ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2079 Raad van Discipline Arnhem 11-90
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2079 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-09-2011 |
Datum publicatie: | 14-11-2011 |
Zaaknummer(s): | 11-90 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht kennelijk ongegrond, nu verweten handelen of nalaten voortvloeit uit het optreden van andere advocaten in de periode dat verweerder klager niet bijstond. Ook overigens niet van klachtwaardig handelen of nalaten gebleken. Klager heeft de adviezen het voorlopig deskundigenbericht niet voort te zetten, genegeerd. |
11-90
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Inzake
[ ]
wonende te [ ], hierna te noemen klager
tegen
[ ]
advocaat te [ ]
hierna te noemen verweerder
1. Bij brief van 19 november 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. De klacht is namens de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, mr. H.H. Tan, onderzocht. Na afronding van het onderzoek is de klacht bij brief van
15 augustus 2011 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. De stukken zijn binnengekomen bij de raad op 16 augustus 2011.
2. Klager verwijt verweerder dat hij zijn belangen onvoldoende heeft verdedigd. Verweerder zou de letselschadezaak van klager niet serieus hebben genomen, zich onvoldoende hebben ingespannen om te voorkomen dat de kosten van een deskundigenonderzoek voor rekening van klager zijn gekomen en heeft belet dat andere advocaten klager nader bij zouden staan.
3. Verweerder heeft verweer gevoerd. Hij heeft aangevoerd dat de klacht betrekking heeft op ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in de periode tussen 15 januari 2009 en 5 februari 2010, in welke periode verweerder klager niet heeft bijgestaan. Verweerder heeft getracht te voorkomen dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van klager zouden komen. Verweerder heeft niet belet dat andere advocaten de belangen van klager hebben behartigd. Evenmin heeft verweerder andere advocaten afgeraden klager bij te staan.
4. De klacht heeft de volgende achtergrond. Verweerder heeft klager bijgestaan in de periode 20 augustus 2004 tot en met 15 januari 2009, en vervolgens nog eens in de periode van 5 januari 2010 tot en met 2 juli 2010. Verweerder heeft klager voor zijn beëdiging op 25 juli 2008 bijgestaan als juridisch adviseur.
Verweerder stond klager bij in het kader van een letselschadezaak. In dat kader heeft verweerder onderhandelingen gevoerd met de verzekeringsmaatschappij over de te vergoeden schade. In een deskundigenrapport is geconcludeerd dat klager voor 2% blijvend invalide is geworden als gevolg van het ongeval, op grond waarvan de verzekeringsmaatschappij een schadevergoeding van 2.500,-- wilde uitkeren.
Klager is echter van mening dat hij, ten gevolge van psychiatrische problematiek die gerelateerd kan worden aan het ongeval, volledig arbeidsongeschikt is. Namens klager heeft verweerder een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek bij de Rechtbank Utrecht ingediend. In dit verzoekschrift en in de notitie die ter zitting is overgelegd is expliciet verzocht om de kosten van het deskundigenbericht ten laste van de verzekeringsmaatschappij te laten komen.
Klager was op het moment dat het deskundigenonderzoek aan de orde was toegelaten tot de WSNP. Met de bewindvoerder van klager is overleg gevoerd. De bewindvoerder kon instemmen met het vragen van een voorlopig deskundigenbericht onder de voorwaarde dat de kosten niet voor rekening van klager zouden komen.
Bij beschikking van 11 februari 2009 heeft de rechtbank het deskundigenbericht bevolen en bepaald dat klager de kosten van de deskundige diende te dragen.
Verweerder stond klager niet meer bij, omdat verweerder op 15 januari 2009 op non actief was gesteld en verweerder als advocaat-stagiaire daardoor van rechtswege was geschorst.
Bij brief van 19 februari 2009 heeft de voormalige patroon van verweerder, mr. X, klager bericht dat hij de zaak voorlopig zou waarnemen c.q. overnemen. Mr. X heeft bij brief van 30 februari 2009 de stukken aan de deskundige gezonden.
