ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1960 Raad van Discipline Arnhem 11-40

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1960
Datum uitspraak: 22-08-2011
Datum publicatie: 06-09-2011
Zaaknummer(s): 11-40
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing na verzet tegen voorzittersbeslissing. De raad oordeelt de klacht met de voorzitter kennelijk ongegrond. De voorzittersbeslissing wordt door de raad aangevuld met een alinea over de betekenis van een kennelijk ongegrondverklaring. 

11-40

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

mr. X

kantoorhoudende te A

klager,

hierna: klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B,

beklaagde,

hierna: verweerder

1.

Bij brief d.d. 12 mei 2011 is klager tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 2 mei 2011, verzonden op 6 mei 2011, waarbij zijn klacht tegen verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen.

Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 20 juni 2011, waar verweerder is verschenen. Klager heeft bij fax d.d. 26 mei 2011 aan de raad laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. F. Klemann, G.E.J. Kornet, P.R.M. Noppen en P.M. Wilmink, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum griffier.

2.

Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

3.

Met de voorzitter en op de gronden die deze in zijn beslissing van 2 mei 2011 heeft vermeld acht de raad de klacht van klager ongegrond. Hetgeen klager tegen de beslissing van de voorzitter heeft aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen zijn beslissing dragen.

4.

Daaraan voegt de raad nog het volgende toe. Bij de beoordeling van een klacht dient uitgangspunt te zijn, dat verweerder naar behoren heeft gehandeld. Een klacht wordt alleen gegrond verklaard als het tegendeel aannemelijk is geworden. Als klager geen voldoende feitelijke grondslag heeft aangeleverd en naar het oordeel van de voorzitter duidelijk is dat deze ook niet aangeleverd kan worden dient de klacht kennelijk ongegrond te worden beoordeeld.

Dat oordeel ziet op de klacht zelf in de zin van art. 46 g Advocatenwet en niet op de juistheid van de feiten die klager aan zijn klacht ten grondslag legt. Daarover kan de voorzitter en de raad geen oordeel geven.

Van een dergelijke situatie is hier sprake. Partijen verschillen van mening over de inhoud van een telefoongesprek waarbij geen derden aanwezig waren. De in het verzetschrift aangevoerde grond, dat tussen partijen vaststaat dat tijdens het telefoongesprek van 30 november 2010 door verweerder niet over overname van de zaak is gesproken berust op een verkeerde lezing van de feiten. Verweerder heeft ter zitting nog eens heeft herhaald dat hij tijdens dit gesprek aan klager heeft meegedeeld dat C. hem had verzocht de zaak (in zijn totaliteit) over te nemen, maar dat hij (verweerder) dit verzoek nog in beraad had.

De raad is daarom met de voorzitter van oordeel, dat de klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond is.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het verzet is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2011.

Griffier      Voorzitter

Gelet op het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open.