ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2642 Raad van Discipline Arnhem 11-151

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2642
Datum uitspraak: 14-03-2012
Datum publicatie: 25-04-2012
Zaaknummer(s): 11-151
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Beleidsvrijheid. Het enkele feit dat de advocaat een ander inschatting geeft van de juridische positie van klager en de op grond daarvan te volgen strategie, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder kan niet worden verplicht om de zaak op de door klager voorgestane wijze te behandelen en tot een einde te brengen.

11-151

BESLISSING  VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

Klager tegen verweerder

1. Bij brief d.d. 2 januari 2012 met een vijftal bijlagen, door de raad ontvangen op 3 januari 2012, is klager tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 19 december, verzonden 22 december 2011, waarbij de klachten van klager tegen verweerder als kennelijk ongegrond zijn afgewezen.

2. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2011, waar alleen verweerder is verschenen. Klager had eerder telefonisch om uitstel verzocht

omdat hij zich wilde laten bijstaan door een raadsman en op dat moment nog geen raadsman had gevonden. De griffier van de raad heeft 25 januari 2012 telefonisch met klager besproken dat op die grond geen uitstel kon worden verleend, waarop klager de griffier heeft laten weten ter zitting te zullen verschijnen.

Bij brief d.d. 1 februari 2012 heeft klager zich opnieuw tot de raad gewend, nu tot de voorzitter, om er nogmaals op te wijzen dat hij geen raadsman had kunnen vinden, en er op te wijzen dat de griffier hem niet had bevestigd dat passende maatregelen zouden kunnen worden getroffen als oplossing voor zijn perceptieve gehoorstoornis. Klager meent dat hij dientengevolge ter zitting in het nadeel zou zijn geweest, en heeft daarom afgezien van verschijning, zo begrijpt de raad zijn brief. De raad kan klager daarin niet volgen. Er zijn microfoons in de zaal aanwezig, daar had klager gebruik van kunnen maken. Dat hoefde niet afzonderlijk bevestigd te worden. Door weg te blijven heeft klager zelf het risico genomen dat hij zijn klacht niet heeft kunnen toelichten.

3. De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. H. Dulack, E.A.T.M. Steverink, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

4. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar alinea 2 van de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

5. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond is. De door de voorzitter aangegeven gronden kunnen haar beslissing volledig dragen. Hetgeen klager in zijn verzetschrift tegen de beslissing van de voorzitter heeft aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. Blijkens de brief van verweerder van 15 juli 2011 was toen hoe dan ook de basis voor verdere samenwerking komen te ontbreken.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter in deze is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012.

griffier      voorzitter

Gelet op het bepaalde in artikel 46 h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open.