ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3061 Raad van Discipline Arnhem 12-04

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3061
Datum uitspraak: 23-07-2012
Datum publicatie: 03-08-2012
Zaaknummer(s): 12-04
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Een advocaat die optrad in een alimentatieprocedure ging samen met zijn cliënt in de avonduren bij 3 potentiële getuigen langs om bevestigd te krijgen dat de ex echtgenote van zijn cliënt bij hen zwarte werkzaamheden verrichtte. Tijdens deze bezoeken heeft de advocaat de getuigen bovendien mededelingen gedaan die de persoonlijke levenssfeer van zijn wederpartij betreffen. De klacht van de ex echtgenote wordt gegrond verklaard. Verweerder krijgt een enkele waarschuwing.

Beslissing van 23 juli 2012

in de zaak 12-04

naar aanleiding van de klacht van:

Klaagster

Gemachtigde Mr. [Z]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 3 januari 2012, door de raad ontvangen op 4 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2012 in aanwezigheid van verweerder. De gemachtigde van klaagster heeft de raad bij brief van 4 april 2012 laten weten dat zijn cliënte en hij niet ter zitting zouden verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

Bovengenoemde brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo en van de op de zich daarbij bevindende inventarislijst genoemde stukken, genummerd van 1 tot en met 8.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder treedt op als advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster in een geschil omtrent partneralimentatie.

2.2 Bij brief van 22 april 2011 heeft verweerder klaagster een brief gestuurd waarin hij namens zijn cliënt aankondigde bij de rechtbank een verzoek tot nihilstelling van de partneralimentatie, die zijn cliënt aan klaagster betaalt, aanhangig te zullen maken. De cliënt van verweerder stelde zich daarbij op het standpunt dat klaagster niet (meer) behoeftig is doordat zij inkomsten zou genereren welke zij zou hebben verzwegen. In de brief werd een drietal adressen genoemd waar klaagster betaalde werkzaamheden zou verrichten.

2.3 Bij brief van 26 april 2011 heeft de advocaat van klaagster verweerder laten weten dat dat niet het geval is. Gesteld werd dat klaagster inderdaad wel eens hand- en spandiensten verrichtte op de genoemde adressen maar dat zij daarvoor niet werd betaald, althans dat de vergoeding die zij daarvoor ontving niet een zodanig karakter had dat daardoor haar behoefte aan een aanvullende alimentatie lager werd.

2.4 Verweerder heeft op 5 juli 2011 samen met zijn cliënt drie adressen bezocht om de mensen te vragen naar de aard en omvang van de diensten die klaagster voor hen verricht.

2.5 Bij de stukken bevinden zich verklaringen van de personen die door verweerder en zijn cliënt zijn bezocht op 5 juli 2011. In deze verklaringen staat dat verweerder onaangekondigd aan de deur is geweest en heeft verteld dat zijn cliënt aan klaagster sinds hun echtscheiding partneralimentatie betaalt, dat klaagster daarnaast een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt en dat zij vermoeden dat klaagster daarnaast nog werkzaamheden verricht.

2.6 Één van hen, mevrouw [A], heeft op 9 juli 2011 schriftelijk verklaard: “Ik voel mij overdonderd en geïntimideerd door de heer [verweerder] en heb uitspraken gedaan waar ik totaal niet achtersta. (….) De heer [verweerder] heeft mij een nagenoeg blanco papier laten ondertekenen. Met het dreigement als ik niet zou tekenen, ik voor de Rechtbank gedaagd zou worden desnoods met  politie. Wie weet wat er na die tijd op het papier gezet is. Ik trek hierbij mijn verklaring in. (….)”

2.7 De heer [B] heeft in een email van 12 juli 2011 het volgende geschreven: “(…..) De heer [verweerder] vroeg mij vervolgens, of ik bereid was over de werkzaamheden van mevrouw [klaagster] een schriftelijke verklaring af te geven. Ik heb daarop geantwoord hier niet veel voor te voelen (mede vanwege de wijze waarop zij probeerden hun informatie te verzamelen, zonder voorafgaande aankondiging en zonder voorafgaand medeweten van mevrouw [klaagster] ). Daarop zei de heer [verweerder] , dat hij mij en mijn echtgenote dan wel kon laten dagvaarden. Hij voegde er nog aan toe, dat wij dan nog geluk hadden dat dit in dit geval in Almelo zou zijn en niet elders, waardoor het ons anders wel een dag had kunnen kosten. (….)”

