ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2638 Raad van Discipline Arnhem 11-146

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2638
Datum uitspraak: 12-03-2012
Datum publicatie: 20-04-2012
Zaaknummer(s): 11-146
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt zijn advocaat dat hij hem tegen zijn wil is blijven bijstaan. Klacht is niet komen vast te staan.

11-146

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 17 november 2011 heeft mr. L.J. Böhmer, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

X,

     wonende te A,

     klager,

     hierna: klager

     tegen:

     Y,

     advocaat te B,

     beklaagde,

     hierna: verweerder

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 23 januari 2012 waar klager en verweerder zijn verschenen.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, en de mrs. J.R.O. Dantuma, R.P.F. van der Mark, H.J.P. Robers en E.J. Verster, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

Onderwerp van de klacht is dat verweerder klager in 2008 tijdens een kort geding is blijven bijstaan.

3.

Klager heeft de klacht als volgt toegelicht.

Verweerder is met valse beloften gekomen. Hij heeft beloofd klager te beschermen tegen valse verklaringen en mishandelingen, maar verweerder is achter de rug van klager om verhalen gaan vertellen en was met andere dingen bezig. Verweerder heeft klager laten vallen. Die mensen zouden bestreden moeten worden. Klager heeft meerdere malen zijn relatie met verweerder beëindigd. Klager heeft onterecht vastgezeten. In november 2008 heeft verweerder klager gezegd dat klager bij de rechter moest komen. Klager was toen bezig met een andere advocaat. Verweerder wilde de zaak echter niet overgedragen. Je moet niet luisteren naar Johannes, was wat verweerder aan collega advocaten vertelde. Ook zei hij dat klager een gevaar voor zichzelf en de omgeving was.

Klager kent de brief van 17 september 2008, waarin hij verweerder schrijft het fijn te vinden dat verweerder terug is, dat hij verweerder over een voorgevallen incident zal vertellen en dat hij verweerder hoopt te zien. Die brief leidt af van waarom het gaat, aldus klager.

4.

Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

Verweerder ontkent ooit zonder toestemming van klager een procedure te hebben gevoerd. De strekking van de klacht van klager ontgaat verweerder. Klager heeft vastgezeten. Verweerder heeft met instemming van klager voor klager op 6 november 2008 een kort geding gevoerd om hem vrij te krijgen. Dat kort geding is echter verloren. Klager heeft verweerder daarvan de schuld gegeven. Enige tijd later is het wel gelukt om klager vrij te krijgen. Er was in deze nieuwe procedure sprake van een verrassende ontwikkeling. Toen verweerder zich bij de bode balie voor het nieuwe kort geding meldde bleek er een collega advocaat ingeschakeld te zijn om de zaak te behandelen. Niet eerder was voor verweerder (definitief) duidelijk dat klager niet langer rechtsbijstand van verweerder wenste.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

In het dossier van de raad bevindt zich een verklaring van klager van 31 juli 2008 inhoudende dat verweerder niet langer als advocaat van klager optreedt. Uit het dossier blijkt echter ook, dat verweerder klager nadien nog heeft bezocht in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwegein; dat hij op 30 oktober 2008 een brief aan klager heeft geschreven waarin hij aankondigt, dat er een kort geding zal plaatsvinden en dat hij op 6 november 2008 tijdens een kort geding voor klager is opgetreden. Voorts bevindt zich in het dossier een brief van klager aan verweerder van 17 september 2008, waaruit blijkt dat klager verweerder op dat moment als zijn advocaat beschouwde.

Gelet op de genoemde omstandigheden, waarmee de inhoud van deze brief van 31 juli 2008 duidelijk in tegenspraak is, moet de brief van 31 juli 2008 als op zichzelf staand worden beschouwd en kan daaraan niet de waarde worden toegekend die klager daaraan geeft. Aangenomen moet worden dat klager in ieder geval bij verweerder de indruk heeft gewekt dat het zijn bedoeling was dat verweerder hem tijdens het op 6 november 2008 behandelde kort geding als advocaat zou bijstaan. Er zijn door klager geen feiten en of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel leiden. De klacht is derhalve ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klager tegen verweerder is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2012.

Griffier      Voorzitter