ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1608 Raad van Discipline Arnhem 10-120

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1608
Datum uitspraak: 14-02-2011
Datum publicatie: 02-05-2011
Zaaknummer(s): 10-120
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Als gevolg van een reorganisatie moest klager een nieuwe functie gaan uitoefenen. Hij was het niet eens met de functie die zijn werkgever hem heeft toegewezen. De klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerder klager heeft bijgestaan bij de daartegen gerichte bezwaarschriftprocedure en de daarop gevolgde procedure bij de rechtbank, sector bestuursrecht. Klacht over het niet doorsturen van een brief van klager aan de rechtbank, terwijl dat was toegezegd, is gegrond. De klacht heeft voorts betrekking op de wijze waarop verweerder heeft gehandeld toen hij constateerde dat tussen hem en klager verschil van inzicht was ontstaan over de te volgen strategie. De wijze waarop verweerder zich heeft teruggetrokken acht de Raad correct.

10-120

 BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 24 augustus 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 29 november 2010.

Klager is samen met zijn echtgenote verschenen. Verweerder is eveneens verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling:

mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann, E.J. Verster en P.R.M. Noppen, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber, griffier.

2.

Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt doordat hij:

a. in onvoldoende mate partijdig is geweest doordat hij ook zaken voor het [MvJ] deed;

b. zijn belangen niet tot het uiterste toe heeft behartigd;

c. zijn eigen (kantoor-)gedragscode niet heeft toegepast;

d. zijn kantoorgenoot niet bij de behandeling van de zaak heeft betrokken;

e. zijn brief met producties niet aan de rechtbank heeft gezonden;

f. het bij de rechtsbijstandverzekeraar van klager heeft doen voorkomen dat klager zich rechtstreeks, buiten verweerder om, tot de rechtbank heeft gewend terwijl verweerder klager schriftelijk heeft verzocht stukken rechtstreeks aan de rechtbank te sturen;

g. de door klager gesignaleerde misstanden bij de plaatsingsadviescommissie (“PLAC”) niet ter hand heeft genomen en de belangen van klager niet heeft behartigd met betrekking tot deze misstanden;

h. klager niet heeft gewezen op bezwaar- en beroepsprocedures tegen tussentijdse beslissingen;

i. door zijn tekortschieten klagers zaak tegen de Minister ernstig heeft geschaad;

j. zich niet heeft teruggetrokken uit de zaak, maar de rechtsbijstandverzekeraar de gelegenheid heeft geboden gedurende de behandeling van de zaak in hoger beroep – in nagenoeg de laatste fase van de rechtsgang – de rechtsgang te bruuskeren en klager de toegezegde rechtsbijstand te onthouden;

k. de privacy van klager heeft geschonden door de gegevens betreffende de zaak van klager met onvoldoende waarborgen en zelfs zonder toestemming van klager aan derden over te dragen en tegen de wil van klager de rechtsbijstandverzekeraar toestemming heeft verzocht een second opinion te vragen;

l. niet in staat is gebleken de ontstane disputen met de [DJI] op te lossen;

m. stelde dat hij wel wat kon regelen met het [MvJ], wat klager niet wilde;

n. zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd waar sprake was van benadelingen, intimidaties en pesterijen;

o. de ontstane schade niet heeft willen herstellen.

3.

Klager heeft de raad verzocht uit te spreken dat verweerder ten opzichte van hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Tevens heeft klager verzocht om vergoeding van de schade die hij heeft geleden doordat verweerder zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd.

4.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klager is sinds vele jaren in dienst bij de DJI. Bij de DJI is op basis van het reorganisatiestatuut DJI 1998 een reorganisatie doorgevoerd.

Aanvankelijk is klager in verband met de reorganisatie door een andere rechtsbijstandverlener bijgestaan.

