden. Dat is in het intakegesprek ook met verweerder besproken. Zijn oudste twee kinderen waren jongmeerderjarig en zouden daarom zelf partij worden en bericht krijgen van de rechtbank. Daar had klager hen op willen prepareren.

2.5 Verweerder heeft op aandrang van klagers broer in het intakegesprek aan de ex-partner een brief gestuurd waarin hij haar voorbereidt op het verzoek, met daarbij de vraag of zij de kinderen zo veel mogelijk buiten de procedure wilde houden.

Toen verweerder het verzoekschrift begin oktober 2010 bij de rechtbank indiende heeft hij dat niet aan klager laten weten en heeft hij hem ook geen kopie van het verzoekschrift gestuurd. Klager heeft voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift geen contact met zijn kinderen gehad over dit verzoekschrift.

2.6 Bij brief met bijlagen van 18 juli 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd over de te voeren strategie, in het bijzonder gezien de gevoelige situatie rond klagers kinderen, en geen gehoor gaf aan terugbelverzoeken;

b) heeft nagelaten klager op de hoogte te stellen van het moment van indiening van het verzoekschrift tot wijziging van de kinderalimentatie;

c) aan klager niet meteen een kopie van dat verzoekschrift heeft gestuurd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft in eerste instantie tot zijn verweer aangevoerd dat klagers broer de behandeling van de zaak op zich zou nemen en dat hij / zijn kantoor als uitvoerend orgaan zou fungeren. De broer heeft in zoverre de zaak aangestuurd dat hij na het intakegesprek het conceptverzoek heeft opgesteld en heeft aangedrongen op spoedige indiening.

4.2 Verweerder heeft erkend dat de betrokkenheid van twee advocaten achteraf bezien een ongelukkige constructie is geweest, ook omdat de communicatie daardoor over twee schijven liep. Hij ontkent echter dat hij slecht telefonisch bereikbaar is geweest. Hij heeft veelvuldig per brief en e-mail met klager gecommuniceerd.

5 BEOORDELING

5.1 De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder lag om, in de situatie waarin klagers broer de zaak bij hem aandroeg en een aandeel nam in de voorbereidende werkzaamheden, klare verhoudingen te scheppen en toe te zien op een behoorlijke communicatie met beiden. Het feit dat de broer de zaak had aangedragen laat onverlet dat klager de opdrachtgever was. Er was geen sprake van een machtiging van klager aan diens broer, die voor verweerder de noodzaak tot overleg en afstemming en communicatie met klager wegnam. Het lag dan ook op de weg van verweerder om klager omtrent elke stap te informeren en daarover met hem te communiceren. Verweerder is daarin tekort geschoten, in het bijzonder daar waar hij klager niet op de hoogte heeft gebracht van het moment van indiening van het verzoekschrift en hem dat verzoekschrift niet gelijktijdig heeft toegezonden. Het daarmee gemoeide belang was door klager en zijn broer duidelijk met verweerder besproken en had hem ook los daarvan duidelijk moeten zijn. In zoverre is de klacht gegrond. Nu verweerder heeft betwist dat hij geen gehoor gaf aan terugbelverzoeken is zulks niet komen vast te staan en moet de klacht in zoverre ongegrond worden verklaard. Dat verweerder geen gehoor heeft gegeven aan klagers verzoek om uitleg van de zinsnede in het concept verzoekschrift ´…althans de rechtbank in goede justitie vernemen te behoren´ staat op zichzelf wel vast maar is van onvoldoende gewicht voor een tuchtrechtelijke veroordeling nu klager ook zonder die uitleg de strekking wel min of meer begreep, naar ter zitting is gebleken, en hij overigens daardoor niet in zijn belangen is geschaad.

5.2 De raad ziet af van het opleggen van een maatregel. Verweerder heeft er ter zitting van de raad blijk van gegeven in te zien dat hij in toekomstige gevallen waarin naast de cliënt een derde als informant is betrokken, er voor dient te waken dat de aandacht primair naar de cliënt als opdrachtgever uit gaat en dat zulks alleen dan anders is wanneer daarover met de cliënt ondubbelzinnige schriftelijke afspraken zijn gemaakt. Verweerder heeft erkend dat zijn aandacht te weinig naar klager is uitgegaan. Naast het niet toezenden van het verzoekschrift op het moment van indiening kan de late terugzending van de aangevulde opdrachtbevestiging – een maand later – daarvoor exemplarisch worden genoemd.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht is gegrond in zoverre als hiervoor is overwogen, voor het overige is de klacht ongegrond. De raad ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst, P.J.F.M. de Kerf, P.P. Verdoorn en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2012.

griffier voorzitter