ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1429 Raad van Discipline Arnhem 10-68
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1429 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-02-2011 |
Datum publicatie: | 07-03-2011 |
Zaaknummer(s): | 10-68 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht over advocaat wederpartij. Advocaat heeft exploit laten betekenen op het adres van de dochter van klager terwijl zij wist dat klager daar niet woonachtig was. De Raad stelt voorop, dat niet ter beoordeling voorligt of de onderhavige betekening naar de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende de betekening van exploten heeft plaatsgevonden nu dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. Voorts heeft klager zich erover beklaagd, dat verweerster het ertoe heeft willen leiden, dat klager pas nadat beslag was gelegd kennis zou dragen van de betekening, waardoor het door artikel 430 lid 3 Rv te beschermen belang is geschonden. Verweerster heeft in een e-mail aan haar cliënte (ondermeer) geschreven, dat het het beste zou zijn wanneer de deurwaarder niemand thuis aantreft waarna het exploit in een envelop wordt achtergelaten en dat als er toch iemand thuis is die de deur opendoet het niet de bedoeling is, dat diegene zegt dat klager wel op dat adres staat ingeschreven maar er niet daadwerkelijk woont, omdat dat allerlei ongewenste complicaties zou geven en dat zij hoopte dat dit te regelen valt. De raad overweegt dat de strekking van de wettelijke regeling betreffende de betekening van exploten is, dat de geadresseerde kennis neemt van hetgeen betekend wordt. Deze regel is geschreven ter bescherming van het belang van de beslagdebiteur, in casu klager en het was verweerster (uiteraard) niet toegestaan deze wettelijke regeling te omzeilen. Verweerster betwist uitdrukkelijk, dat de e-mail als een instructie aan haar cliënte was bedoeld. Dat doet er echter niet aan af, dat deze door de zin: “Ik hoop dat dit te regelen valt” wel als zodanig kan worden opgevat. Verweerster had zich reeds daarom van de gewraakte mededeling moeten onthouden. Klacht in zoverre gegrond. Enkele maatregel opgelegd. |
10-68
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM
Bij brief d.d. 28 mei 2010 heeft mr. A.C.G. Reezigt, waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
X,
wonende te A,
klager,
hierna: klager
tegen:
mr. Y
advocaat te B,
beklaagde,
hierna: verweerster
1.
De klacht is voor de eerste maal behandeld ter openbare zitting van de raad van 1 november 2010, waar klager is verschenen. Wegens ziekte is verweerster toen niet verschenen.
Bij die behandeling was de raad als volgt samengesteld: mr. M.F.J.N. van Osch voorzitter, en de mrs. E.D. Breuning ten Cate, J.R.O. Dantuma, H.F.J. Maissan en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.
De klacht is opnieuw behandeld ter openbare zitting van de raad van 13 december 2010, waar klager en verweerster zijn verschenen.
Bij die behandeling was de raad als volgt samengesteld: mr. M.F.J.N. van Osch voorzitter, en de mrs. J.R.O. Dantuma, F. Klemann, H.F.J. Maissan en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.
2.
De klacht alsmede de toelichting daarop luiden als volgt.
a.
Verweerster had de alimentatiebeschikking niet op het adres van de dochter van klager mogen laten betekenen, omdat hij daar niet woonachtig was.
b.
Verweerster heeft de waarborgen die de wet aan executoriaal beslaglegging verbindt welbewust willen omzeilen door de deurwaarder willens en wetens onjuiste informatie te verstrekken. Verweerster heeft het ertoe willen leiden, dat klager pas nadat beslag was gelegd kennis zou dragen van de betekening, waardoor het door artikel 430 lid 3 Rv te beschermen belang is geschonden. Klager spreekt over een “complot”, waarin verweerster zijn dochter heeft betrokken, hetgeen hij verweerster hoogst kwalijk neemt. Verweerster had zijn dochter daaraan niet mogen blootstellen.
3.
De raad gaat uit van de volgende gegevens.
Tussen klager en zijn toenmalige echtgenote, mevrouw A, is in 2006 de echtscheiding uitgesproken. Er is een partneralimentatie van € 3.400,- per maand overeengekomen, die in een beschikking van 17 januari 2007 is vastgelegd. Op 9 april 2009 is namens klager bij de rechtbank A een verzoek tot wijziging partneralimentatie ingediend. De belangen van mevrouw A werden destijds door de verweerster behartigd. In 2009 verzocht mevrouw A verweerster opnieuw om haar belangen te behartigen, omdat klager de verschuldigde alimentatie al enige tijd niet meer volledig betaalde en zij een uitnodiging van de rechtbank A had ontvangen om verweer te voeren in een wijzigingsprocedure, die kort daarvoor door klager was opgestart.
Op 14 mei 2009 heeft verweerster aan haar cliënte een e-mail bericht met de volgende tekst gezonden:
“ Dag mevrouw ……..,
Ik wens u een heel fijne vakantie. U hebt denk ik meegekregen dat de deurwaarder een dezer dagen, waarschijnlijk zaterdag, zijn exploot zal betekenen voor meneer op het adres in ……….. Het beste zou zijn wanneer de deurwaarder niemand thuis aantreft waarna de stukken in een envelop worden achtergelaten. Is er toch iemand thuis die de deur opendoet dan is het niet de bedoeling dat diegene zegt dat meneer wel op dat adres staat ingeschreven maar er niet daadwerkelijk woont. Dat zou allerlei ongewenste complicaties geven. Het beste zou het ook zijn wanneer meneer pas na dinsdag (dan vinden de beslagleggingen plaats) verneemt van de betekening door de deurwaarder. Ik hoop dat dit te regelen valt.