Klager heeft een rechtsbijstandsverzekering. Bij brief van [….] 2007 heeft de rechtsbijstandverzekeraar aan klager bericht dat hij onder de dekking van zijn rechtsbijstandverzekering verder zal worden bijgestaan door verweerder.

Als gevolg van de reorganisatie moest een nieuwe functie voor klager worden gezocht.

Klager heeft desgevraagd meegedeeld dat de functie van coördinator advies zijn eerste voorkeur had en dat de functie van hoofd ICT-beheer zijn tweede voorkeur had. Tegen de functie van senior adviseur informatiemanagement & automatisering (“I & A”) had hij bedenkingen.

De PLAC was van oordeel dat klager niet geschikt was voor de functie van coördinator advies, noch voor die van hoofd ICT-beheer.

Gezien het advies van het PLAC is klager niet “ambtshalve” naar een assessment gezonden, maar hem is, in overeenstemming met bestaand beleid, meegedeeld dat hij op eigen verzoek alsnog een assessment kon volgen. Omdat hij dit wel wilde, is voor hem een assessment aangevraagd. Nadat het assessment gepland was, heeft hij zich alsnog teruggetrokken omdat hij het er niet mee eens was dat het een selectie- of geschiktheidsassessment zou worden in plaats van een ontwikkel-assessment.

Bij plaatsingsbesluit van [….] 2005 is klager met ingang van [….] 2005 geplaatst in de functie van senior adviseur I&A, bij [SSC], een en ander conform het advies van de PLAC.

Klager heeft een bezwaarschrift ingediend bij de bezwarenadviescommissie (“BAC”).

De mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft op [….] 2005 plaatsgevonden. Verweerder heeft klager tijdens deze behandeling bij gestaan.

De BAC is van oordeel dat de PLAC, gezien de lange ervaring van klager in leidinggevende functies, nadere informatie had moeten vergaren op grond waarvan zij haar oordeel dat klager niet geschikt was, deugdelijk had kunnen motiveren. De PLAC had klager moeten voordragen voor een assessment voor de functies van coördinator advies en de functie van hoofd ICT-beheer, adviseert het bezwaar van klager gegrond te verklaren en klager alsnog een assessment te laten afleggen voor de hiervoor genoemde functies.

Vervolgens heeft de Minister op [….] 2006 besloten de bezwaren van klager gegrond te verklaren en klager in de gelegenheid te stellen twee assessments te ondergaan voor de functies coördinator advies en hoofd ICT-beheer.

Bij brief van [….] 2006 heeft verweerder aan de Minister geschreven dat hij er vanuit gaat dat voor beide functies geen geschiktheidsassessment zal volgen maar een ontwikkelassessment.

Bij brief van [….] 2006 heeft de Minister bericht dat hij klager een ontwikkel-assessment zal laten doen.

De uitkomsten van het assessment waren voor klager niet onverdeeld gunstig. Hij heeft geen toestemming gegeven om de resultaten van het assessment aan de Minister bekend te maken.

Op [….] 2006 is door de Minister geoordeeld dat geen oordeel kon worden gevormd over de geschiktheid van klager voor de door hem geambieerde functies en dat hem daarom geen andere functie kon worden toegewezen dan de functie van senior adviseur.

Het tegen deze beslissing door klager ingediende bezwaarschrift is op [….] 2006 ongegrond verklaard.

Verweerder heeft namens klager beroep aangetekend tegen de beslissing van [….] 2006 bij de rechtbank te Arnhem, sector bestuursrecht.

Nadat de mondelinge behandeling op [….] 2006 bij de rechtbank heeft verweerder bij brief d.d. [….] 2006 gereageerd op de zijdens de Minister ingebrachte stukken en een nieuw assessment bepleit.

Vervolgens heeft de Minister op [….] 2006 een nader stuk in het geding gebracht.

