ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2458 Raad van Discipline Arnhem 11-169

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2458
Datum uitspraak: 11-01-2012
Datum publicatie: 09-02-2012
Zaaknummer(s): 11-169
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening. Klagers hebben niet gereageerd op diverse verzoeken van de deken om een bespreking te houden met als doel de klachten nader vast te stellen. Klachten zijn te algemeen en onvoldoende concreet en onderbouwd.

11 – 169

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

inzake:

klager sub 1

wonende te [plaats]

klager sub 2

klager sub 3

beiden wonende te [plaats]

tegen:

verweerder sub 1

verweerder sub 2

advocaten te [plaats]

1. Bij brief d.d. 30 mei 2011 gericht aan de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht heeft de heer [………..] namens klagers zich beklaagd over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerders.

2. Bij brief van 16 juni 2011 zijn klagers namens de deken uitgenodigd voor een bespreking op het kantoor van de deken met als doel het nader vaststellen van de inhoud van de klacht. Deze bespreking is vastgesteld op 16 september 2011. Bij brief van 14 september 2011 is de bespreking door de heer [………..] namens klagers afgezegd. Namens de deken is bij brieven van 15 september 2011 en van 27 september 2011 aan de heer [………..] verzocht nieuwe verhinderdata over te leggen zodat een nieuwe bespreking gepland zou kunnen worden. Aan dit verzoek is niet voldaan. Wel is door de heer [………….] een veelheid aan andere informatie ter kennis van de deken gebracht. Bij brief van 25 oktober 2011 heeft de deken de heer [………] laten weten dat hij ervan uit gaat dat klagers geen prijs stellen op een bespreking.

3. Namens verweerder heeft mr. [……….] bij brief d.d. 2 november 2011 gericht aan de deken schriftelijk gereageerd op de klachten. Mr. [……….] stelt zich op het standpunt dat de in de brief d.d. 30 mei 2011 geformuleerde klacht alsmede de daarna door de heer […………] overgelegde stukken te algemeen en te onbepaald zijn om een inhoudelijk verweer te kunnen voeren. Hij verzoekt de klachten als kennelijk ongegrond af te wijzen.

4. De klacht is bij brief d.d. 12 december 2011 door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht ter kennis van de Raad van Discipline gebracht. Deze brief met daarbij het dossier bestaande uit 26 stukken is bij de raad binnengekomen op 13 december 2011.

5. De voorzitter is van oordeel dat op de klachten met toepassing van artikel 46g Advocatenwet bij voorzittersbeslissing kan worden beslist.

6. Klagers verwijten verweerders – zonder daarbij tussen hen enig onderscheid te maken – in de eerste plaats dat zij relevante wetgeving en feiten hebben “genegeerd”. Hoewel klagers een groot aantal stukken overleggen en stellingen poneren, is daaruit niet af te leiden wat klagers verweerders nu precies verwijten. Het is wel duidelijk dat klagers het niet eens zijn met de adviezen die verweerders klagers hebben gegeven maar dat is op zichzelf onvoldoende om te dienen als onderbouwing van hun klachten en dus ook om vast te stellen of hen enig tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Dat klemt te meer nu in de uitkomst van de procedures in twee instanties over de beslissing van het UWV, waarover verweerders indertijd hebben geadviseerd en welke adviezen aanleiding hebben gegeven tot de klachten van klagers, geen steun gevonden kan worden voor het verwijt van klagers.

7. Het ligt op de weg van klagers om ten minste een begin van onderbouwing van hun klachten te geven. Daartoe dienen klagers de volgens hen relevante feiten te formuleren, die dan vervolgens zoveel mogelijk onderbouwd dienen te worden met stukken. Het is niet aan de tuchtrechter om in de veelheid van stukken te zoeken naar de feiten die klagers mogelijk relevant achten. In dit verband is tevens van belang dat de deken direct na ontvangst van de inleidende klachtbrief d.d. 30 mei 2011 heeft aangegeven de inhoud van de klacht nader te willen vaststellen en klagers daartoe herhaalde malen heeft uitgenodigd. Klagers hebben daarvan kennelijk geen gebruik willen maken.

8. Klagers verwijten verweerders voorts dat zij geen herzieningsverzoek hebben ingediend. Waar verweerders daarin geen heil zagen en dat ook met redenen omkleed en tijdig aan klagers hebben laten weten, kan hen niet verweten worden dat zij dat herzieningsverzoek niet hebben ingediend. Dit verwijt mist dus feitelijke grondslag.

9. Ten slotte stellen klagers dat sprake is van een conflicterend belang. Ter toelichting merken zij op dat sprake was van het behartigen van belangen van de tegenpartij “om redenen genoemd in het wrakingsverzoek”. Ook van dit verwijt is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volstrekt onbegrijpelijk wat klagers nu aan verweerders verwijten.

10. De slotsom van het voorgaande is dat de klachten onvoldoende zijn onderbouwd dan wel feitelijke grondslag ontberen. Dat leidt tot de conclusie dat de klachten kennelijk ongegrond zijn

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klachten zijn kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 11 januari 2012 door mr. M.J. Blaisse voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 11 januari 2012.

Voorzitter