ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2536 Raad van Discipline Arnhem 12-12

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2536
Datum uitspraak: 28-02-2012
Datum publicatie: 19-03-2012
Zaaknummer(s): 12-12
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Maatschap
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van (oud) cliënt tegen advocatenkantoor X. Klacht luidt als volgt. X schendt stelselmatig en in ernstige mate de Richtlijn voor advocaten over de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek als gevolg van de implementatie van de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123 EG) en X schendt stelselmatig en in ernstige mate de Richtlijn voor Elektronische Communicatie en het Internet zoals deze door het CCBE (lees: Le Conseil des barreaux européens; de voorzitter) op 19 november 2005 is vastgesteld voor de omgang door advocaten met e-mailverkeer en webtechnologie. Klacht bij voorzittersbeslissing kennelijk niet ontvankelijk en kennelijk ongegrond verklaard.

12-12

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het hofressort Arnhem

in de zaak van:

Y,

wonende te A,

klager

gemachtigde mr. G. F. M.G. Heutink,

te A,

tegen:

X,

gevestigd te A,

verder te noemen X,

en de hierna in overweging 3 te noemen

advocaten van X,

advocaat mr. B. ten Doesschate te Utrecht.

1. Bij brief van 18 januari 2012 heeft de waarnemend-deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen de navolgende klacht ter kennis van de raad gebracht. Het betreft een klacht ingediend door mr. Heutink namens klager. Omdat niet bleek dat mr. Heutink - geen advocaat - gemachtigd was is op dat punt om aanvulling van het dossier gevraagd. Die aanvulling is gevolgd bij brief van 2 februari 2012, die op 3 februari 2012 bij de raad is ingekomen.

2. Klager is cliënt geweest van X. Dat was in de periode oktober 2006 tot mei 2007. Er is een geschil ontstaan over declaraties en daarover wordt geprocedeerd (en werd eerder geklaagd bij deze raad). De klacht, die bestaat uit twee onderdelen, luidt als volgt:

1. X schendt stelselmatig en in ernstige mate de Richtlijn voor advocaten over de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek als gevolg van de implementatie van de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123 EG).

2. X schendt stelselmatig en in ernstige mate de Richtlijn voor Elektronische Communicatie en het Internet zoals deze door het CCBE (lees: Le Conseil des barreaux européens; de voorzitter) op 19 november 2005 is vastgesteld voor de omgang door advocaten met e-mailverkeer en webtechnologie.

3. De klacht richt zich (mede) tegen de navolgende advocaten van X:

mrs.

4. Het verweer is dat van het gestelde inbreukmakende handelen geen sprake is; dat klager geen belang heeft bij de klacht en dat de in klachtonderdeel 1 genoemde richtlijn pas op 28 december 2009, toen de relatie met klager al was verbroken, van kracht is geworden.

5. Op de klacht kan door de voorzitter met toepassing van artikel 46g Advocatenwet worden beslist.

5.1. Ambtshalve

De klacht is door de waarnemend Zutphense deken geïnstrueerd. Eén van de hiervoor genoemde advocaten, mr. A.P.J. M. de Bruyn, is de deken van dat arrondissement. Diens naam heeft klager pas op 17 oktober 2011, tezamen met de andere namen, aan de waarnemend-deken opgegeven zonder daarbij een punt te maken van hetgeen in artikel 46c lid 4 Advocatenwet is bepaald voor het geval dat tegen de deken wordt geklaagd. Dat is ook nadien (er volgde op 14 november 2011 nog een brief van de gemachtigde van klager) niet gebeurd. Aan het feit dat geen uitvoering is gegeven aan dat voorschrift, dat ertoe moet leiden dat de klacht in een dergelijk geval wordt onderzocht door de deken van een andere orde, worden geen consequenties verbonden.

5.2. Met betrekking tot klachtonderdeel 1

De vraag of X dan wel de verschillende hiervoor genoemde advocaten van dat kantoor zich houden aan bedoelde richtlijn - die inderdaad pas op 28 oktober 2009 van kracht is geworden - raakt géén door het advocatentuchtrecht beschermd belang van klager. Hij is thans geen cliënt meer van dat kantoor. In zoverre is klager kennelijk niet-ontvankelijk. Toen hij nog wel cliënt was gold die richtlijn en golden de daarin neergelegde regels nog niet.

De zogeheten Dienstenrichtlijn is van 2006. Voor dat jaar, vanaf september of oktober, en in het jaar daarop, toen in mei een einde kwam aan de relatie, heeft te gelden dat klager niet heeft uitgewerkt dat een of meer van de in die richtlijn neergelegde regels (waarvan de implementatie in de richtlijn van de orde dus pas later volgde) toen toch al door een goed en betamelijk handelend advocaat in acht moest(en) worden genomen. In zoverre is klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond.

5.3. Met betrekking tot klachtonderdeel 2

Welk (redelijk) belang van klager met dit onderdeel gemoeid is valt uit de klacht en de toelichting daarop niet af te leiden.

5.4. Klager heeft het navolgende opgemerkt in zijn brief van 15 februari 2011 waarin de klacht aan de orde werd gesteld bij de deken: "Ondanks herhaald verzoek en aandringen weigert X Advocaten een tussen partijen bij de sector civiel van de rechtbank Zutphen aanhangige procedure bij de rechtbank in te trekken cq te beëindigen. X advocaten wenst de zaak bij de sector civiel van de rechtbank Zutphen, aldus ondanks bezwaar van de kant van …………… (lees klager; de voorzitter), toch door te zetten." De voorzitter heeft beide klachtonderdelen ook op deze grief betrokken. Dat leidt niet tot een andere uitkomst.

5.5. Omtrent de vraag of de beide klachtonderdelen een dusdanig substantieel gewicht hebben dat de tuchtrechter zich met de kwestie zou moeten inlaten, behoeft de voorzitter gelet op het vorenstaande geen uitspraak te doen. Maar ook dat kan minst genomen worden betwijfeld.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

Met betrekking tot klachtonderdeel 1:

de klacht is kennelijk niet-ontvankelijk voor zover het betreft de periode na mei 2007 en de klacht is kennelijk ongegrond voor zover het betreft de periode daarvoor.

Met betrekking tot klachtonderdeel 2:

de klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

De voorzitter wijst de klacht in alle onderdelen af.

Deze beslissing is gegeven op 28 februari 2012 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 1 maart 2012.