Op [….] 2006 heeft klager een brief met zijn reactie op het laatste stuk van de Minister aan verweerder gezonden. Omdat de brief van klager, betreffende onder meer de vraag of zijn salarisschaal in zijn vorige functie een persoonlijke of een functionele salarisschaal was en taalfouten bevatte die volgens verweerder mogelijk een ongunstige invloed zouden kunnen hebben op het oordeel van de rechtbank, heeft verweerder klager bij brief van [….] 2006 verzocht zijn stuk aan te passen. Klager heeft dat gedaan en de herziene versie op [….] 2006 aan verweerder gestuurd.

Eveneens op [….] 2006 heeft verweerder een brief aan de rechtbank gestuurd met het verzoek de verdere gang van zaken te bepalen. Daarop is afgezien van een nadere hoorzitting. Klagers brief is daarna niet meer naar de rechtbank gezonden hoewel verweerder bij brief van [….] 2006 aan klager had toegezegd dat hij dat zou doen.

De rechtbank heeft op [….] 2007 geoordeeld dat de weigering van de Minister klager te plaatsen in de functies van zijn eerste en tweede voorkeur, niet een besluit is waartoe de Minister in redelijkheid niet heeft kunnen komen en heeft daarbij overwogen dat het plaatsingstraject niet dient als instrument voor het maken van carrièrestappen en dat het uitgangspunt is dat een medewerker horizontaal overgaat van de ene naar de andere functie. Indien een medewerker niettemin besluit te opteren voor een hoger gewaardeerde functie, zal zijn geschiktheid voor die functie dienen te worden beoordeeld. Het plaatsingsproces omvat selectie-elementen, die door de rechter zeer terughoudend worden getoetst. Door het blokkeren van de resultaten van het assessment, heeft klager de Minister geen inzicht gegeven in zijn geschiktheid en heeft de Minister redelijkerwijs kunnen weigeren klager in één van de door hem geambieerde functies te benoemen. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van klager ongegrond is.

Tegen de beslissing van de rechtbank heeft klager beroep aangetekend. De Centrale Raad van Beroep is met de rechtbank van oordeel dat de beslissing van de Minister niet op onvoldoende gronden berust en heeft op [….] 2008 de beslissing van de rechtbank bevestigd.

Per e-mail d.d. [….] 2007 heeft klager verweerder dringend verzocht om de behartiging van zijn (juridische) belangen zwaarder dan tot dan toe op te pakken en heeft hij verweerder meegedeeld dat hij van mening is dat hij er alleen voorstaat.

Bij brief van [….] 2008 heeft verweerder het op die dag met klager gevoerde gesprek aan hem bevestigd. Volgens de brief hebben klager en verweerder gesproken over de vraag of verweerder hem wel kan blijven bijstaan gezien het verschil van inzicht onder meer over de aanpak van de zaak. Voorts heeft verweerder aan klager bevestigd dat door hem een second opinion zal worden gevraagd bij de rechtsbijstandverzekeraar van klager.

Bij brief van [….] 2008 heeft verweerder op verzoek van de rechtsbijstandverzekeraar het dossier van klager aan een advocaat te [plaats] gestuurd met het verzoek een second opinion uit te brengen. Bij brief van [….] 2008 is de second opinion uitgebracht.

Bij brief van [….] 2008 heeft verweerder klager bericht dat er naar zijn mening geen vertrouwen meer aanwezig is om hem bij te blijven staan. In deze brief heeft verweerder klager voorts bericht dat de door hem verzochte second opinion ertoe heeft geleid dat hij binnen het systeem van zijn rechtsbijstandverzekeraar (opnieuw) rechtsbijstand kan krijgen.

Bij brief van [….] 2008 heeft klager aan de Minister bericht dat hij de machtiging aan verweerder om voor hem op te treden met onmiddellijke ingang heeft ingetrokken.

