ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2784 Raad van Discipline Arnhem 11-155

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2784
Datum uitspraak: 07-05-2012
Datum publicatie: 06-06-2012
Zaaknummer(s): 11-155
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Vereiste schriftelijke vastlegging. Verweerder heeft verzuimd vast te leggen dat in overleg is besloten om af te zien van de mogelijkheid tot het instellen van een vordering om de uitvoerbaarheid van het vonnis op te schorten. Klacht gegrond.

Beslissing van 7 mei 2012

in de zaak 11-155

naar aanleiding van de klacht van klaagster tegen verweerders.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 november 2011 met kenmerk K11/67, door de raad ontvangen op 28 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 maart 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De brief van 24 november 2011 namens de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem alsmede de daarin genoemde stukken genummerd 1 t/m 7.

Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft verweerder sub 1 de griffie van de raad van discipline nog de brief van 29 maart 2012 met bijlage gestuurd, doch deze wordt buiten beschouwing gelaten, omdat de behandeling al was gesloten.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 De klacht is in februari 2011 ingediend door de echtgenoot van klaagster, de   heer X. X was directeur grootaandeelhouder van X Beheer B.V., verder de beheervennootschap. De heer X is na indiening van de klacht overleden en mevrouw X heeft de klacht als erfgenaam overgenomen. Mevrouw X wordt in de stukken als klaagster aangeduid en met klagers wordt bedoeld de heer en mevrouw X tezamen.

2.2 Klagers hebben medio 2009 aan verweerder sub 1 gevraagd hen bij te staan in een geschil tussen de beheervennootschap van klagers en de leasemaatschappij. De leasemaatschappij vorderde achterstallige betalingen van de beheervennootschap van klagers. De beheervennootschap is bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling aan Y van een bedrag van circa EUR 30.000,-. In overleg hebben verweerders hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Zaandam en heeft verweerster sub 2 een memorie van grieven opgesteld.

2.3 In mei 2010 heeft Y het faillissement  van de beheervennootschap van klagers laten aanvragen. Bij de faillissementszitting werden klagers bijgestaan door verweerster sub 2, de advocaat-stagiaire van verweerder sub 1. Ook tijdens een tweede faillissementszitting werden klagers vertegenwoordigd door verweerster sub 2. Y baseerde zich op een steunvordering die door klagers werd betwist, omdat deze betrekking zou hebben op hen privé. Bij vonnis van 27 augustus 2010 is de beheervennootschap van klagers in staat van faillissement verklaard.

2.4 Bij brief van 17 februari 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) de belangen van de beheervennootschap van klagers onvoldoende te behartigen door geen bezwaar te maken tegen door de wederpartij te laat ingediende stukken;

b) klagers niet te wijzen op de mogelijkheid om tijdens de hoger beroepsprocedure een opschorting van de uitvoerbaarheid van het vonnis van de rechtbank te vragen, waardoor het faillissement voorkomen had kunnen worden;

c) zonder toestemming van klagers een minder gekwalificeerde medewerkster in te schakelen c.q. in rechte te laten optreden namens de beheervennootschap van klagers waardoor schade is geleden;

d) de belangen van de beheervennootschap van klagers in de faillissementszaak onvoldoende te behartigen door geen gebruik te maken van aangeleverde stukken;

e) het zonder toestemming tot een faillissement te laten komen.

3.2 Klagers stellen dat hen door verweerders tot het laatste moment is voorgehouden dat een faillissement niet mogelijk was. Zij menen verder dat het mogelijk zou zijn geweest om met succes schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad te vorderen.

4 VERWEER

4.1 Verweerders zijn van mening dat hen geen tuchtrechtelijk verwijt past omdat de gehele gang van zaken tijdens de behandeling van de zaak uitvoerig met klagers is besproken. Zij menen de belangen van klagers goed te hebben behartigd en betwisten dat klagers schade hebben geleden als gevolg van hun optreden.

