ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2221 Raad van Discipline Arnhem 11-116

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2221
Datum uitspraak: 14-10-2011
Datum publicatie: 05-12-2011
Zaaknummer(s): 11-116
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over privégedragingen van advocaat. Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn status als advocaat heeft misbruikt om haar te bewegen tot het sluiten van een islamitisch huwelijk met hem en haar door daarna de relatie te verbreken zowel materiële als immateriële schade heeft toegebracht. Klacht kennelijk ongegrond. Op geen enkele wijze is gebleken dat er aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening van verweerder.

11 – 116

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

inzake:

klaagster

wonende te [plaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

1. Bij brief d.d. 10 juni 2011 heeft klaagster zich gewend tot de Arnhemse deken met klachten over verweerder. De klachten zijn door en namens de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, mr. R.J.A. Dil, onderzocht. Bij brief van 4 oktober 2011 heeft de deken de klachten ter kennis van de Raad van Discipline gebracht. Deze brief met daarbij het dossier bestaande uit 11 stukken is bij de raad binnengekomen op 5 oktober 2011.

2. Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn status als advocaat heeft misbruikt door haar te bewegen tot een islamitisch huwelijk. Zij heeft in [datum] 2010 in Turkije met verweerder een islamitisch huwelijk gesloten. Kort daarna is klaagster naar Nederland gereisd met de bedoeling zich daar definitief te vestigen en met verweerder een gezin te stichten. Toen haar tijdelijk visum verliep is zij teruggekeerd naar Iran waarbij zij al haar persoonlijke bezittingen in Nederland heeft achtergelaten omdat zij ervan uitging dat zij zodra haar verblijfsvergunning geregeld was naar Nederland zou terug keren. Toen zij weer in Iran was liet verweerder haar weten dat het huwelijk als ontbonden moest worden beschouwd en dat het niet zijn bedoeling was om haar weer bij hem in Nederland te laten terugkeren.

Klaagster stelt dat verweerder door deze onverwachte mededeling haar leven heeft verwoest. Hij heeft haar materiële en immateriële schade toegebracht en haar haar eer als vrouw ontnomen.

3. Verweerder heeft verweer gevoerd. Hij stelt zich op het standpunt dat het gaat om een privékwestie die niets met zijn praktijk als advocaat van doen heeft. Op het moment dat het huwelijk werd gesloten was hij nog geen advocaat.

Verweerder stelt dat hij klaagster in [datum] 2010 op facebook heeft leren kennen. Zij hebben toen afgesproken om elkaar in Turkije te ontmoeten en hebben daar inderdaad een islamitisch huwelijk gesloten. Beiden hadden de intentie om in Nederland een toekomst met elkaar op te bouwen. Helaas is de relatie verbroken omdat zij niet bij elkaar bleken te passen.

4. Op de klachten kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

5. De klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerder zich privé heeft gedragen. Bij de beoordeling van een klacht over privé gedragingen van een advocaat geldt dat deze alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld worden wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde (tuchtrechtelijke) maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

6. In de onderhavige zaak is op geen enkele wijze gebleken dat er aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening van verweerder. Het feit dat klaagster heeft aangegeven dat verweerder zijn status als advocaat heeft misbruikt maakt dat niet anders. Dit laatste is, gelet op de verschillende lezing van de feiten door beide partijen, niet komen vast te staan. Bovendien was verweerder nog geen advocaat op het moment dat het huwelijk gesloten werd. Verweerder is op [datum] 2011 als advocaat beëdigd.

7. Evenmin is vast komen te staan dat verweerder gedragingen kunnen worden verweten die in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klachten zijn kennelijk ongegrond en worden afgewezen.

Deze beslissing is gegeven op 14 oktober 2011 door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 17 oktober 2011.

Voorzitter