ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1439 Raad van Discipline Arnhem 10-87

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1439
Datum uitspraak: 24-01-2011
Datum publicatie: 16-03-2011
Zaaknummer(s): 10-87
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster, die klaagster als toegevoegd raadsvrouwe was opgevolgd, heeft klaagster eerst na afloop van de bezwaartermijn van de beslissing intrekking toevoeging op de hoogte gesteld. Dat verwijt is terecht voorgedragen; enkele waarschuwing. Voorts heeft verweerster klaagster niet het nieuwe adres van de cliènte willen geven. Dat stond verweerster ook niet vrij nu die cliente haar dat verboden had, ook al was daarvan mogelijk het gevolg dat zij moeilijker verhaal kon vinden voor de betaling van haar declaratie.   

10-87

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief dd. 16 juni 2010 heeft mr A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advoca-ten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

klaagster

advocaat te [woonplaats]

tegen:

verweerster

advocaat te [plaats]

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 15 november 2010, waar zowel klaagster als verweerster, deze laatste bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. [X], is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. G.E.J. Kornet, P.R.M. Noppen, P.J.M. van Wersch en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bij-gestaan door mr M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. De klacht ziet op het volgende.

Klaagster is in [….] 2004 op basis van een voorwaardelijke toevoeging gaan optreden voor mevrouw [A], toen woonachtig te [woonplaats], in een echtscheidingsprocedure.

In verband met langdurige ziekte van klaagster heeft deze cliënte zich in [….] 2005 tot een toenmalige kantoorgenote van verweerster gewend, mr. [Y], die de behandeling van de zaak heeft overgenomen. Toen mr. [Y] met zwangerschapsverlof ging heeft verweerster de zaak overgenomen.

Bij brief d.d. [….] 2007 heeft zij - kennelijk naar aanleiding van een informerende brief van klaagster van [….] 2007 - aan klaagster verzocht om een opgave van haar uren ten behoeve van de financiële afwikkeling. De zaak was op dat moment nog niet geheel afgewikkeld, de echtscheidingsbeschikking diende nog ingeschreven te worden. Klaagster heeft haar urenspecificatie bij brief van [….] 2007 aan verweerster toegezonden.

Toen klaagster op [….] 2007 telefonisch navraag deed bij verweersters kantoor vernam zij dat de toevoeging inmiddels was gedeclareerd maar was ingetrokken, zo blijkt uit haar brief van diezelfde datum aan verweerster. Later bleek die informatie niet juist, er was toen nog maar sprake van een voornemen tot intrekking waartegen de cliënte bezwaar kon indienen. Verweerster beloofde klaagster bij brief d.d. [….] 2007 haar te zullen informeren zodra het definitieve bericht van de raad voor rechtsbijstand zou zijn ontvangen.

De raad voor rechtsbijstand heeft bij beslissing van [….] 2008 de voorwaardelijke toevoeging niet omgezet in een definitieve omdat de cliënte uit de boedelverdeling een bedrag van omstreeks vijftigduizend Euro had ontvangen. Bij beslissing van [….] 2008 heeft de raad de op diezelfde datum vastgestelde forfaitaire vergoeding teruggevorderd. Het verzoek om vergoeding van extra uren is afgewezen bij beslissing van [….] 2008.

Verweerster heeft klaagster niet direct kopieën gestuurd van deze beslissingen. Dat is pas gebeurd toen klaagster daarom bij brief d.d. [….] 2008 verzocht.

Klaagster heeft haar declaratie niet betaald gekregen, haar cliënte is vertrokken naar een geheim adres - later in Bulgarije - , en had verweerster opgedragen dat adres niet - ook niet aan klaagster - bekend te maken.

3. Klaagster heeft zich erover beklaagd dat verweerster haar veel te laat, althans eerst na afloop van de bezwaartermijn, van de intrekkingsbeslissing op de hoogte heeft gebracht. Daarmee heeft verweerster haar de mogelijkheid ontnomen om als belanghebbende bezwaar te maken tegen die beslissing.

Voorts heeft klaagster zich erover beklaagd dat verweerster haar de NAW-gegevens van cliënte niet heeft willen geven.

4. Verweerster heeft erkend dat zij klaagster eerder omtrent de beslissingen van de raad voor rechtsbijstand had moeten informeren en heeft daarvoor haar verontschuldigingen aangeboden. Zij meent echter dat het maken van bezwaar klaagster niet zou hebben gebaat omdat aan de grond voor intrekking van de toevoeging niets viel af te doen.

Verweerster heeft voorts toegelicht dat het haar gelet op haar geheimhoudingsplicht niet vrij stond de adresgegevens van haar cliënte door te spelen. Zij heeft de declaratie van klaagster wel - bij brief van [….] 2008 - aan haar cliënte doorgeleid maar die brief is geretourneerd aan de afzender. Daarvan heeft zij klaagster op de hoogte gebracht.

5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.

Door de beslissing van de raad voor rechtsbijstand betreffende de intrekking van de toevoeging niet onverwijld aan klaagster door te leiden heeft verweerster gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Ook los van haar belofte bij brief d.d. [….] 2007 dat te zullen doen had dat op de weg van verweerster gelegen.

De raad laat in het midden of het klaagster zou hebben gebaat om als belanghebbende bezwaar tegen die beslissing te maken. Het is niet aan de raad om zich in die vraag te verdiepen en zich daarover uit te laten. Dat kan de raad ook niet. Overigens had klaagster mogelijk evengoed nog bezwaar kunnen maken toen zij in [….] 2008 bekend werd met de beslissing, en wel met een beroep op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.

De raad ziet als belang bij onverwijlde informatieverstrekking over een en ander de mogelijkheid van klaagster om zich alsdan zelf direct tot haar voormalige cliënte te wenden ter verkrijging van betaling van haar declaratie. Die mogelijkheid is haar nu door de nalatigheid van verweerster gedurende ruim vier maanden onthouden. Verweerster had zich toen - en ook later - meer verantwoordelijk dienen te tonen voor de belangen van klaagster in deze.

In zoverre is de klacht dan ook gegrond.

Het tweede onderdeel van de klacht is niet gegrond. Het stond verweerster niet vrij om tegen de uitdrukkelijke wens van haar cliënte in haar adres aan klaagster bekend te maken.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

Het eerste onderdeel van de klacht is gegrond, verweerster wordt ter zake de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Het tweede onderdeel van de klacht is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2011.

griffier     voorzitter