ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2235 Raad van Discipline Arnhem 11-123

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2235
Datum uitspraak: 02-11-2011
Datum publicatie: 08-12-2011
Zaaknummer(s): 11-123
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht behelst het verwijt, dat verweerster niet tijdig een deskundigenrapport heeft opgevraagd en in de procedure bij de Centrale Raad van Beroep heeft overgelegd. De klacht mist feitelijke grondslag. Uit het dossier blijkt dat met de voorgangster van verweerster een andere afspraak is gemaakt en niet gebleken is dat klager na overname van de zaak door verweerster op die afspraak is teruggekomen. Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond.

11-123

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

X

wonende te A,

     klager,

     hierna: klager

    tegen:

     mr. Y

     advocaat te B,

     beklaagde,

     hierna: verweerster

1.

Klager heeft bij brief van 7 juni 2011 bij de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement B, een klacht tegen verweerster ingediend. De klacht is door de deken onderzocht en na afronding van zijn onderzoek heeft de deken de klacht met de bijgevoegde stukken bij brief d.d. 6 oktober 2011 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 7 oktober 2011 door de raad ontvangen.

2.

De klacht luidt als volgt.

Verweerster heeft klager verkeerd geadviseerd. Met name heeft verweerster gezegd dat ook na de procedure bij de Centrale Raad van Beroep een onafhankelijk specialist zou kunnen worden ingeschakeld, hetgeen achteraf niet mogelijk bleek te zijn. De procedure bij de Centrale Raad van Beroep is door klager verloren.

3.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.

4.

In het klachtdossier bevindt zich een brief van de voormalig kantoorgenote van verweerster, van 12 januari 2009, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“Voorts spraken wij af dat, zodra het psychiatrisch rapport in uw letselzaak binnen is, u mij hiervan een kopie zal toesturen, zodat ik dit in de nog lopende Centrale Raad zaak kan gebruiken.”

5.

Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Voorafgaande aan de bemoeienis van verweerster had een voormalige advocaat van klager over de WAO-uitkering van klager een procedure bij de Centrale Raad van Beroep aanhangig gemaakt. Vervolgens is de behandeling van de zaak overgedragen aan het kantoor van verweerster en door een voormalig kantoorgenote van verweerster behandeld. Nadien heeft verweerster de zaak overgenomen.

Verweerster gaat ervan uit dat er bij klager een misverstand is ontstaan over de gemaakte afspraken en over de regelgeving omtrent zijn arbeidsongeschiktheid.

Parallel aan de procedure bij de Centrale Raad van Beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid liep er voor klager ook een letselschade zaak die door een andere advocaat behandeld werd. Het lag in de bedoeling dat in deze letselschade zaak een psychiatrisch deskundigen rapport zou worden opgesteld. Met klager is afgesproken dat deze ook in de procedure bij de Centrale Raad van Beroep gebruikt zou worden, ter vermijding van  onnodige kosten. Op 8 april 2009 heeft de behandeling bij de Centrale Raad van Beroep plaatsgevonden. Omdat het in de letselschade zaak niet gelukt was om tijdig de psychiatrische expertise te laten verrichten zijn toen geen medische stukken overgelegd.

Op 7 juli 2009 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de voormalig kantoorgenote en haar meegedeeld, dat hij alsnog een psychiater wilde inschakelen voor een expertise. De voormalig kantoorgenote heeft toen uitgelegd, dat dit geen zin meer had omdat de zitting inmiddels had plaatsgevonden en de Centrale Raad van Beroep uitspraak zou doen.

Na ontvangst van de voor klager niet goed uitgepakte beslissing heeft verweerster klager gewezen op de mogelijkheid van (1) herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid en (2) herziening van de procedure. In de eerste situatie moet sprake zijn van een verergering van klachten en beperkingen en wordt aan een nieuwe beoordeling geen terugwerkende kracht verleend. In de tweede situatie moet sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden, die pas later bekend zijn geworden en kan aan de nieuwe beslissing terugwerkende kracht worden verleend. Om de kansen van een herzieningsprocedure te laten beoordelen heeft klager zich inmiddels tot een opvolgend advocaat gewend.

Een herbeoordeling dient binnen vijf jaar na de datum van de beschikking van de bedrijfsvereniging te worden aangevraagd. Verweerster is bereid een verzoek tot herbeoordeling bij de bedrijfsvereniging in te dienen om daarmee bedoelde termijn veilig te stellen, onder de voorwaarde dat klager aan verweerster schriftelijk toestemming geeft om voor haar werkzaamheden een LAT-toevoeging aan te vragen.

8.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.

De klacht behelst het verwijt, dat verweerster niet tijdig een deskundigenrapport heeft opgevraagd en in de procedure bij de Centrale Raad van Beroep heeft overgelegd. Althans zo begrijpt de voorzitter de klacht, omdat de Centrale Raad van Beroep in hoogste instantie beslist en stukken die na afloop van die beoordeling ter beschikking komen per definitie niet meer bij die beoordeling betrokken kunnen worden.

De klacht mist feitelijke grondslag. Uit het dossier blijkt dat met de voorgangster van verweerster de afspraak is gemaakt, dat uit kostenoogpunt in de WAO-zaak niet apart een deskundigenrapport zou worden opgevraagd, maar dat gebruik gemaakt zou worden van de rapportage die in een door een andere advocaat voor klager behandelde zaak, waarop de voormalig kantoorgenote en verweerster geen zicht hadden, zou worden opgesteld. Uit het dossier blijkt niet, dat nadat de zaak door verweerster was overgenomen daarover met verweerster andere afspraken zijn gemaakt en met name niet, dat klager tijdig aan de orde heeft gesteld dat bedoelde rapportage niet voor de behandeling door de Centrale Raad van Beroep beschikbaar zou komen.

De voorzitter beoordeelt de klacht derhalve kennelijk ongegrond.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

De klacht van klager tegen verweerster is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 2 november 2011 door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 3  november 2011.

Voorzitter