ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2317 Raad van Discipline Arnhem 11-148

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2317
Datum uitspraak: 13-12-2011
Datum publicatie: 04-01-2012
Zaaknummer(s): 11-148
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder de griffierechten te hebben verrekend met een uitgekeerde schadevergoeding. De klacht mist feitelijke grondslag. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt de griffierechten aan verweerder te hebben betaald. De stellingen van klager zijn bovendien onderling tegenstrijdig.

11-148

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

[ ]

wonende te [ ]

hierna te noemen: klager

tegen

mr. [ ]

voormalig advocaat te [ ]

hierna te noemen: verweerder

1. Op 9 september 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. De klacht is door mr. A.P.J.M. de Bruijn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, onderzocht. Na afronding van het onderzoek is de klacht bij brief van 21 november 2011 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. De brief van de Deken is op 23 november 2011 bij de Raad binnengekomen.

2. De klacht is door de Deken als volgt samengevat.

Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte griffierechten verrekend heeft (dan wel heeft laten verrekenen) met een uitgekeerde schadevergoeding.

Volgens klager heeft verweerder aldus de norm van artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft aangevoerd geen enkele betaling van griffierechten van klager te hebben ontvangen.

4. De klacht heeft de volgende achtergrond.

In 2007 heeft klager op grond van onrechtmatige daad een schadevergoeding gevorderd van het politiekorps Utrecht. De rechtbank Utrecht heeft de vordering afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam het politiekorps veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.000,- aan klager.

Daarna heeft klager namens zijn kinderen een tweede procedure aanhangig gemaakt waarin hij een vergoeding van immateriële schade van € 75.000,- heeft gevorderd. Klager werd in die procedure bijgestaan door mr. Moszkowicz en verweerder. Na schrapping van verweerder, heeft mr. Brouwer de procedure als procesadvocaat overgenomen. Mr. Brouwer heeft de zaak, in overleg met de kinderen, geschikt voor een bedrag van € 8.000,-.

5. Door de rechtbank Utrecht is een bedrag van € 1.655,- aan griffierechten in rekening gebracht. Deze griffierechten zijn door verweerder aan de rechtbank betaald. Volgens opgave van verweerder hebben noch mr. Moszkowicz, noch klager de griffierechten aan hem vergoed. In overleg met de kinderen heeft mr. Brouwer de griffierechten verrekend met het schikkingsbedrag.

6. Ter toelichting op zijn klacht heeft klager in een e-mailbericht van 21 februari 2011 aangevoerd dat hij de griffierechten contant aan verweerder heeft voldaan. In diezelfde e-mail stelt hij dat hij de griffierechten via de bankrekening van zijn advocaat heeft betaald. In een latere brief van 5 september 2011 schrijft klager weer de griffierechten contant te hebben betaald aan verweerder.

7. De voorzitter is van mening dat op de klacht met toepassing van art 46g Advocatenwet kan worden beslist.

8. De voorzitter stelt vast dat tegenover de stelling van klager dat hij de griffierechten aan verweerder heeft voldaan, de gemotiveerde betwisting staat van verweerder. Nu klager zijn stellingen op geen enkele wijze met bescheiden heeft onderbouwd en zijn stellingen bovendien onderling tegenstrijdig zijn, kunnen de aan de klacht ten grondslag gelegde feitelijke stellingen van klager niet vastgesteld worden. De klacht mist hierdoor feitelijke grondslag. De voorzitter verklaart de klacht dan ook kennelijk ongegrond.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 13 december 2011 door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem en in afschrift verzonden op 14 december 2011.

Voorzitter