ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2319 Raad van Discipline Arnhem 11-149
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2319 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-12-2011 |
Datum publicatie: | 04-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 11-149 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht betreft het ten onrechte neerleggen van de behandeling van de zaak door de advocaat van klager. Voorzittersbeslissing. Voorzitten overweegt dat tussen partijen een onoverbrugbaar verschil van mening was ontstaan over de aanpak van de zaak en dat de advocaat zich daarom diende terug te trekken. Dat is niet op een ontijdig moment gebeurd, aldus de voorzitter. |
11-149
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM
Inzake:
X
wonende te A
klager,
hierna: klager
tegen:
mr. Y
advocaat te B,
beklaagde,
hierna: verweerder
1.
Klager heeft bij brief van 3 november 2009 bij de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Utrecht een klacht tegen verweerder ingediend. De klacht is door de deken onderzocht en na afronding van zijn onderzoek heeft de deken de klacht met de bijgevoegde stukken bij brief d.d. 22 november 2011 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 23 november 2011 door de raad ontvangen.
2.
De klacht luidt als volgt.
Verweerder heeft de opdracht van klager ten onrechte neergelegd en is klager ten onrechte in een geschil met Fortis Bank niet blijven bijstaan.
3.
De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.
4.
De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens.
4.1
In de periode vanaf 9 juli tot 29 juli 2009 heeft verweerder klager bijgestaan in een zaak tegen Fortis Bank Nederland NV. Op de woning van klager rustte een hypothecaire geldlening van Fortis Bank. De bank had de leningsovereenkomst opgezegd en het geleende bedrag van klager opgeëist. De bank dreigde vervolgens de woning van klager executoriaal te verkopen. Met het oog daarop had klager behoefte aan rechtsbijstand.
4.2
Bij de stukken bevinden zich brieven van verweerder aan klager van 30 juli 2009 en 10 augustus 2009 waarin hij het in de zaak gegeven advies uiteenzet en toelicht waarom hij klager niet langer kan bijstaan.
5.
Klager heeft de klacht als volgt toegelicht.
Klager wilde voorkomen dat de bank de zaak zou laten escaleren. Klager had verweerder opdracht gegeven om aan de bank een waarschuwende brief te sturen. Daartoe was verweerder ten onrechte niet bereid. Verweerder heeft de zaak op basis van een toevoeging behandeld. Verweerder heeft de behandeling neergelegd nadat klager de eigen bijdrage had betaald. Dat is ongepast.
6.
Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.
Klager heeft nimmer willen meewerken aan een oplossing om de executoriale verkoop van de woning te voorkomen. De visies van klager en verweerder op de aanpak van de zaak stonden lijnrecht tegenover elkaar. Verweerder meende dat de wensen van klager niet reëel en bovenal juridisch onhaalbaar waren en dat deze dermate ver buiten de juridische werkelijkheid stonden dat hij daaraan geen medewerking kon verlenen. Verweerder heeft zowel telefonisch als tijdens een bespreking op kantoor met klager over de aanpak van de zaak van gedachten gewisseld en heeft klager daarbij zijn advies gegeven. Dit advies heeft verweerder vervolgens in een brief aan klager van 30 juli 2009 nog eens uiteengezet. Omdat klager verweerder in zijn advies niet wenste te volgen, zag verweerder geen mogelijkheid om klager langer bij te staan. Op 31 juli 2009 heeft klager aan verweerder laten weten dat hij een opvolgend advocaat had gevonden.
7.
De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.
Uit de correspondentie blijkt dat tussen klager en verweerder een onoverbrugbaar verschil van inzicht bestond over de wijze waarop de belangen van klager behartigd dienden te worden.
Indien tussen een cliënt en de advocaat verschil van mening ontstaat over de wijze waarop een zaak moeten worden aangepakt en dit verschil van mening in onderling overleg niet kan worden opgelost, heeft een advocaat de plicht zich uit de zaak terug te trekken. Een advocaat behoeft geen handelingen te verrichten die hem in het belang van de zaak niet dienstig voorkomen. De advocaat is dominus litis en is verantwoordelijk voor de aanpak van de zaak. Verweerder heeft dus juist gehandeld door zich terug te trekken. Dit zou slechts anders zijn indien verweerder de relatie met klager op een ontijdig tijdstip had beëindigd, waardoor de belangen van klager onnodig waren geschaad. Daarvan is echter niet gebleken temeer daar onweersproken door verweerder is gesteld dat klager hem had laten weten dat er een opvolgend advocaat was die de behandeling van de zaak zou voortzetten.
Het feit dat de eigen bijdrage inmiddels was betaald leidt niet tot een andere conclusie. Deze was verschuldigd, ook nu verweerder zijn werkzaamheden heeft beëindigd. De eigen bijdrage behoeft maar eenmaal betaald te worden en de opvolgend advocaat heeft met de gedane betaling rekening te houden. De voorzitter beoordeelt de klacht derhalve kennelijk ongegrond
HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:
De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 21 december 2011 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 22 december 2011.
Voorzitter