5.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Hij heeft gedurende een periode van drie jaar benadelingen, intimidaties en pesterijen ervaren op zijn werk. Het toppunt van de ongewenste cultuuraspecten was dat hij bedreigd is doordat een kogel op de deurmat van zijn kamer is gelegd. Hij heeft hierdoor grote schade geleden. Verweerder had toestemming van de rechtsbijstandverzekeraar om hem hierbij terzijde te staan. Verweerder heeft dat niet willen doen omdat hij als advocaat ook werkzaamheden verrichtte voor het MvJ.

De procedure bij de PLAC is onzorgvuldig geweest. Verweerder had daar tegen moeten opkomen maar heeft dat niet gedaan. Verweerder had moeten voorkomen dat hij assessements moest ondergaan en had daarom bezwaar moeten aantekenen tegen de beslissing van [….] 2006, althans hij had de gevolgen van de assessments tot het minimum moeten beperken, wat hij niet gedaan heeft.

In de periode dat hij door verweerder terzijde werd gestaan, heeft, tijdens afwezigheid van verweerder, een kantoorgenoot van verweerder hem bijgestaan. Hij heeft het contact met deze kantoorgenoot als goed ervaren en er was geen enkele reden waarom deze kantoorgenoot hem voortaan niet zou kunnen bijstaan, toen verweerder zijn werkzaamheden wilde beëindigen.

In zijn brief van [….] 2006 aan de rechtbank heeft hij aangetoond dat informatie is achtergehouden door zijn werkgever en dat er geen sprake van was dat hij carrière maakte indien hij één van de door hem geambieerde functies zou krijgen. Daarom was het doorzenden van deze brief van groot belang voor zijn zaak.

Verweerder heeft hem meegedeeld dat de rechtbank deze informatie toch niet zou hebben willen betrekken bij de beoordeling van de zaak.

Ten onrechte heeft verweerder het bij zijn rechtsbijstandverzekeraar doen voorkomen dat hij zijn brief d.d. [….] 2006 rechtstreeks aan de rechtbank heeft gestuurd.

Het kantoor van verweerder heeft als uitgangspunt dat de advocaat slechts één belang dient, te weten dat van zijn cliënt en dat partijdigheid een wezenskenmerk is van de advocaat. Verweerder heeft niet conform deze uitgangspunten gehandeld.

Het bezigen van een term als ‘amica’ in brieven aan de tegenpartij doet niet vermoeden dat verweerder onpartijdig is.

Verweerder heeft zonder zijn instemming om een second opinion gevraagd.

Verweerder heeft aan hem niet tijdig kenbaar gemaakt dat hij zich wenste terug te trekken. De wijze waarop verweerder zich vervolgens heeft teruggetrokken was niet correct en hij heeft zijn zaak niet zorgvuldig overgedragen.

Klager becijfert de door hem geleden schade op € 126.561,- te vermeerderen met onder meer rente en kosten.

6.

Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:

Hij heeft klager enkel bijgestaan bij twee procedures met betrekking tot het verplaatsingskostenbesluit en in de procedure betreffende de reorganisatie en bij problemen betreffende de algemene rechtspositie in verband met zijn verplaatsing.

Klager was zelf in nog veel meer aangelegenheden betrokken. Aan verweerder is echter geen opdracht verleend om klager daarbij terzijde te staan en hij heeft ook geen werkzaamheden in deze kwesties verricht. Het is daarom onbegrijpelijk voor hem dat klager hem verwijt dat hij niet op alle fronten en met betrekking tot alle problemen die hij had rechtsbijstand aan hem heeft verleend. Dat was gewoon niet zijn opdracht.

Een bezwaarschrift tegen de beslissing van [….] 2006 waarbij klager in de gelegenheid werd gesteld twee assessments te ondergaan zou ongetwijfeld ongegrond zijn verklaard. Op basis van de geldende regels waren de assessments immers voorgeschreven. Bovendien twijfelde klager geen ogenblik aan zijn capaciteiten en verwachtte hij een goed assessment af te leggen.

