ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3035 Raad van Discipline Arnhem 12-22

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3035
Datum uitspraak: 02-07-2012
Datum publicatie: 18-07-2012
Zaaknummer(s): 12-22
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tekortschieten in advisering en teveel in rekening gebracht. Als opvolgend advocaat klakkeloos afgegaan op aannames en conclusies voorgaande advocaat. Niet naar behoren gecommuniceerd met Duitse advocaat die de kwestie naar Duits recht onder de loep had genomen. Berisping, ook – maar daar is niet over geklaagd - omdat verweerder gemeend heeft eigener beweging, op een moment dat hij zelf had aangegeven over te moeten gaan tot sluiting van het dossier omdat hij in de zaak geen heil zag, aan klager voor te kunnen stellen dat hij nog wel voor hem wilde optreden ‘mits hij een voorschot zou willen betalen van € 5.000,00’.

Beslissing van 2 juli 2012

in de zaak 12-22

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 31 januari 2012 heeft mr. [X], lid van de raad van toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement [Y], aan wie de deken van genoemde orde het onderzoek van de klacht had opgedragen, bovengenoemde klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 maart 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft op 2 april 2012 de aan deze beslissing aangehechte tussenbeslissing genomen. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- De brief van mr. [Y] van 31 januari 2012 met bijlagen;

- De ter zitting door verweerder overgelegde e-mail d.d. 10 september 2010 van mr. [D, verweerders voorgangster] aan klager waarin haar eindadvies;

- De door klager ter uitvoering van voornoemde tussenbeslissing bij brief d.d. 21 april 2012 aan de raad toegezonden brief van de ING d.d. 12 augustus 2009 betreffende algehele aflossing hypothecaire geldlening;

- De door verweerder ter uitvoering van voornoemde tussenbeslissing bij brief d.d. 25 april 2012 aan de raad toegezonden stukken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht neemt de raad in aanvulling op hetgeen in de tussenbeslissing onder 2 is gerelateerd de volgende feiten in aanmerking.

2.1 Bij brief d.d. 28 juni 2010 heeft mr. [D] namens klager aan mevrouw [S] een sommatiebrief gezonden voor een bedrag van een kleine € 70.000,00, uiteenvallend in een negental afzonderlijk gespecificeerde posten.

Namens [S] heeft mr. [M] daarop uitvoerig en gedetailleerd geantwoord bij brief van 5 juli 2010.

2.2 Na dat antwoord met klager besproken te hebben heeft mr. [D] in haar e-mail 10 september 2010 aan klager uiteengezet dat en waarom zij geen mogelijkheden zag om zijn vordering aan de rechtbank voor te leggen. Een van de redenen was gelegen in de omstandigheid dat klager bij notariële akte afstand had gedaan van eventuele vorderingen op [S] met betrekking tot de hypotheekverplichtingen.

2.3 Rechtsanwalt [W] heeft na zijn brief d.d. 11 mei 2011, waarin hij verweerder opriep diens opvatting dat klager tegenover [S] geen enkele aanspraak zou hebben nog eens te heroverwegen, bij uitblijven van enige inhoudelijke reactie verweerder bij brieven van 8 en 29 juni 2011 gerappelleerd. Verweerder heeft daarop bij brief van 13 juli 2011 volstaan met het toezenden van oude e-mails aan klager van 10 september en 23 december 2010 aan klager en meegedeeld dat klager [S] kwijting had verleend en dat overigens hetgeen hij beweert dikwijls niet te bewijzen is. Tegelijk daarmee heeft verweerder aan klagers rechtsbijstandverlener gevraagd er mee in te stemmen dat hij de zaak zou sluiten.

2.4 Voor [W] is die laatste brief aanleiding geweest om nogmaals bij brief d.d. 20 juli 2011 bij verweerder op de zaak terug te komen door hem voor te houden dat in de koopovereenkomst waarbij de woning is verkocht géén kwijting van [S] is opgenomen, en hem – onderstreept – te verzoeken zijn besluit de zaak af te sluiten nog eenmaal te heroverwegen. Omdat antwoord uitbleef heeft [W] dezelfde brief nogmaals op 8 augustus 2011 bij wijze van “HÖFLICHE ERINNERUNG” aan verweerder toegezonden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder niet de kennis en expertise bleek te hebben om de zaak van klager naar behoren te kunnen behandelen; hij had dat eerder aan klager moeten aangeven;

b) de kosten die door verweerder bij zijn rechtsbijstandverzekeraar in rekening zijn gebracht niet in verhouding staan tot het resultaat en de verrichte werkzaamheden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tot zijn verweer naar voren gebracht dat hij de zaak van klager slechts in het kader van een verzoek om een second opinion onder zich heeft gehad. Het is nimmer zijn bedoeling geweest de behandeling van de zaak over te nemen van zijn kantoorgenote die de zaak eerder in behandeling had gehad. Hij heeft het werk van zijn kantoorgenote ook niet over willen doen. Hij heeft voor waar aangenomen wat zij hem over de kwijting had verteld, te weten dat er een notariële akte bestond waarin klager afstand had gedaan van elke vordering op [S] met betrekking tot de hypotheekverplichtingen.

