ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3030 Raad van Discipline Arnhem 12-31

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3030
Datum uitspraak: 02-07-2012
Datum publicatie: 18-07-2012
Zaaknummer(s): 12-31
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Op naam van verweerder – in diens hoedanigheid van intern klachtbehandelaar – was een brief uitgegaan naar opvolgend advocaat van een voormalig cliënt (ex van klaagster) van een kantoorgenoot van hem (over wie klaagster zich had beklaagd) en bij wie hun gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in behandeling was geweest. In die brief stond informatie over de totstandkoming van het convenant. De brief is door de opvolgend advocaat aan de rechtbank overgelegd in een procedure wijziging alimentatie. Verweerder werd schending geheimhoudingsplicht verweten. Onderzoek van de klacht ter zitting heeft echter aannemelijk gemaakt dat de brief niet van verweerders hand is geweest. Klacht ongegrond.

Beslissing van 2 juli 2012

in de zaak 12-31

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 februari 2012 met kenmerk K12/31, door de raad ontvangen op 17 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2012 in aanwezigheid van partijen, klaagster bijgestaan door mr. [Y]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken aan de raad van 16 februari 2012 met bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster en haar gewezen echtgenoot de heer [B] zijn in 2009 bijgestaan door mr. [P], kantoorgenoot van verweerder, ter regeling van hun echtscheiding. Klaagster had achteraf ernstige bezwaren over de door mr. [P] verleende bijstand en heeft zich over hem beklaagd.

2.2 Op 13 juli 2011 heeft mr. [Y] voor klaagster een verzoek tot wijziging alimentatie ingediend. Namens de heer [B] heeft mr. [C] te Uden een verweerschrift ingediend en daarbij een brief van verweerder van 2 september 2011 aan mr. [C] overgelegd. In die brief wordt informatie verschaft over de echtscheidingsprocedure. Mr. [C] had daarom gevraagd omdat klaagster in de procedure tot wijziging van de alimentatie zich beriep op tekortkomingen van mr. [P].

2.3 De informatie in voormelde brief waar het hier om gaat is de volgende.

“In dat kader [de afspraak dat mr. [P] draagkrachtberekeningen zou maken, rvd] heeft mevrouw [K] mijn kantoorgenoot uitdrukkelijk verzocht haar (toekomstige) financiële gegevens niet aan uw cliënt te verstrekken, welk verzoek mijn kantoorgenoot, binnen zijn gedragsregels, heeft geaccepteerd. Als gevolg van dat verzoek was vervolgens uw cliënt ook niet bereid diens stukken te openbaren aan mevrouw [K], hetgeen op dat moment voor beiden akkoord en acceptabel was. (…)

Bij het aanbieden van de alimentatieberekeningen [aan cliënten, rvd] heeft mijn kantoorgenoot overigens nog expliciet melding gemaakt van het ‘privé’-karakter van die berekeningen (nu beide partijen niet wilden dat die toekomstige financiële situatie kenbaar werd aan de andere partij), en slechts in algemene zin – doch wel schriftelijk – de uitkomsten daarvan kenbaar gemaakt aan beide partijen. (…)

Met betrekking tot het verschil van ieders draagkracht zijn partijen, tijdens diezelfde bespreking, in onderling overleg overeengekomen “geen” kinderalimentatie verschuldigd te zijn, doch dat uw cliënt maandelijks meer zou storten op spaarrekening van de kinderen dan mevrouw [K] [….]. Dit schijnbaar zonder elkaars alimentatieberekeningen te hebben ingezien, noch daarom te hebben gevraagd (…)

Het vorenstaande heb ik vrijwel gelijkluidend reeds schriftelijk aan de deken […] meegedeeld. Nu dat schrijven inhoudelijk niet anders is dan onderhavig schrijven, en belangrijker: reeds in het bezit is van mevrouw [K], heb ik er geen bezwaar mee, indien u dit schrijven in rechte overlegt.”

2.4 Bij brief  met bijlagen van 30 september 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij informatie uit het dossier betreffende de gemeenschappelijke echtscheidingsprocedure van klaagster en haar gewezen echtgenoot heeft verstrekt aan de opvolgend advocaat van haar ex-echtgenoot, mr. [C], en

b) mr. [C] toestemming heeft verleend die informatie in de alimentatieprocedure te gebruiken.

4 VERWEER

Verweerder heeft tot zijn verweer naar voren gebracht dat hij nimmer contact met mr. [C] heeft gehad, en dat de brief waar het om gaat niet van zijn hand is. De inhoud van de brief is volgens verweerder opgetekend door mr. [P] die daarover, zo had hij van [P] vernomen, contact met zijn voormalige cliënten zou hebben gehad.

5 REPLIEK

Volgens klaagster is zij ernstig gedupeerd door overlegging van de brief, de rechtbank heeft haar verzoek om wijziging kinderalimentatie afgewezen. Zij heeft tegen die afwijzing hoger beroep ingesteld.

6 BEOORDELING

Hetgeen verweerder in zijn schriftelijke verweer naar voren heeft gebracht liet enige ruimte voor twijfel omtrent zijn aandeel in de totstandkoming van en verantwoordelijkheid voor de gewraakte brief. Ter zitting is echter uit de verf gekomen dat de brief geheel buiten verweerder om is opgesteld door mr. [P], dat [P] daarover geen overleg met hem heeft gehad, dat [P] zonder toestemming van verweerder de brief op naam heeft gezet van verweerder en zo diens autoriteit van interne klachtbehandelaar heeft misbruikt. 

De raad is dan ook van oordeel dat de klacht ongegrond is. Dat de brief van de hand is van verweerder is immers niet komen vast te staan, zodat de feitelijke grondslag aan de klacht ontbreekt. Verweerder kan daarom ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de zinsnede dat het mr. [C] vrij stond de brief in rechte over te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klaagster tegen verweerder is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. Bige, J.H. Brouwer, R.P.F. van der Mark en H.J.P. Robers, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.

griffier voorzitter