Op 2 maart 2009 heeft de rechtbank de begroting van de deskundige doorgestuurd.
Op 1 april 2009 is klager bericht dat mr. X de behandeling van de zaak heeft overgedragen aan zijn kantoorgenoot mr. Y. Eind april 2009 heeft een gesprek tussen mr. Y en klager plaatsgevonden, waarin klager is medegedeeld dat de kosten van het deskundigenbericht voor zijn rekening zullen komen. Klager heeft deze mededeling van mr. Y niet willen accepteren en zich vervolgens gewend tot een andere advocaat, mr. Z. Mr. Z heeft klager bij brief van 26 mei 2009 bericht geen heil te verwachten van een deskundigenonderzoek en dat er een onaanvaardbaar groot risico zou zijn dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van klager zouden komen. Z heeft klager geadviseerd om tot een afronding met de verzekeringsmaatschappij te komen. Mr. Z heeft contact gezocht met de bewindvoerder. Op 23 juli 2009 heeft de Rechtbank Utrecht de bewindvoerder van klager machtiging verleend tot berusting in de procedure tegen de verzekerings-maatschappij. Op 31 augustus 2009 heeft de advocaat van de verzekeringsmaatschappij de rechtbank bericht dat het dossier kon worden gesloten. Op dat moment had de deskundige zijn onderzoek reeds verricht. Een kopie van het onderzoeksrapport werd op 18 augustus 2009 door X Advocaten ontvangen. De rechtbank heeft klager vervolgens via het kantoor van verweerder uitgenodigd voor een zitting bij de rechtbank op 12 januari 2010, als gevolg waarvan verweerder weer bij de zaak betrokken raakte. Verweerder heeft klager op deze zitting bijgestaan. Bij beslissing van 24 februari 2010 heeft de rechtbank beslist dat de kosten van de deskundige ten bedrage van € 2.677,36 door klager moeten worden gedragen.
Na januari 2010 heeft klager er bij verweerder op aangedrongen een dagvaardingsprocedure aan te spannen tegen de verzekeringsmaatschappij. Verweerder heeft klager zulks afgeraden. Klager heeft zich vervolgens gewend tot een andere advocaat aan wie verweerder het dossier inmiddels heeft overgedragen.
5. De voorzitter is van mening dat op de klacht bij voorzittersbeslissing kan worden afgedaan.
6. Het merendeel van de verwijten die klager verweerder maakt betreft is terug te voeren op ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in de periode dat verweerder klager niet bijstond. Reeds hierom kan verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt. Verweerder heeft zowel bij het verzoekschrift als tijdens de behandeling van het verzoek tot een voorlopige deskundigenbericht naar voren gebracht dat de kosten van een deskundige niet voor rekening van klager dienden te komen. De rechtbank heeft desondanks anders beslist.
In het traject dat daarna volgde, en waaraan verweerder part noch deel heeft gehad, is klager tot twee maal toe geadviseerd het deskundigenonderzoek niet nader te vervolgen, welk advies klager in de wind heeft geslagen. In beide adviezen is klager bovendien voorgehouden dat de kosten van de deskundige naar alle waarschijnlijkheid voor zijn rekening zouden komen.
Toen verweerder in januari 2010 opnieuw bij de zaak betrokken raakte, hadden alle ontwikkelingen, waaruit uiteindelijk de beslissing voortvloeide dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van klager komen, zich reeds voorgedaan. Verweerder heeft nadien de zaak overgedragen aan een derde advocaat. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd nu klager zelf het risico op zich heeft genomen, ondanks andersluidende adviezen van derden, dat de kosten van de deskundige voor zijn eigen rekening zouden komen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:
De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.
Voorzitter
Deze beslissing is gegeven op 12 september 2011 door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 13 september 2011.