2.8 De derde getuige, mevrouw [C], heeft in haar brief d.d. 26 juli 2011 geschreven: “(…..) De manier waarop de heren op mij overkwamen was erg vervelend zo niet bedreigend! (…..) Aan de deur werd mij al verteld dat ik moest tekenen voor het feit dat [klaagster] bij ons werkzaam zou zijn. Als ik dit niet zou doen moest ik verschijnen in de rechtbank wanneer dit tot een zaak zou komen. Ook dit was zeer onprettig. (….)”

2.9 Bij brief met bijlagen van haar advocaat, mr. [A], van 11 juli 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij samen met zijn cliënt op 5 juli 2011 onaangekondigd een drietal relaties van klaagster heeft bezocht en hen heeft geïntimideerd met als doel aan hen verklaringen te ontlokken over de bijverdiensten van klaagster;

b) hij tijdens de bezoeken op 5 juli 2011 mededelingen aan derden heeft gedaan waardoor klaagster in haar persoonlijke levenssfeer is getroffen.

4 VERWEER

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de vrijheid had om potentiële getuigen voor de zaak van zijn cliënt persoonlijk te benaderen. Hij benadrukt dat hij telkens duidelijk heeft gemaakt wie hij was en waarvoor hij kwam. Verweerder betwist dat hij getuigen heeft geïntimideerd. Naar het idee van verweerder mag een advocaat tegenwoordig ook wel actief zijn buiten kantoor.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad overweegt dat het de advocaat in het algemeen vrij staat om potentiële getuigen te benaderen. Voor het oordeel over de vraag of het verweerder in het onderhavige geval vrij stond om te handelen zoals hij heeft gedaan acht de raad de volgende omstandigheden van belang:

- Verweerder heeft onaangekondigd in de avonduren bij 3 mensen aangebeld.

- Alle drie de getuigen hebben in hun verklaring aangegeven dat verweerder heeft gezegd dat zij zouden worden gedagvaard voor de rechtbank indien zij zouden weigeren een schriftelijke verklaring af te leggen.

5.2 In gedragsregel 1 is bepaald dat een advocaat zich zodanig heeft te gedragen dat het vertrouwen in het beroep van de advocaat of zijn beroepsuitoefening niet wordt geschaad. Het is de algemene kapstokbepaling waaraan onbehoorlijk optreden als advocaat wordt getoetst. Uitingen van advocaten in hun beroepsuitoefening kunnen ook aan deze regel worden getoetst.

5.3 De raad is van oordeel dat verweerder door samen met zijn cliënt onaangekondigd de drie getuigen te bezoeken deze norm heeft overtreden. Hoewel verweerder heeft betwist de getuigen geïntimideerd te hebben, hebben alle drie de getuigen schriftelijk verklaard zich wel degelijk geïntimideerd te hebben gevoeld. Verweerder heeft zich derhalve niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.

 Ad klachtonderdeel b)

5.4 De raad overweegt dat een advocaat niet alleen rekening dient te houden met de belangen van zijn eigen cliënt maar ook de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij niet uit het oog mag verliezen.

5.5 Zowel uit de verklaring van de heer [A] als uit de verklaring van mevrouw [B] blijkt dat verweerder hen mededelingen heeft gedaan omtrent de (hoogte van de) alimentatie die klaagster ontvangt, omtrent haar uitkering en omtrent haar dagelijkse bezigheden.

5.6 Deze feiten behoren tot de persoonlijke levenssfeer van klaagster. Dit betekent dat het feit dat verweerder deze feiten zonder toestemming van klaagster heeft verteld aan de getuigen een schending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van klaagster is. Van deze handelwijze kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel b is dan ook eveneens gegrond.

6 MAATREGEL

 Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Het is de raad opgevallen dat verweerder ter zitting er geen blijk van heeft gegeven enig inzicht te hebben in de laakbaarheid van zijn handelwijze. De raad zal echter (ook) rekening houden met het feit dat verweerder nog niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is geweest. De raad acht de maatregel van een enkele waarschuwing derhalve passend en geboden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, en mrs. P.J.F.M. de Kerf, E.A.T.M. Steverink, E. Bige en A.M.T. Weersink, leden van de raad, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juli 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.