Met vriendelijke groet,
………… ”
4.
Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.
Mevrouw A ventileerde grote zorgen over haar financiële positie, omdat klager inmiddels naar D was geëmigreerd. Zij vreesde, dat klager zou proberen om onder zijn partneralimentatieverplichting uit te komen en zou proberen om de verhaalsmogelijkheden in Nederland zoveel mogelijk te minimaliseren door vermogen naar het buitenland over te hevelen. Mevrouw A vertelde, dat klager nog voor korte tijd voor de basisadministratie op het adres van de dochter van partijen ingeschreven zou blijven. Om die reden heeft verweerster de deurwaarder onmiddellijk verzocht om de alimentatiebeschikking op het adres van de dochter te betekenen. De deurwaarder liet verweerster per e-mail weten, dat hij waarschijnlijk op zaterdag 16 mei 2009 tot betekening van de alimentatiebeschikking zou overgaan. Ongeveer gelijktijdig ontving verweerster van haar cliënte het bericht, dat zij met vakantie zou gaan. Omdat het haar niet lukte om telefonisch contact met haar cliënte te krijgen heeft verweerster vervolgens de gewraakte e-mail gezonden.
In de optiek van verweerster had klager woonplaats gekozen bij zijn dochter. In het verzoek tot wijziging alimentatie was dit adres genoemd en geen adres in D. Bij de stukken in de alimentatieprocedure was weliswaar een huurovereenkomst gevoegd betreffende woonruimte in D, maar die was niet ondertekend en mevrouw A stelde om meerdere redenen grote vraagtekens bij de geldigheid van deze overeenkomst en geloofde ook niet, dat het in de huurovereenkomst opgenomen adres het werkelijke verblijfadres van klager was.
In het geval de bewoners van de woning, zijnde de dochter van klager en haar partner, de deurwaarder (desgevraagd) zouden laten weten, dat klager feitelijk niet op dat adres woonachtig was, zou de kans bestaan dat de deurwaarder zich genoodzaakt zou zien alsnog “ in het openbaar “ te betekenen met alle kosten en gevolgen van dien. Juist om dat te voorkomen heeft verweerster getracht haar cliënte te bereiken om een en ander aan haar uit te leggen en zo nodig met de dochter en haar partner te bespreken. De mededeling aan mevrouw A, dat het belangrijk was dat klager pas na betekening en beslaglegging door de deurwaarder op de hoogte zou komen van een en ander was geen instructie aan mevrouw A. Het doel van het bericht was enerzijds te voorkomen dat zich allerlei, voor alle betrokkenen, ongewenste complicaties in het kader van de vereiste betekening van een gerechtelijke uitspraak, met de inhoud waarvan klager al ettelijke jaren bekend was, zouden voordoen. Anderzijds was het doel om in het belang van de cliënte te voorkomen, dat klager vlak voordat op dinsdag 19 mei 2009 tot beslaglegging zou worden overgegaan, maatregelen zou treffen om eventuele nog bestaande verhaalsmogelijkheden voor haar cliënte te ontnemen of te beperken. Er is geen poging ondernomen om een wettelijk voorschrift te omzeilen of iemand te misleiden. Een dergelijke intentie heeft ook nooit bestaan.
Nadat verweerster op grond van een email bericht van de partner van de dochter duidelijk was geworden, dat het bezoek van de deurwaarder als vervelend was ervaren, heeft verweerster direct contact met deze dochter opgenomen, haar persoonlijk gesproken en daarbij de nodige uitleg verstrekt. Dit gesprek is in een rustige sfeer verlopen.
5.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het Hof van Discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt.
De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
De raad zal beide klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.
De raad stelt voorop, dat niet ter beoordeling voorligt of de onderhavige betekening naar de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende de betekening van exploten heeft plaatsgevonden nu dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.
De strekking van de wettelijke regeling betreffende de betekening van exploten is, dat de geadresseerde kennis neemt van hetgeen betekend wordt. Deze regel is geschreven ter bescherming van het belang van de beslagdebiteur, in casu klager en het was verweerster (uiteraard) niet toegestaan deze wettelijke regeling te omzeilen. In de gewraakte e-mail heeft verweerster aan haar cliënte geschreven, dat het het beste zou zijn wanneer klager pas na de beslaglegging van de betekening van de alimentatiebeschikking zou vernemen. Verweerster betwist uitdrukkelijk, dat de e-mail aan haar cliënte als een instructie aan haar cliënte was bedoeld. Dat doet er echter niet aan af, dat deze - zoals verweerster ter zitting ook heeft erkend – ook door de zin: “Ik hoop dat dit te regelen valt” wel als zodanig kan worden opgevat. Verweerster had zich reeds daarom van de gewraakte mededeling moeten onthouden. Daarmee heeft verweerster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Omdat verweerster er ter zitting blijk van heeft gegeven voor kritiek open te staan en bij haar handelwijze alleen het belang van haar cliënte heeft willen dienen volstaat de raad met het opleggen van na te noemen maatregel.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
De klacht is gegrond in zoverre als hierboven is aangegeven. Aan verweerster wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2011. .