ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2643 Raad van Discipline Arnhem 11-142
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2643 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-03-2012 |
Datum publicatie: | 25-04-2012 |
Zaaknummer(s): | 11-142 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Verweerder heeft niet of niet adequaat gereageerd op verzoeken om inlichtingen in het kader van het onderzoek van een tegen verweerder ingediende klacht. Hij heeft met name nagelaten de dossiers in de voor klaagster behandelde zaken aan de waarnemend deken te bezorgen. Bovendien duur de het bijna driekwart jaar voordat hij een eerste reactie gaf op de klacht. Het is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt om niet mee te werken aan een onderzoek door de deken van een tegen hem ingediende klacht. Daardoor wordt de vervulling van de bij wet aan de deken opgedragen taak onnodig verzwaard. Berisping. |
11-142
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 9 november 2011 heeft mr. X, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Y, ter kennis van de raad gebracht zijn bezwaar tegen:
Mr. Z,
advocaat te Y,
hierna te noemen verweerder.
1. Het bezwaar is behandeld ter openbare zitting van de raad van 6 februari 2012, waar zowel de deken als verweerder is verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van het bezwaar zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. H. Dulack, E.A.T.M. Steverink, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
2. Het bezwaar luidt dat verweerder het de deken onmogelijk heeft gemaakt de klacht van een oud-cliënte van verweerder te onderzoeken, doordat hij ondanks herhaalde verzoeken daartoe niet de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt.
3. De raad gaat bij zijn beslissing uit van de volgende gegevens.
De klacht van de oud-cliënte – hierna ‘de onderliggende klacht’ – van 22 juni 2010 is op 1 juli 2010 doorgestuurd naar verweerder met verzoek om een reactie.
Nadat verweerder meerdere malen om uitstel had verzocht, en er ook contact was geweest tussen verweerder en die klaagster, heeft verweerder uiteindelijk op 8 maart 2011 op de klacht gereageerd.
Het onderzoek van de klacht is omstreeks 1 juni 2011 overgenomen door mr. [C], lid van de raad van toezicht. Nadat klaagster met aanvullende bezwaren was gekomen heeft [C] bij brief d.d. 22 augustus 2011 aan verweerder verzocht om een nadere reactie en om toezending van de dossiers. Daarop heeft verweerder niet meer gereageerd.
Het onderzoek van de onderliggende klacht ligt nog steeds stil.
4. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de deken gelijk heeft, hij had de dossiers meteen moeten opsturen. Hij heeft ze meegenomen naar de zitting en na afloop aan de deken overhandigd.
5. De raad beoordeelt het bezwaar van de deken als volgt.
Het is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt om niet mee te werken aan een onderzoek door de deken van een tegen hem ingediende klacht. Daardoor wordt de vervulling van de bij wet aan de deken opgedragen taak onnodig verzwaard. Verweerder heeft dat ook erkend. Verweerder heeft de raad er ter zit-ting echter niet van overtuigd dat hij zich voldoende bewust is van de onjuistheid van zijn handelswijze. Verweerder heeft ook in eerdere stadia van het onderzoek verzaakt om direct te reageren en de gevraagde informatie te verstrekken. Zo duurde het bijna drie kwart jaar voordat verweerder een eerste reactie gaf op de klacht, en reageerde hij niet op het verzoek van de stafjurist bij brief van 5 april 2011 om toezending van de opdrachtbevestigingen. Verweerder heeft in de indie-ning van het dekenbezwaar op 9 november 2011 kennelijk evenmin aanleiding ge-zien alsnog goed te maken wat hij had nagelaten, maar heeft het aan laten komen op een zitting bij de raad van discipline en pas bij die gelegenheid de dossiers waarom door [C] was gevraagd aan de deken overhandigd.
De raad komt dan ook tot het oordeel dat het dekenbezwaar gegrond is en dat ver-weerder ter zake de hierna te noemen maatregel dient te worden opgelegd.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
Het dekenbezwaar is gegrond. Aan verweerder wordt ter zake de maatregel van berisping opgelegd.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012.
griffier voorzitter