Dat klagers brief van [….] 2008 niet aan de rechtbank is gezonden, heeft geen enkel effect gehad op de beslissing van de rechtbank. Gezien de door de rechtbank bepaalde orde zou de brief terzijde zijn geschoven. Bij de Centrale Raad van Beroep – toen de argumenten vervat in klagers brief wel als zodanig zijn ingebracht – hebben deze ook geen betekenis gehad.

In de periode dat hij klager bijstond heeft klager hem overstelpt met brieven en e-mailberichten. Meerdere malen botsten hij en klager over zaken als het aanschrijven van een collega met “amica” en het zonder toestemming van klager verifiëren of een bezwaarschrift was ontvangen wegens het uitblijven van een ontvangstbevestiging.

Klager kon door de wijze waarop hij zich opstelde niet goed overweg met zijn leidinggevenden. Verweerder heeft klager meermalen gewezen op het feit dat hij het risico liep dat de Minister, gezien het karakter van klager en de wijze waarop hij zich opstelde, vraagtekens zou kunnen plaatsten bij zijn geschiktheid voor een functie bij de DJI.

De second opinion d.d. [….] 2008 heeft uitgewezen dat het vertrouwen zowel bij klager als bij hem niet meer aanwezig was en dat het verstandig zou zijn indien klager zich zou wenden tot een andere raadsman.

Vervolgens heeft de rechtsbijstandverzekeraar besloten dat aan klager geen door haar gefinancierde rechtsbijstand meer zou worden verleend. Verweerder heeft er toen, en met succes, op aangedrongen de financiering voort te zetten. De rechtsbijstandverzekeraar heeft klager vervolgens bericht dat hij gebruik kan maken van een jurist die bij haar in dienst is. Klager heeft daarna zelf derden geïnformeerd dat verweerder hem niet meer terzijde zou staan.

Nadat klager aanvankelijk van plan was zijn eigen belangen te gaan behartigen, heeft hij een juriste werkzaam bij een adviesbureau ingeschakeld. De rechtsbijstandverzekeraar heeft de kosten van het adviesbureau voor haar rekening genomen.

Tussen het terugtrekken in [….] 2008 en de mondelinge behandeling bij de Centrale Raad van Beroep op [….] 2008 was een zodanig lange periode gelegen dat klager zich tijdig van adequate rechtsbijstand heeft kunnen voorzien. Aldus heeft verweerder zich niet ontijdig onttrokken en het dossier zorgvuldig overgedragen.

Het was niet wenselijk dat zijn kantoorgenoot de behandeling van de zaken van klager zou overnemen onder meer omdat zij elkaars praktijk bij afwezigheid waarnemen. Dan zouden klager en verweerder opnieuw met elkaar geconfronteerd worden. Hij is van mening dat hij op een adequate wijze rechtsbijstand heeft verleend aan klager.

7.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Ten aanzien van klachtonderdelen a, b en c: de verwijten dat verweerder in onvoldoende mate partijdig is geweest doordat hij ook zaken voor het MvJ deed, klagers belangen niet tot het uiterste toe heeft behartigd en zijn eigen (kantoor-) gedragscode niet heeft toegepast:

Ingevolge gedragsregel 5 en de (kantoor-)gedragscode van verweerder is het belang van de cliënt bepalend voor de wijze waarop de advocaat zijn zaak dient te behandelen. Maar ook draagt de advocaat ingevolge gedragsregel 9 lid 1 ook de volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak. Daarom kan en mag verweerder de belangen van klager slechts behandelen op een wijze die hijzelf verantwoord acht en mag hij niet tot het uiterste gaan bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt indien hij dat niet verantwoord acht.

