ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2523 Raad van Discipline Arnhem 11-107

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2523
Datum uitspraak: 23-01-2012
Datum publicatie: 07-03-2012
Zaaknummer(s): 11-107
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek omdat de griffie bij het vaststellen van de mondelinge behandeling geen rekening zou hebben gehouden met dagen waarop de gemachtigde van klager verhinderd was. Stelling van klager onvoldoende onderbouwd. Wrakingsverzoek ongegrond.

11-107

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 20 oktober 2011 is ter kennis van de raad gebracht het wrakingsverzoek van klager tegen verweerders.

1. Het wrakingsverzoek is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 december 2011, waar niemand is verschenen.

De wrakingskamer van de raad heeft zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs J. Brouwer, P.R.M. Noppen, I.P.A. van Heijst, A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr S. Le Noble als griffier.

2. Klager heeft in de klachtzaken 11-49 en 11-57 de voorzitter, mr P gewraakt. Dat wrakingsverzoek is door de raad van discipline in behandeling genomen. Er heeft over de planning telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de griffie en de gemachtigde van klager en bij brief van 31 augustus 2011 is de datum van de mondelinge behandeling van dat verzoek aan klager bevestigd, te weten 19 september 2011. Klager heeft de wrakingskamer naar aanleiding van de brief van 31 augustus 2011 van de griffie gewraakt, stellende dat de rechtelijke onpartijdigheid in het geding is, omdat bij het vaststellen van die mondelinge behandeling geen rekening zou zijn gehouden met dagen waarop de gemachtigde van klager verhinderd was en de behandeling uitgerekend te plannen op een datum waarop hij verhinderd was, te weten 19 september 2011.

3. Vaststaat dat tussen de griffier van de raad van discipline en de gemachtigde van klager telefonisch contact heeft plaatsgehad over het vaststellen van een datum voor de mondelinge behandeling. Uit de stukken blijkt niet dat tijdens dat telefoongesprek is gesproken over de datum 19 september 2011 als verhinderdatum. Wel blijkt uit de brief van de gemachtigde van klager van 24 augustus 2011 dat de griffie op de hoogte was van het feit dat de dagen 3, 10 en 31 oktober 2011 voor de gemachtigde van klager geen verhinderingen vormden.

4. De raad beoordeelt het wrakingsverzoek als volgt:

In beginsel dient te worden uitgegaan van het vermoeden dat rechters uit hoofde van hun aanstelling onpartijdig zijn, tenzij zich een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees hiertoe objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek van klager is gebaseerd op (de wijze van) planning van een mondelinge behandeling. Uit de vaststaande feiten en stellingen van partijen blijkt niet dat bij de griffie bekend was dat klager was verhinderd op 19 september 2011. In het dossier zit geen brief van de gemachtigde van klager waaruit dit blijkt. Er zijn door klager geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de griffie de behandeling van het wrakingsverzoek heeft gepland op een datum waarvan zij wist dat de gemachtigde van klager verhinderd was. Uit het enkele feit dat de griffier wist dat klager op bepaalde data, gelegen in de maand oktober, wel beschikbaar was, kan zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden afgeleid dat de griffie wist of had moeten weten dat klager niet beschikbaar was op 19 september 2011. Klager heeft nagelaten zijn stellingen nader te onderbouwen en heeft eveneens nagelaten zijn stellingen tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 19 december 2011 nader toe te lichten. De raad is van oordeel dat niet is gebleken van zodanige feiten en omstandigheden dat geconcludeerd moet worden tot vrees voor partijdigheid vooringenomenheid van de wrakingskamer.

De beslissing van de wrakingskamer van de raad luidt als volgt:

Het verzoek tot wraking van mrs. O, R, S, B en M is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2012.

griffier voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.