ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2280 Raad van Discipline Arnhem 11-98
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2280 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-12-2011 |
Datum publicatie: | 19-12-2011 |
Zaaknummer(s): | 11-98 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Advocaat wordt verweten geen toevoeging te hebben aangevraagd; excessief te hebben gedeclareerd en zonder toestemming een betaald voorschot met een declaratie te hebben verrekend. De raad overweegt dat de financiële afspraken voldoende zijn vastgelegd; dat van excessief declareren niet is gebleken en dat de advocaten zich bereid hebben verklaard om hun declaratie te laten begroten en derhalve mochten handelen zoals zij hebben gedaan. Klacht ongegrond. |
11-98
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM
Bij brief d.d. 29 augustus 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
X,
wonende te A,
klager,
hierna: klager
tegen:
mr. Y1,
advocaat te B,
beklaagde,
hierna: verweerder sub I
en
mr. Y2
advocaat te B,
beklaagde,
hierna: verweerder sub II
1.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 10 oktober 2011, waar alleen verweerders zijn verschenen.
Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, en de mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, C.J.M. de Vlieger, G.R.M. van den Assum, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.
2.
De klacht luidt als volgt.
a.
Verweerder sub II heeft verzuimd een toevoeging aan te vragen,
b.
De declaraties van verweerders zijn veel te hoog. Verweerders hebben alleen de zaak Z in behandeling genomen,
c.
Verweerders hebben het in de zaak Z door klager betaalde voorschot ad
€ 3.570,- zonder toestemming van klager met declaraties in andere zaken verrekend,
d.
De financiële afspraken zijn door verweerders nimmer op schrift gesteld.
3.
De raad gaat uit van de volgende gegevens.
Verweerders zijn kantoorgenoten. Door het kantoor van verweerders zijn in juli 2010 twee dossiers betreffende klager van mr. C. overgenomen. In september 2010 heeft het kantoor nog een zaak van klager van een andere advocaat overgenomen. Het betreft de dossiers:
a.
b
c. Z
4.
Tot hun verweer hebben verweerders het volgende naar voren gebracht.
Verweerder sub II heeft nimmer inhoudelijke bemoeienis gehad met de zaken van klager. Verweerder sub I heeft alleen overleg gepleegd met verweerder sub II over de financiële afwikkeling van de zaak.
In de zaken a. en b. kwam klager niet in aanmerking voor een toevoeging omdat het zaken van de eenmanszaak van klager zijn en een zakelijk belang betreffen. Ook in de zaak genoemd onder c. kwam klager niet voor een toevoeging in aanmerking, omdat de procedure een zakelijk karakter had. Klager is deugdelijk geïnformeerd dat de zaken op betalende basis in behandeling werden genomen. Klager geeft niet aan waarom hij de declaraties van verweerders te hoog vindt. Als klager een begroting van de declaraties wenst zal hij zijn stelling moeten onderbouwen.
Zaak a. betrof een lopende procedure, waarin de voorganger van verweerder sub I op betalende basis was opgetreden. Verweerder heeft zich in deze procedure gesteld en kort daarna is een voor klager positief vonnis gewezen. De werkzaamheden van verweerder sub I waren gericht op de uitvoering en de executie van het vonnis. Het dossier is door klager opgehaald voor overdracht aan een andere advocaat. In deze zaak is een declaratie gezonden van € 2.124,15 inclusief BTW en kantoorkosten. In zaak b. heeft verweerder sub I zich niet in de procedure gesteld omdat klager niet tijdig het gevraagde voorschot heeft betaald. Klager is gewezen op de gevolgen daarvan. Deze zaak is vervolgens door een andere advocaat overgenomen. In deze zaak is een declaratie gezonden van € 1.468,16 inclusief BTW en kantoorkosten. Bij brief d.d. 4 oktober 2010 heeft verweerder sub I aan klager bevestigd dat zijn werkzaamheden op betalende basis verricht zouden worden. Zaak c. betrof een lopende procedure, waarin de voorganger van verweerder sub I op betalende basis was opgetreden. Bij brief d.d. 17 september 2010 heeft verweerder sub I aan klager bevestigd dat zijn werkzaamheden op betalende basis verricht zouden worden. In deze zaak is door klager een voorschot voldaan van € 3.570,-, waarna verweerder zich in de procedure heeft gesteld. Verweerder sub I heeft voor antwoord geconcludeerd, tevens van eis in reconventie. Deze zaak is nadien door een andere advocaat overgenomen. Er is een bedrag ad € 3.092,51 inclusief BTW in rekening gebracht.
Van terugbetaling van het voorschot kan geen sprake zijn omdat het totaal van de declaraties in de dossiers hoger is dat het voorschotbedrag. Na aftrek van het voorschot resteert in de zaken nog een te betalen bedrag van € 3.114,82 inclusief BTW en kantoorkosten.
5.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en d.
Nu deze met elkaar samenhangen zal de raad de klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen. In de zaken b. en c. bevinden zich in het dossier brieven van verweerder sub I aan klager waarin hij aangeeft dat geen toevoeging zal worden aangevraagd en de zaak alleen op betalende basis behandeld zal worden met vermelding van het in rekening te brengen uurtarief. Voorts is onweersproken door verweerders gesteld, dat de voorganger van verweerder sub I in zaak a. op betalende basis is opgetreden. Op een advocaat rust de verplichting om vooraf met de cliënt een duidelijke afspraak te maken over zijn kosten en daarover geen misverstand te laten ontstaan als er geen toevoeging wordt aangevraagd. De raad is van oordeel dat verweerders aan deze verplichting hebben voldaan. Hoewel een opdrachtbevestiging in zaak a. ontbreekt is de raad van oordeel dat ook in deze zaak de financiële afspraken voor klager voldoende duidelijk waren nu onweersproken door verweerders is gesteld dat de voorganger van verweerders op betalende basis is opgetreden. Ten slotte is onweersproken gesteld dat klager in de zaken a. en b. hoe dan ook niet voor een toevoeging in aanmerking zou komen omdat deze zaken een zakelijk belang betroffen.
De klachtonderdelen a. en d. zijn derhalve ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b.
Er rust alleen een taak op de raad in geval van excessief declareren. Door klager is onvoldoende gesteld om dit aannemelijk te maken.
Klachtonderdeel b. is derhalve ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel c.
Wanneer een cliënt een declaratie die is verrekend met de door hen betaalde voorschotten betwist in zodanige omvang dat gehele of gedeeltelijke restitutie van betaalde voorschotten wordt verlangd is de advocaat verplicht op verlangen van de cliënt de declaratie ter begroting in te dienen. In hun brieven aan de deken van 16 maart en 27 juni 2011 hebben verweerders de bereidheid getoond hun declaraties ter begroting voor te leggen indien klager zou aangeven dat hij dat wenste en zou opgeven welke posten van de declaraties in zijn visie niet klopten. Verweerders stellen dat een dergelijk verzoek vervolgens niet is gedaan en ook de raad is daarvan niet gebleken. Gelet op deze omstandigheid was het verweerders geoorloofd te handelen zoals zij hebben gedaan. Het staat klager vrij een dergelijk verzoek alsnog te doen waarna de declaraties door verweerders ter begroting aan de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht zullen moeten worden aangeboden.
Klachtonderdeel c. is derhalve eveneens ongegrond.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
De klacht van klager tegen verweerders is in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2011.
Griffier Voorzitter