Dat verweerder, omdat hij ook zaken voor een geheel andere afdeling van het MvJ behandelde, in onvoldoende mate voor de belangen van klager is opgekomen, is de Raad niet gebleken. Deze onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d: het verwijt dat verweerder zijn kantoorgenoot niet bij de behandeling van de zaak heeft betrokken:

Met verweerder is de raad van oordeel dat het onwenselijk is dat een kantoorgenoot de behandeling van een zaak overneemt indien tussen een advocaat en een cliënt sprake is van een vertrouwensbreuk alleen al omdat een probleem ontstaat wanneer de kantoorgenoot afwezig is en verweerder hem zou moeten waarnemen. Dat kan dan niet meer van verweerder gevergd worden en is niet in het belang van klager. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel e: het verwijt dat verweerder klagers brief van [….] 2006 met producties niet aan de rechtbank heeft gezonden:

Verweerder had, conform zijn toezegging, de brief direct nadat hij de door klager gecorrigeerde versie had ontvangen, aan de rechtbank moeten sturen. Voorts stelt de raad vast dat de berichten van verweerder over deze brief minst genomen niet eenduidig zijn geweest, hetgeen de raad onzorgvuldig acht.

Dat na de mondelinge behandeling op [….] 2006 een onduidelijke situatie was ontstaan met betrekking tot het al dan niet mogen zenden van stukken aan de rechtbank en dat het niet zeker was of de rechtbank de brief van klager van [….] 2006 nog zou hebben geaccepteerd, doet daaraan niet af. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

Terecht heeft verweerder klager overigens, gezien de aard van het conflict tussen klager en zijn werkgever, waarin de kwaliteiten van klager een grote rol speelden, behoed voor het inzenden van de eerdere versie van de brief als die taalfouten bevatte.

Ten aanzien van klachtonderdeel f: het verwijt dat verweerder het bij de rechtsbijstandverzekeraar van klager heeft doen voorkomen dat klager zich rechtstreeks, buiten verweerder om, tot de rechtbank heeft gewend terwijl verweerder klager schriftelijk heeft verzocht stukken rechtstreeks aan de rechtbank te sturen:

Dat verweerder dit heeft gedaan is de raad niet gebleken. Omdat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist, is het ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel g en n: de verwijten dat verweerder de door klager gesignaleerde misstanden bij de PLAC niet ter hand heeft genomen, de belangen van klager niet heeft behartigd met betrekking tot deze misstanden en zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd met betrekking tot benadelingen, intimidaties en pesterijen:

Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager heeft bijgestaan in twee procedures met betrekking tot het verplaatsingskostenbesluit en in de procedure betreffende de reorganisatie en bij problemen betreffende de algemene rechtspositie in verband met zijn verplaatsing.

Dat verweerder daarnaast andere opdrachten van klager heeft aanvaard, is niet gebleken. Dat de rechtsbijstandverzekeraar van klager hem bij brief van [….] 2007 heeft bericht dat hij onder de dekking van zijn rechtsbijstandverzekering verder zal worden bijgestaan door verweerder, is voor de beoordeling van dit klachtonderdeel niet van belang. Daarom zijn deze klachtonderdelen ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel h: het verwijt dat verweerder klager niet heeft gewezen op bezwaar- en beroepsprocedures tegen tussentijdse beslissingen:

Klager doelt hierbij op de bezwaar- en beroepsprocedures tegen de beslissing van de Minister waarbij het bezwaar tegen het advies van de PLAC gegrond is verklaard.

Omdat de bezwaren van klager gegrond zijn verklaard en klager conform het geldende beleid in de gelegenheid is gesteld een assessment te ondergaan en klager destijds het volste vertrouwen had – zo heeft verweerder onweersproken gesteld - in de uitkomst van het assessment, was er geen aanleiding om bezwaar of beroep aan te tekenen tegen de beslissing van de Minister van [….] 2006. Verweerder treft geen verwijt nu hij klager niet op deze mogelijkheid heeft gewezen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel j en k: de verwijten dat verweerder zich niet heeft teruggetrokken uit de zaak, maar de rechtsbijstandverzekeraar de gelegenheid heeft geboden gedurende de behandeling van de zaak in hoger beroep – in nagenoeg de laatste fase van de rechtsgang – de rechtsgang te bruuskeren en klager de toegezegde rechtsbijstand te onthouden en de privacy van klager heeft geschonden door de gegevens betreffende de zaak van klager met onvoldoende waarborgen en zelfs zonder toestemming van klager aan derden over te dragen en tegen de wil van klager de rechtsbijstandverzekeraar toestemming heeft verzocht een second opinion te vragen:

