ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2644 Raad van Discipline Arnhem 11-168

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2644
Datum uitspraak: 14-03-2012
Datum publicatie: 25-04-2012
Zaaknummer(s): 11-168
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager was ontevreden over hetgeen verweerder voor hem heeft gedaan als ook over het feit dat hij contact heeft gezocht met klagers eerdere advocaten. Verweerder is echter maar heel kort klagers raadsman geweest. In die korte tijd heeft hij onder meer informatie willen inwinnen bij de voorgaande advocaten. Dat stond hem zonder meer vrij. In die contacten heeft hij ook afstemming gezocht omtrent de eerder verleende toevoeging(en) en de mogelijkheid van overname onderzocht. Ook dat stond hem vrij. Niet is gebleken van onregelmatigheden. Wel had hij er beter aan gedaan klager meer op de hoogte te houden. Klacht ongegrond.

11-168

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 15 december 2011 heeft mr. X, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Y, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

klager

tegen:

verweerder.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 6 februari 2012, waar alleen verweerder is verschenen. Klager is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. H. Dulack, E.A.T.M. Steverink, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden van de raad, en is bijgestaan door mr M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. Blijkens de omschrijving van de klacht namens de deken in de brief van 25 oktober 2011 van diens stafjurist […], tegen welke omschrijving klager geen bezwaar heeft gemaakt, heeft klager zich erover beklaagd dat verweerder

a. niets zou hebben gedaan ter behartiging van klagers belangen – geen mail be-antwoord, niet teruggebeld - , en

b. zonder toestemming van klager met de voormalige advocaat van klager contact heeft opgenomen en

c. een niet ter zake doende toevoeging en een niet compleet dossier heeft overge-nomen.

3. De raad heeft voor zijn beslissing uit het dossier en uit verweerders toelichting ter zitting de volgende gegevens kunnen destilleren.

Klager is medio mei 2011 bij klager op het spreekuur geweest. Er liep een hoger beroep in een arbeidszaak, dat was in behandeling bij mr. [A]. Appellant was kla-gers werkgever. Mr. [A] heeft zich met het daarvoor bestemde formulier d.d. 28 april 2011 aan klagers zaak onttrokken. Dit hoger beroep is nadien ambtshalve ge-royeerd, naar de raad begrijpt omdat niet tijdig van grieven was gediend.

De kwestie die verweerder volgens zijn toelichting voor klager in behandeling zou nemen was de letselschade die klager in het werk had opgelopen. In zijn opdracht-bevestiging bij brief d.d. 20 mei 2011 omschreef hij de opdracht ‘om u bij te staan ter zake van de arbeidszaak’.

Verweerder heeft zowel met mr. [A] als met mr. [B] die ook voor klager optrad contact opgenomen voor overleg en afstemming, mede omtrent de vraag of en zo ja welke toevoegingen open stonden en door hem voor het verrichten van zijn werkzaamheden dienden te worden overgenomen.

Op verzoek van verweerder heeft klager getracht bij mr. [B] stukken in de arbeids-zaak op te vragen. Verweerder hoopte daarin informatie te vinden welke hij zou kunnen gebruiken ten behoeve van zijn onderzoek naar de haalbaarheid van een vordering ter zake van letselschade. Toen dat klager niet lukte heeft verweerder zelf contact gezocht met mr.[B]. Die heeft hem omstreeks 24 mei 2011 de stukken en zijn toevoeging gestuurd met als zaaksomschrijving ‘arbeid met overige ge-schillen’. Verweerder meende zijn werkzaamheden voor de letselschadezaak wel op basis van die toevoeging te kunnen verrichten.

Kort nadien, in een mail van klager van 1 juni 2011, vernam verweerder dat klager zelf zijn faillissement had aangevraagd. Klager had hem daar niet van op de hoogte gebracht. Het faillissement is uitgesproken op 6 juni 2011. Als gevolg van het fail-lissement was verweerder niet langer bevoegd om zonder opdracht van de curator voor klager op te treden.

De toevoeging van mr. [B] is gemuteerd. Verweerder heeft de toevoeging op 30 september 2011 gedeclareerd. Hij dient nog met mr. [B] af te wikkelen.

4. De raad beoordeelt de klacht als volgt.

De relatie tussen klager en verweerder is van zeer korte duur geweest.

In de korte periode tussen medio mei 2011 – het spreekuur – en 1 juni 2011, de dag waarop klager aangifte deed van zijn faillissementstoestand, is verweerder doende geweest helderheid te verkrijgen omtrent klagers kansen in een procedure en de mogelijkheid tot bekostiging van zijn optreden.

De raad wil wel aannemen dat het in de bedoeling lag van verweerder om alleen de letselschadekwestie op te pakken, maar stelt vast dat verweerder daarover niet erg duidelijk is geweest naar klager toe. De mail van klager aan verweerder van 18 mei 2011 ging over het hoger beroep in de arbeidszaak. De opdrachtbevestiging van 20 mei 2011 is erg ruim gesteld, en laat ruimte voor meerdere uitleg. Verweerder had in de opdrachtbevestiging een duidelijker afbakening kunnen geven van de opdracht zoals die hem voor ogen stond. Nu was er kennelijk ruimte voor misverstand. Dat misverstand had gemakkelijk voorkomen kunnen worden.

Daar staat tegenover dat verweerder in die korte periode zelf nog doende was om in het overleg met de vorige advocaten van klager duidelijkheid te krijgen over hetgeen hij voor klager zou kunnen betekenen. Frequenter contact met klager in die fase zou dan ook voor klager niet veel meerwaarde hebben gehad.

Voor dat overleg met de voorgaande advocaten behoefde verweerder niet afzon-derlijk toestemming van klager te vragen, een zodanig overleg spreekt vanzelf en hoort bij het in behandeling nemen van een zaak. Dat geldt eens te meer met be-trekking tot de door klager aan verweerder voorgelegde materie nu klager zelf kennelijk weinig ter zake doende informatie aan verweerder kon aanleveren.

Het moet er dan ook voor worden gehouden dat verweerder handelde in het belang van klager. De communicatie met klager is in aanvang wel slordig geweest - had beter gekund en gemoeten - maar niet in die mate dat verweerder ter zake een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

Ook valt verweerder niet te verwijten dat hij de toevoeging van mr. [B] heeft over-genomen. Op het moment dat hij dat deed was hij zich al – en naar moet worden aangenomen nog steeds in opdracht van klager - aan het verdiepen in de vraag of klagers belang een procedure zou kunnen rechtvaardigen.

De klacht dient dan ook in al zijn onderdelen te worden afgewezen.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

de klacht van klager tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012.

griffier     voorzitter