ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2081 Raad van Discipline Arnhem 11-66

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2081
Datum uitspraak: 11-07-2011
Datum publicatie: 16-11-2011
Zaaknummer(s): 11-66
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Geklaagd wordt dat de advocaat ten onrechte aangifte zou hebben gedaan wegens onttrekking van een inbeslaggenomen goed aan het beslag. Verder wordt geklaagd over de wijze waarop de advocaat bij de beslaglegging heeft gehandeld. Klacht ongegrond. De advocaat heeft zelf geen aangifte gedaan. De civielrechtelijke stappen die de advocaat heeft gezet, passen binnen de grenzen van de vrijheid die de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij in acht heeft te nemen. Het vonnis van de rechtbank leverde een rechtsgeldige titel op voor het beslag.

11-66

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

inzake:

      [ ]

      [ ]

      wonende te H.

      hierna te noemen klagers

      tegen

      mr. [ ]

      advocaat te [ ]

      hierna te noemen verweerster

1. In november 2009 hebben klagers, hierna verder aan te duiden als de zoon (klager sub 1) en de moeder (klaagster sub 2) zich tot de Deken gewend met een klacht over het  optreden van verweerster. De klacht is door mr. A.P.J.M. de Bruyn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, onderzocht. Na afronding van het onderzoek is de klacht bij brief van 8 juni 2011 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. De stukken zijn binnengekomen bij de Raad op 10 juni 2011.

2. De klacht is door de Deken als volgt samengevat.

Verweerster heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt. Meer in het bijzonder verwijten klagers:

a) verweerster heeft (naar de mening van klagers ten onrechte) aangifte bij de politie gedaan tegen de zoon;

b) deze aangifte was ten onrechte gebaseerd op verduistering, meer in het bijzonder onttrekking van een inbeslaggenomen goed aan het beslag. De zoon is in het kader van het onderzoek dat op de aangifte volgde "opgepakt "en voor verhoor vastgehouden;

c) door het handelen van verweerster is de moeder eveneens verhoord door de politie;

d) verweerster heeft (kennelijk, naar de mening van klagers, ten onrechte) beslag gelegd op de auto en die auto vervolgens opnieuw in beslaggenomen;

e) verweerster heeft geen gevolg gegeven aan sommatie van klagers om goederen die zich in het voertuig bevonden, te retourneren;

f) verweerster heeft "een soort vonnis "opgesteld om van klagers het kenteken, de overige papieren en de sleutels van het voertuig te verkrijgen.

3. De klacht moet worden bezien tegen de volgende achtergrond.

Zoon heeft zijn auto laten repareren door garage K., voor wie verweerster optrad. Zoon heeft de factuur van de garage niet betaald. Verweerster heeft de zoon gedagvaard. De zoon is bij verstekvonnis van 13 februari 2008 veroordeeld om aan garage K. een bedrag te betalen van € 3.865,02, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten. Omdat betaling uitbleef is op 28 maart 2008 executoriaal beslag gelegd op een andere auto, een BMW, van klager. Op het moment dat de openbare verkoop werd voorbereid, bleek dat het kenteken van die auto per 9 mei 2008 was overgeschreven op de naam van moeder. Verweerster heeft de rechtshandeling die heeft geleid tot levering van de BMW aan de moeder, buitengerechtelijk vernietigd. Door de cliënte van verweerster werd bovendien aangifte gedaan. Het is niet tot een strafzaak gekomen. Er volgde een sepot 02 (onvoldoende bewijs) en de auto waarop in het kader van het onderzoek naar de gang van zaken strafrechtelijk beslag was gelegd, werd teruggegeven. Vervolgens is de BMW door garage K. met behulp van verweerster opnieuw in beslaggenomen. Ditmaal ging het om een civielrechtelijk beslag. In de BMW bevonden zich goederen waarvan de teruggave werd verlangd door klagers. Verweerster heeft dat niet bewerkstelligd.

In de procedure die is gevoerd naar aanleiding van de buitengerechtelijke vernietiging van de rechtshandeling, heeft rechtbank Z. op 28 oktober 2009 vonnis gewezen en klagers veroordeeld tot afgifte van de kentekenbewijzen.

4. Op de klacht kan door de voorzitter met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet worden beslist.

De voorzitter beoordeelt de klachtonderdelen als volgt.

Met betrekking tot de klachtonderdelen a, b en c.

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat niet verweerster, maar haar cliënte aangifte heeft gedaan tegen de zoon. Dat was in het licht van de hiervoor beschreven feiten overigens niet onbegrijpelijk, laat staan onrechtmatig en voor zover dat op advies van verweerster is gebeurd, levert dat ook in het licht van hetgeen – voorspelbaar – daarop volgde en aan de orde komt in de klachtonderdelen b en c geen tuchtrechtelijk verwijt op. De onderdelen a, b en c zijn daarom kennelijk ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel d.

Dat verweerster de civielrechtelijke stappen heeft gezet dan wel laten zetten die in dat onderdeel aan de orde komen, levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Dat paste bij de belangenbehartiging waar zij voorstond als de raadsvrouwe van garage K. Bij die belangenbehartiging kwam en komt haar een grote mate van vrijheid toe. Dat zij, gelet op de ruime grenzen daarvan tekort heeft gedaan aan de door haar ook, maar niet in de eerste plaats te respecteren belangen van klagers en hun belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou hebben geschaad, is niet gebleken. Dit onderdeel is kennelijk ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel e.

Het is onweersproken dat verweerster over de afgifte van de goederen waar het om gaat, contact heeft gehad met de advocaat die op dat moment (even) voor klagers optrad. Voorts is onweersproken dat het verweerster niet is gelukt om die afgifte te bewerkstelligen omdat zij niet beschikte over de sleutels van de auto en klagers die sleutels niet wensten af te geven. Ook dit onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel f.

Op 28 oktober 2009 werden klagers door de rechtbank Z. veroordeeld tot onder meer afgifte van de kentekenbewijzen aan de cliënte van verweerster. Dat leverde een rechtsgeldige titel op om van hen die afgifte te verlangen. Eerder was de vordering van garage K. op de zoon tot betaling van een bedrag van € 3.865,02  al toegewezen. Het verstekvonnis leverde een rechtsgeldige titel om de afgifte van de BMW te bewerkstelligen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht van klagers tegen verweerster is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 11 juli 2011 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem en in afschrift verzonden op 11 juli 2011.

voorzitter

mr. B.P.J.A.M. van der Pol