Het staat vast dat verweerder zich heeft teruggetrokken en dat klager nadien op kosten van zijn rechtsbijstandverzekering is bijgestaan. De Raad begrijpt deze klachtonderdelen aldus dat klager klaagt over de wijze waarop verweerder zich heeft teruggetrokken uit zijn zaak. Ingevolge gedragsregel 9 lid 3 dient de advocaat, wanneer hij besluit een opdracht neer te leggen, dat op een zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.

De Raad is van oordeel dat verweerder correct heeft gehandeld door, toen een impasse tussen hem en klager was ontstaan, een second opinion bij de rechtsbijstandverzekeraar van klager aan te vragen en klager daarvan tevoren in kennis te stellen.

De Raad is voorts van oordeel dat het te prijzen valt dat verweerder zijn invloed heeft aangewend opdat de kosten van rechtsbijstand, ook nadat een einde was gekomen aan zijn werkzaamheden voor klager, zouden worden betaald door de rechtsbijstandverzekeraar van klager. Van belang is voorts dat het zich terugtrekken van verweerder duidelijk is gecommuniceerd met klager en dat tussen het terugtrekken en de mondelinge behandeling bij de Centrale Raad van Beroep een aantal maanden lag, zodat verweerder en zijn nieuwe rechtsbijstandverlener voldoende tijd was gegund om zich in te werken in de zaak. Deze onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel l: het verwijt dat verweerder niet in staat is gebleken de ontstane disputen met de DJI op te lossen:

Gezien de opstelling van klager en de DJI was het destijds niet mogelijk de ontstane disputen op te lossen. Verweerder treft daarvan geen verwijt en dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel m: het verwijt dat verweerder stelde dat hij wel wat kon regelen met het MvJ, hetgeen klager niet wilde:

Dat verweerder dit heeft gesteld, is niet komen vast te staan. Dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag en is daarom ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel i en o: de verwijten dat verweerder door zijn tekortschieten klagers zaak tegen de MvJ ernstig heeft geschaad en niet ermee heeft ingestemd de ontstane schade te herstellen:

Het enige verwijt dat de raad hiervoor heeft vastgesteld is het niet toezenden van de (gecorrigeerde versie van de) brief van [….] 2006. Dat de zaak van klager anders was afgelopen indien verweerder zijn brief van [….] 2006 wel aan de rechtbank had gestuurd, is echter niet vast komen te staan. Immers bij de Centrale Raad van Beroep heeft klager alsnog de gelegenheid gekregen om de informatie in de hiervoor genoemde brief in te brengen. Desalniettemin heeft de Centrale Raad van Beroep de beslissing van de rechtbank bevestigd. Daarom behoefde verweerder ook niet in te gaan op het verzoek van klager schadevergoeding te betalen.

Klager dient zich tot de burgerlijke rechter te wenden indien hij meent dat verweerder schadevergoeding aan hem moet betalen. De Raad van Discipline is daarvoor niet de geëigende instantie.

Omdat uitsluitend klachtonderdeel e betreffende het niet doorsturen van de brief van [….] 2006 van klager aan de rechtbank gegrond is en verweerder zich vele inspanningen heeft getroost om de belangen van klager te behartigen, ziet de Raad geen aanleiding het verzoek van klager, te weten uit te spreken dat verweerder ten opzichte van hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, te honoreren.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Klachtonderdeel e is gegrond. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond.

Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Wijst het verzoek van klager, uit te spreken dat verweerder ten opzichte van hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, af.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 14 februari 2011.

griffier     voorzitter