5 BEOORDELING

5.1   Met het eerste klachtonderdeel stellen klagers dat hun belangen zijn geschaad doordat verweerders geen bezwaar zouden hebben gemaakt tegen door de wederpartij te laat ingediende stukken. Verweerders hebben deze klacht gemotiveerd betwist en stellen wel bezwaar te hebben gemaakt bij de kantonrechter. Dit klachtonderdeel is onvoldoende komen vast te staan en mist derhalve feitelijke grondslag. Het wordt ongegrond verklaard. 

5.2 Klagers stellen ten tweede dat verweerders hen niet op de mogelijkheid hebben gewezen om een opschorting van de uitvoerbaarheid van het vonnis te vorderen. Verweerders stellen dat zij wel met klagers hebben besproken dat geen schorsingsincident zou worden ingesteld. Partijen staan hier lijnrecht tegenover elkaar. De raad stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat is om de gang van zaken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. De achtergrond hiervan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Naar het oordeel van de raad had het op de weg van verweerder sub 1 gelegen te waarborgen dat de beslissing om geen incidentele vordering in te stellen tot schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis klagers voldoende duidelijk was. Het was dus ook zijn verantwoordelijkheid om het besprokene schriftelijk aan klagers te bevestigen. Het gaat hier om een belangrijke beslissing waar rechtzoekenden zich voldoende bewust van moeten zijn. De raad acht dit klachtonderdeel ten aanzien van verweerder sub 1 gegrond en ten aanzien van verweerder sub 2 ongegrond.

5.3 Het derde klachtonderdeel ziet op het optreden van verweerster sub 2. Volgens klagers is dit zonder hun toestemming gebeurd. Verweerders hebben onbetwist gesteld dat de komst van verweerster sub 2 naar de eerste zitting ruim anderhalve week van tevoren was aangekondigd en dat haar komst naar de tweede zitting vier dagen voor de zitting aan klagers was medegedeeld. Volgens de raad had het op de weg van klagers gelegen om bij verweerder sub 1 te protesteren tegen deze gang van zaken. Gesteld noch gebleken is dat klaagster dit heeft gedaan. Integendeel, zij heeft ter zitting verklaard de samenwerking met verweerster sub 2 als constructief en hartelijk te hebben ervaren. Aan de stelling van klaagster dat zij het gevoel had geen keuze te hebben gaat de raad voorbij, aangezien niet duidelijk is waarom klaagster geen contact heeft opgenomen met verweerder sub 1 als zij het niet eens was met diens vervanging. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.4 Uit de stukken is niet gebleken dat verweerders geen gebruik hebben gemaakt van door klagers aangeleverde stukken noch dat zij op andere wijze de belangen van klagers in de procedure onvoldoende zouden hebben behartigd. Het vierde klachtonderdeel mist derhalve feitelijke grondslag en is ongegrond. Verweerders hebben uitgebreid verweer gevoerd namens klagers, maar dat dit niet heeft geleid tot succes in de procedure valt verweerders niet tuchtrechtelijk te verwijten.

5.5 Met het vijfde klachtonderdeel klagen klagers dat verweerders het zonder toestemming van klagers tot een faillissement hebben laten komen. Uit de stukken blijkt dat verweerders in overleg met klagers verweer hebben gevoerd tegen de faillissementsaanvraag. De conclusie van klagers dat verweerders het zelf op een faillissement zouden hebben laten aankomen, wordt derhalve niet ondersteund door de feiten. Het is de raad niet duidelijk welk ander verweer verweerders hadden moeten voeren om een faillissement succesvol te voorkomen. Ook dit laatste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

6 MAATREGEL

De raad is van oordeel dat verweerder sub 1 ten opzichte van klagers tekort is geschoten. Alle omstandigheden tezamen leiden tot de conclusie dat de raad de oplegging van een enkele waarschuwing passend en geboden acht.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a, c, d en e ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b jegens verweerder sub 2 ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b jegens verweerder sub 1 gegrond;

- legt aan verweerder sub 1 op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door: mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. B.E. van der Molen, P.P. Verdoorn, F.A.M. Knüppe, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2012.

griffier voorzitter