Verweerder heeft betwist dat de kosten die hij in rekening heeft gebracht niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden. Er bestond zijns inziens geen zicht op succes in klagers zaak, hij heeft klager meermaals duidelijk moeten maken dat hij zonder bewijs en grondslag van zijn vorderingen niets voor hem kon betekenen.

5 BEOORDELING

De raad beoordeelt de klachten als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

5.1 [D] heeft destijds in haar mail van 10 september 2010 voor haar advisering mede tot uitgangspunt genomen dat klager volgens [S] bij notariële akte afstand had gedaan van elke vordering op [S]. Volgens haar mail zou klager haar die akte hebben laten zien. Lezing van de brief van mr. [M] van 5 juli 2010 wijst echter uit dat [S] zich niet op het bestaan van een dergelijke akte heeft beroepen. [M] heeft onder meer gewezen op een akte van 8 oktober 2009 waarbij klager alle kosten die voortvloeien uit de koop van de woning voor zijn rekening zal nemen, alsmede dat hij de volledige hypotheek zal overnemen. Dat is niet hetzelfde als het doen van afstand van elke vordering op [S].

5.2 Klager was het ook niet met dat advies eens en heeft zich tot verweerder gewend. Die heeft niet nader onderzocht of klager afstand had gedaan van zijn vorderingen op [S] maar is zonder meer afgegaan op het oordeel van zijn kantoorgenote. Dat was in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klager diende te betrachten, of het nu was in zijn aanvankelijke rol tot het geven van een second opinion, dan wel later in het vervolg van zijn advisering toen hem met goedvinden van de rechtsbijstandverzekeraar van klager gevraagd werd nader te reageren op de vragen en bevindingen van de eveneens met goedvinden van de rechtsbijstandverzekeraar ingeschakelde Duitse advocaat. Gelet op het ontbreken van tastbaar bewijs van een schriftelijke akte van kwijting lag het op de weg van verweerder op dat punt nader onderzoek te doen. De akte die aan de raad is overgelegd bevat een dergelijke kwijting in elk geval niet.

5.3 Voor zover uit de brief van [M] twijfel omtrent klagers aanspraken kon rijzen had het op de weg van verweerder gelegen om, nu [D] daar niet toe over was gegaan, bij [M] verder navraag te doen naar de inhoud van de door haar genoemde stukken. Verweerder heeft dat echter niet gedaan. Hij is kennelijk – en heeft dat ook ter zitting bevestigd – blijven afgaan op het oordeel van zijn kantoorgenote. Zelfs in de herhaalde brieven van de Duitse advocaat heeft verweerder geen aanleiding gevonden de problematiek nog eens kritisch in ogenschouw te nemen. Ook in zoverre is hij tekort geschoten in de jegens klager te betrachten zorg.

Ad klachtonderdeel b)

5.4 Voor zijn werkzaamheden heeft verweerder in totaal € 2.822,00 ex b.t.w. in rekening gebracht. Een zodanige rekening staat in geen enkele verhouding tot de door verweerder voor klager verrichte werkzaamheden. Hij heeft éénmaal een gesprek gehad met klager, en later nog eens een kort telefoongesprek. De inhoud van de door hem geschreven brieven laat zien dat hij in zijn advisering geheel voorbij gaat aan het punt dat klager en de Duitse advocaat onder zijn aandacht hebben gebracht, te weten het ontbreken van een akte van kwijting en het in beginsel bestaan van een 50/50 verdeling met betrekking tot de eigenaarslasten van de woning.

5.5 Daar komt bij dat verweerder bij herhaling niet op de brieven van zijn Duitse collega heeft geantwoord. De raad stelt dan ook vast dat er in zoverre van daadwerkelijke advisering op de daarin aan de orde gestelde punten geen sprake is geweest. Terwijl verweerder in de periode van 19 oktober 2010 tot en met 29 augustus 2011 wel € 1.359,50 aan honorarium in rekening heeft gebracht. De raad kan niet anders dan concluderen dat die declaraties excessief waren.

5.6 De klacht is dan ook in beide onderdelen gegrond.

6 MAATREGEL

De raad is van oordeel dat oplegging van na te noemen maatregel op zijn plaats is. Verweerder is niet alleen tekort geschoten in de advisering, hij heeft ook nog eens te veel voor die gebrekkige advisering in rekening gebracht. Daar komt nog bij dat verweerder – zo blijkt uit het dossier - gemeend heeft eigener beweging, op een moment dat hij zelf had aangegeven over te moeten gaan tot sluiting van het dossier omdat hij in de zaak geen heil zag, aan klager voor te kunnen stellen dat hij nog wel voor hem wilde optreden ‘mits hij een voorschot zou willen betalen van € 5.000,00’. Ook deze handelwijze acht de raad laakbaar. Daarover is evenwel niet geklaagd.

BESLISSING

De raad van discipline:

Beide onderdelen van de klacht van klager tegen verweerder zijn gegrond. Verweerder wordt ter zake de maatregel van berisping opgelegd.

Aldus gewezen door mr. S.H. Box-Boom, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, P.R.M. Noppen, E.A.T.M. Steverink en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.

griffier voorzitter