ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1727 Raad van Discipline Arnhem 10-182

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1727
Datum uitspraak: 07-03-2011
Datum publicatie: 17-06-2011
Zaaknummer(s): 10-182
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Onvoldoende adequate bijstand bij boedelscheiding, te traag en niet reageren op mail en telefonische verzoeken. Belangen van deze klager en die van zes anderen waren in de periode van voorjaar 2009 tot zomer 2010 bij verweerder niet in goede handen. In deze zaak en die zes andere wordt daarom aan verweerder, die zich inmiddels van het tableau heeft laten schrappen, een schorsing van 7 dagen opgelegd.

10-182

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 24 november 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

klager

wonend te [woonplaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

1. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van de raad van 10 januari 2011, waar verschenen is verweerder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. E. Bige, A.D.G. Bakker, C.J.M. de Vlieger en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.S. van den Berg als griffier.

2. De klacht ziet op het volgende. Klager heeft zich in [….] 2009 gewend tot verweerder om bijstand in een echtscheidingprocedure. Bij de eerste bespreking heeft klager verweerder expliciet gevraagd of hij voldoende geëquipeerd was om zijn zaak naar behoren te behandelen, daar er financiële zaken aan de orde zouden komen, die bijzondere aandacht zouden kunnen vragen. Verweerder heeft hierop bevestigend geantwoord. Er ontstond echter een probleem bij het opstellen van het verweerschrift, omdat aanvullende informatie die klager nog had afgegeven bij verweerder niet in het concept verwerkt bleek, ondanks toezegging van verweerder. Omdat verweerder die informatie ook niet meer kon vinden in zijn dossier moest klager verweerder daarvan opnieuw voorzien. Bij het indienen van het verweerschrift gaf verweerder aan dat over de boedelscheiding in overleg met de advocaat van klagers echtgenote, een gesprek zou plaatsvinden, zodat de rechtbank daar niet bij betrokken behoefde te worden. Op [….] 2010 werd klager om 11.30 uur gebeld door verweerder dat die dag om 14.00 uur dat gesprek zou plaatsvinden. Nadat klager aangaf daar niet op voorbereid te zijn en graag eerder bericht had willen hebben, antwoordde verweerder dat hij de dag tevoren had gebeld, maar klager hoefde zich geen zorgen te maken en het was ook niet nodig dat hij stukken mee zou nemen want verweerder zou overal voor zorgen. Bij aankomst op het kantoor van de advocaat van klagers echtgenote bleek dat klager en verweerder een uur te vroeg waren en tijdens het wachten confronteerde klager verweerder met zijn handelwijze. Verweerder wilde zich verweren, maar toen dat niet goed lukte werd hij boos. Klager liet het maar zo omdat de bespreking ieder moment kon aanvangen. Tijdens die bespreking liet verweerder het helemaal afweten volgens klager. Toen klager zich verontschuldigde omdat hij niet goed voorbereid was, gaf mr. T. aan dat het gesprek al 8 dagen tevoren was bepaald. Verweerder heeft zich tijdens die bespreking uiterst passief opgesteld en is niet opgekomen voor de belangen van klager. In een latere bespreking met klager gaf verweerder toe dat hij tijdens de bespreking op [….] een hypo had, waarop klager voorstelde om het gesprek over de boedelscheiding te heropenen. Klager had daarvoor dan wel informatie nodig uit het dossier en verweerder zou hem die toesturen. Ondanks diverse toezeggingen werd de informatie niet verstrekt door verweerder. Tijdens een volgende bespreking gaf verweerder aan dat hij niet begreep wat klager wilde. Toch zou hij een concept opstellen aangaande de boedelscheidingproblematiek. Daarna is het klager niet meer gelukt om contact te krijgen met verweerder.

3. Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder vijf maanden lang zijn zaken niet heeft behartigd, maar hem ook niet fatsoenlijk behandelt en te woord wil staan. Verweerder heeft niet gereageerd op e-mail, zijn telefoon niet aangenomen en is niet ingegaan op voice mailverzoeken. Voorts heeft klager zich erover beklaagd dat verweerder het op een procedure laat aankomen en dat was niet de bedoeling en niet volgens afspraak. Klager heeft hierdoor niet voorafgaand aan de procedure tot een regeling kunnen komen over de boedelscheiding.

4. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat hij klager daags tevoren heeft geïnformeerd over het boedelscheidinggesprek dat zou gaan plaatsvinden. Verweerder heeft ook toegelicht dat hij suikerziekte heeft en dat hij tijdens de bespreking op het kantoor van mr. T. een hypo kreeg. Dat was de reden dat hij afwezig was en later niet meer wist wat er besproken was. Hij heeft dit later besproken met klager maar schaamde zich ook hiervoor. Verder heeft verweerder aangegeven dat hij niet begrepen heeft wat klager nu precies wilde met de boedelscheiding. Verweerder heeft ter zitting ontkend dat hij in gebreke is gebleven en dat hij niet bereikbaar was. Hij heeft de telefoontjes en mails wel beantwoord en steeds gevraagd wat klager nu wilde. Het zou bij het door hem onbegrepen punt gaan om een gering belang van ca. € 300 of € 400,-. Omdat hij het standpunt van klager niet begreep wilde hij het maar op een zitting aan laten komen.

5. De raad zal de klachten gezamenlijk behandelen. In essentie komt het erop neer dat verweerder nalatig is gebleven in het behartigen van de belangen van klager en dat  klager daardoor in zijn belangen is geschaad. Hetzelfde geldt voor het niet bereikbaar zijn voor klager.

6. Nog daargelaten hoe het is gegaan tijdens het boedelscheidinggesprek en welke verklaring daarvoor ook is, verweerder heeft ook daarna de kwestie niet (alsnog) met voortvarendheid ter hand genomen, maar het op een zitting aan willen laten komen, terwijl klager dat juist wilde voorkomen. Verweerder stelt wel dat hij klager op een punt van (in zijn ogen) gering belang niet begreep, maar niet gebleken is dat hij zich moeite heeft gegeven om dat punt helder te krijgen en al helemaal niet dat het klager te verwijten valt dat die kwestie voor verweerder niet voldoende duidelijk was. Wat betreft het tweede klachtonderdeel (het niet bereikbaar zijn): verweerder heeft ter zitting van de raad weliswaar gesteld dat hij de (vele) telefoontjes en E-mails van klager heeft beantwoord, maar hij heeft dat op geen enkele wijze onderbouwd en zelfs maar aannemelijk gemaakt. De raad acht dit verweer dan ook niet geloofwaardig.

Beide klachtonderdelen acht de raad dus gegrond.

7. Deze zaak werd door de raad behandeld op zijn zitting van 10 januari 2011. Op diezelfde zitting waren zes andere zaken (klachten) tegen verweerder aan de orde, waarin ook vandaag een beslissing valt. Het gaat om de zaken met de rolnummers 10-176, 10-177, 10-178, 10-179, 10-180 en 10-181. In volgorde aanhoudend van het rolnummer is deze zaak de laatste in deze serie.

8. In al deze zaken gaat het in de kern om ernstige nalatigheid van verweerder bij de behartiging van de aan hem als advocaat toevertrouwde belangen in, ruwweg, de periode van voorjaar 2009 tot en met zomer 2010. Het beeld dat oprijst uit het samenstel van die zaken, is een zorgelijk beeld. De belangen die door de cliënten waarom het in al deze zaken gaat aan verweerder waren toevertrouwd, waren bij hem niet in goede handen, werden niet goed of in elk geval niet voortvarend en attent behartigd en verweerder ontliep de vragen die zijn cliënten hem stelden. Deze zaak is in deze serie niet atypisch.

9. Zowel in het licht van deze serie als betrokken op de ernst van de zaak zelf is een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week een passende sanctie. Dat wordt ook de uitkomst van de zes andere zaken. Verweerder heeft zich net ingang van 1 januari 2011 van het tableau laten schrappen. De ingangsdatum van de schorsing zal in deze zaak zó gekozen worden, dat rekening wordt gehouden met de uitkomst van de andere zaken. Daarbij merkt de raad op dat hij de eventuele aanwending van een rechtsmiddel in één of meer van de genoemde zaken of het effect daarvan, niet kan voorspellen.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

1. Beide klachtonderdelen zijn gegrond;

2. schorst verweerder voor zeven dagen in de uitoefening van de praktijk als advocaat;

3. bepaalt de ingangsdatum van deze schorsing nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden op de datum dat verweerder zich opnieuw laat inschrijven als advocaat. Voor zover de beslissing tot schorsing in een of meer van de zes eerste zaken in deze serie (bedoeld zijn de rolnummers 10-176 tot en met 10-181) op dat tijdstip onherroepelijk is geworden, gaat de schorsing in onderhavige zaak pas in direct na afloop van en aansluitend op deze schorsing(en).

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2011.

griffier voorzitter