ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2311 Raad van Discipline Arnhem 10-140

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2311
Datum uitspraak: 14-11-2011
Datum publicatie: 29-12-2011
Zaaknummer(s): 10-140
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Rechtsmaatregelen binnen de sommatietermijn
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat is verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen, zijn wederpartij daarvan in kennis te stellen voor het gunnen van beraad en het mogelijk maken van overleg. Deze verplichting  is niet van toepassing voor de advocaat die conservatoir beslag legt.

10-140

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 15 februari  2011 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

     de heer X en

mevrouw Y

wonende te A.

hierna te noemen klagers,

 tegen:

     de heer Z

gevestigd B.

hierna te noemen verweerder.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 19 september 2011, waar verweerder en zijn gemachtigde bij aanwezig waren. Klagers zijn niet versche-nen. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de vol-gende samenstelling:  mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E.D. Breuning ten Cate, R.P.F. van der Mark, H.J.P. Robers, E.A.T.M. Steverink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr P.H. Burger als griffier.

2. Verweerder heeft als advocaat namens de orde van advocaten te Zutphen een verzoekschrift tot het treffen van conservatoir beslag ingediend ten laste van klager sub 1 op een aan hem en zijn echtgenote in eigendom toebehorende on-roerende zaak, in verband met de kosten van het opslaan/bewaren van dossiers van klager sub 1 op last van de orde van advocaten te Zutphen. De klacht is dat verweerder daarbij,

a. in strijd met gedragsregel 19, zonder aankondiging conservatoir beslag heeft gelegd,

b. daarbij in het verlofrekest heeft gesteld dat klager sub 1 niet in staat zou zijn om aan de op hem rustende bewaarplicht te voldoen en

c. heeft gesteld dat de vrees voor verduistering bestond met betrekking tot de aan klagers toebehorende onroerende zaak.

3. De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Verweerder heeft als advocaat namens de orde van advocaten te Zutphen een verzoekschrift tot het treffen van conservatoir beslag ingediend ten laste van klager sub 1 op een aan hem en zijn echtgenote in eigendom toebehorende on-roerende zaak, in verband met de kosten van het opslaan/bewaren van dossiers van klagers op last van de orde van advocaten te Zutphen. In het verlofrekest werd gesteld dat klager sub 1 niet in staat was aan de op hem rustende bewaar-plicht uit hoofde van artikel 8 sub b onder V van de regeling vakbekwaamheid van de Nederlandse Ode van Advocaten te voldoen, zodat deze op de raad van toezicht is komen te rusten. Tevens werd gesteld dat er vrees voor verduistering van het aan klagers toebehorend onroerend goed bestond, vanwege de hoogte van de vordering en de weigerachtige houding van klager sub 1 om aan de kosten van bewaring van dossiers te voldoen.  Dit verzoek is bij beschikking van 19 augustus 2010 toegewezen waarna op 20 augustus 2010 beslag is gelegd dat op 20 augustus 2010 aan klagers is betekend.

4. Klagers hebben naar voren gebracht dat verweerder niet heeft onderbouwd waarom hij belang had bij het leggen van rechtsmaatregelen zonder dit aan te kondigen en dat verweerder het kennelijk niet kon opbrengen om met klager sub 1 overleg te voeren. Daarnaast stellen klagers dat verweerder onvoldoende weerspreekt dat in het licht van de tussen klager sub 1 en de deken gevoerde correspondentie niet gesteld kon worden dat niet aan de bewaarplicht kon wor-den voldaan en er een vrees voor verduistering bestond.

5. Verweerder heeft aangevoerd dat klaagster sub 2 niet ontvankelijk is wegens het ontbreken van een belang en dat gedragsregel 19 slechts ziet op het aan-zeggen van rechtsmaatregelen in geval van executiemaatregelen en rechtsmaat-regelen, doch niet op het leggen van conservatoir beslag. Het aanzeggen van het nemen van rechtsmaatregelen had in dit geval geen zin daar klagers hadden medegedeeld niet bereidwillig te zijn de kosten van bewaring te betalen en zou daarnaast  tot gevolg kunnen hebben gehad dat een verhaalsmogelijkheid ver-loren zou zijn gegaan. Ter zake van de overige klachtonderdelen stelt verweer-der dat het oordeel over de mogelijkheid van klager sub 1 om te voldoen aan de bewaarplicht en of er sprake is geweest van een vrees voor verduistering aan de civiele rechter is voorbehouden en dat er geen onwaarheid is gesteld in het verlofrekest.

6. De raad is van oordeel dat klaagster sub 2 ontvankelijk is in haar klacht. Niet is betwist dat zij mede-eigenaar is van de woning waarop beslag is gelegd. Dit impliceert dat zij als mede-eigenaar van de woning en dus mede-beslagene een eigen belang heeft bij het indienen van deze klacht.

Het eerste klachtonderdeel gaat over de vraag of verweerder, alvorens conser-vatoir beslag te leggen, deze rechtsmaatregel had moeten aanzeggen. Op grond van het bepaalde in gedragsregel 19 is de advocaat verplicht, alvorens hij over-gaat tot het nemen van rechtsmaatregelen, zijn wederpartij daarvan in kennis te stellen waarbij hij in beginsel een redelijke tijd voor beraad dient te geven en waar redelijkerwijs mogelijk overleg dient te voeren over het tijdstip van be-handeling van een zaak.  Het betreft hier een norm die de advocaat in beginsel te allen tijde in acht dient te nemen.

Deze norm is naar het oordeel van de raad naar zijn aard niet van toepassing als het gaat om het leggen van conservatoir beslag: in dat geval dient de advocaat zijn handen vrij te hebben om ten behoeve van het behartigen van het belang van zijn cliënt, snel maatregelen met een tijdelijk karakter te nemen, zonder dit aan de wederpartij te hoeven aankondigen. De wederpartij hoeft daarvan niet in kennis te worden gesteld. Dit betekent dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.

7. Naar het oordeel van de raad zijn de overige klachtonderdelen onderworpen aan een civielrechtelijke beoordeling en niet aan de beoordeling van de tucht-rechter. De klacht is in dat opzicht ongegrond. Dit betekent dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.

griffier     voorzitter