ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1924 Raad van Discipline Arnhem 11-67
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1924 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-07-2011 |
Datum publicatie: | 25-08-2011 |
Zaaknummer(s): | 11-67 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verweerder handelde niet klachtwaardig door ook met de partner van klaagster te communiceren, nu deze partner van aanvang af bij de zaak betrokken was en als aanspreekpunt fungeerde. Verweerder heeft geen brieven gedeclareerd die buiten het bereik van de toevoeging vielen. |
11-67
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Inzake
Mevrouw [ ]
wonende te [ ],
hierna te noemen klaagster
tegen
Mr. [ ],
advocaat te [ ],
hierna te noemen verweerder
1. Bij brief van 21 april 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. De klacht is door mr. R.J.A. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, onderzocht. Na afronding van het onderzoek is de klacht bij brief van 8 juni 2011 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. De stukken zijn bij de raad binnengekomen op 10 juni 2011.
2. De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van klaagster en haar partner met betrekking tot het treffen van een regeling met schuldeisers en de toelating tot schuldsanering. De klacht luidt als volgt. Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door onvoldoende voortvarend en deskundig op te treden bij het verlenen van rechtshulp met name door:
a. onvoldoende met klaagster te communiceren;
b. over klaagsters zaken te communiceren met haar partner;
c. klaagsters partner lastig te vallen met zaken die haar betreffen en misbruik te maken van zijn goedgelovigheid met alle problemen van dien;
d. klaagster gebrekkig te adviseren en haar onvoldoende deskundig bij te staan;
e. indien gedeclareerd werd voor bepaalde brieven, onterecht bedragen aan klaagster in rekening te brengen.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Verweerder stelt dat hij klaagster en
haar partner voldoende bekwaam en deskundig heeft bijgestaan, zelfs ondanks het gegeven dat klaagster verweerder aanvankelijk onvoldoende heeft geïnformeerd. Hij is niet tekortgeschoten in de communicatie met klaagster. Het treffen van een regeling met de crediteuren betrof zowel klaagster als haar partner. Verweerder heeft met beiden contact onderhouden. Omdat de partner van klaagster verweerder voorzag van informatie, ook met betrekking tot de belangen van klaagster, mocht verweerder erop vertrouwen dat hij met de partner van klaagster kon communiceren. Verweerder heeft de partner van klaagster nooit onnodig benaderd of lastig gevallen.
Verweerder heeft klaagster op basis van een toevoeging bijgestaan. De eigen bijdrage is in rekening gebracht. De werkzaamheden die niet onder het bereik van een toevoeging vielen zijn niet aan klaagster gedeclareerd.
4. De voorzitter is van mening dat de klacht bij voorzittersbeslissing kan worden afgedaan.
5. Klachtonderdeel a, b en c
De voorzitter zal deze klachtonderdelen gezamenlijk bespreken, nu deze onderling samenhangen. Het initiële verzoek tot het verlenen van rechtsbijstand is door de partner van klaagster geplaatst op een internetsite naar aanleiding waarvan verweerder heeft gereageerd. Nadat klaagster opdracht had gegeven aan verweerder haar bij te staan, heeft verweerder overwegend met de partner van klaagster gecommuniceerd. Klaagster wist van de contacten tussen verweerder en haar partner. Tegen deze gang van zaken heeft klaagster noch haar partner bezwaar gemaakt. Klaagster noch haar partner heeft aan verweerder enige beperking opgelegd met betrekking tot de communicatie met de partner van klaagster. Klaagster heeft ook nimmer enig ongenoegen kenbaar gemaakt over het feit dat verweerder met haar partner over haar zaak communiceerde. Klaagster heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat zij door het feit dat verweerder (ook) met de partner van klaagster over de schuldsanering communiceerde in haar belangen is geschaad.
Klachtonderdelen a, b en c zijn derhalve kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d:
Klaagster heeft aan verweerder medegedeeld dat er sprake was van twee schuldeisers. Nadien bleek echter dat er meerdere schuldeisers waren.
Klaagster heeft op enig moment verzocht om een zogenaamde artikel 285 Faillissementswet (Fw.)-verklaring. Deze verklaring was nodig opdat klaagster kon worden toegelaten tot de WSNP. Uit een dergelijke verklaring moet blijken dat een regeling aan de schuldeisers is aangeboden, die niet is geaccepteerd. Nadat klaagster verweerder had verzocht om een artikel 285 Fw. verklaring af te geven, heeft klaagster zich rechtstreeks tot de rechtbank gewend met het verzoek te worden toegelaten tot de WSNP. Het verzoek van klaagster is afgewezen wegens het ontbreken van de artikel 285 Fw. De partner van klaagster heeft zich vervolgens tot verweerder gewend met het verzoek een dergelijke verklaring af te geven. Deze verklaring kon verweerder niet afgeven omdat op dat moment bleek dat sprake was van een groter aantal schuldeisers dan waarvan klaagster aanvankelijk melding had gemaakt.
Gelet op deze omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden dat verweerder klaagster gebrekkig heeft geadviseerd en onvoldoende deskundig heeft bijgestaan. Voor zover de door verweerder verleende rechtsbijstand niet heeft kunnen leiden tot het afgeven van een artikel 285 Fw. verklaring (op de door klaagster gestelde korte termijn) is zulks vooral te wijten aan de onvolledige informatie die klaagster aan verweerder heeft verstrekt.
Klachtonderdeel d is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e:
Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij afgezien van de eigen bijdrage geen andere kosten aan klaagster in rekening heeft gebracht. Verweerder heeft dan ook geen werkzaamheden, die niet onder het bereik van de toevoeging vielen, aan klaagster gedeclareerd. Klachtonderdeel e is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:
De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.
Voorzitter
Deze beslissing is gegeven op 5 juli 2011 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 6 juli 2011.