ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1375 Raad van Discipline Arnhem 10-73

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1375
Datum uitspraak: 06-12-2010
Datum publicatie: 20-02-2011
Zaaknummer(s): 10-73
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager klaagt er over dat zijn eer en goede naam zijn aangetast doordat verweerder namens zijn cliënt een klacht over hem heeft ingediend bij de klachtencommissie over de wijze waarop klager zijn werkzaamheden als tolk zou hebben verricht. Gezien het grote belang van de cliënt van verweerder heeft verweerder de klacht mogen indienen ook al beschikte hij niet over bewijzen ter onderbouwing van de klacht. Daarom is de klacht ongegrond.

10-73

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 3 juni 2010 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

kantoor houdende te

[plaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 11 oktober 2010.

Klager is verschenen op het tijdtip waarop hij was opgeroepen. Omdat de behandeling van een zaak eerder op de ochtend erg was uitgelopen en klager verplichtingen elders had heeft hij de mondelinge behandeling van zijn klacht niet afgewacht.

Verweerder is niet verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann,

C.J.M. de Vlieger en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door

mr. A. Huber als griffier.

2.

Klager verwijt verweerder dat zijn eer en goede naam is aangetast doordat verweerder een klacht bij de klachtencommissie Wet beëdigde tolken en vertalers heeft ingediend over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden als tolk in een bepaalde zaak heeft verricht.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Verweerder heeft een cliënt bijgestaan in een asielprocedure.

In deze procedure is klager in opdracht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst - hierna te noemen de IND - op of omstreeks [….] 2008 als tolk in de Somalische taal opgetreden.

Bij brief van [….] 2008 heeft verweerder de correcties en aanvullingen van het eerste gehoor aan de IND bericht.

In deze brief staat onder meer de volgende passage:

“Pagina 8, Militaire dienst:

Betrokkene constateert tot zijn grote ontsteltenis dat onder het kopje “militaire dienst” verklaringen staan die hij niet heeft afgelegd. Het kan voorts niet gaan om een misverstand of een enkele vertaalfout, nu bij herhaling de indruk wordt gewekt, alsof betrokkene zelf betrokken is geweest bij gewapende strijd, hetgeen juist uitdrukkelijk niet het geval is.

Betrokkene is voornemens een klacht in te dienen tegen de tolk [klager] die het tweede gedeelte van het eerste gehoor (zie pagina 4, onderaan) heeft vertaald. Hij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat opzet in het spel is, mogelijk omdat betrokkene behoort tot de Hawiye Murusade.”

Namens zijn cliënt heeft verweerder bij brief van [….] 2009 een klacht tegen klager ingediend inhoudende dat zijn cliënt vermoedde dat klager als tolk met opzet een andere verklaring had vertaald met betrekking tot de deelname van zijn cliënt aan militaire dienst, hetgeen mogelijk verband zou houden met de clanafkomst van zijn cliënt.

Naar aanleiding van de door verweerder ingediende klacht heeft de coördinator tolken van de IND op [….] 2009 telefonisch contact met verweerder opgenomen. Zij heeft verweerder meegedeeld dat klager zich op het standpunt stelt dat hij absoluut neutraal is en dat hij niets toevoegt aan verklaringen. Desgevraagd heeft verweerder tijdens dit telefoongesprek meegedeeld dat hij de klacht niet zonder overleg met zijn cliënt kan intrekken.

De klachtencommissie Wet beëdigde tolken en vertalers heeft de klacht van de cliënt van verweerder behandeld. Op de hoorzitting, die in overleg met klager en verweerder was bepaald op [….] 2009, zijn klager, verweerder en zijn cliënt niet verschenen.

De klachtencommissie heeft besloten om de klacht niet in behandeling te nemen omdat het belang van de cliënt van verweerder bij de behandeling van de klacht kennelijk onvoldoende was.

De raad heeft kennisgenomen van de brieven van [….] en [….] 2010 van verweerder en van de pleitnota die klager heeft achtergelaten bij de bode.

4.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Zijn reputatie als tolk is aangetast door de onprofessionele handelwijze van verweerder. Hij is een onafhankelijke tolk. Hij is niet in dienst bij de IND.

Verweerder heeft zijn werk niet goed gedaan. De klacht is pas na een jaar ingediend.

Verweerder had behoren in te zien dat de klacht van zijn cliënt geen kans van slagen had omdat hij niet beschikt over bewijzen ter onderbouwing van zijn klacht. Hij is zijn verantwoordelijkheid uit de weg gegaan door een klacht in te dienen en deze vervolgens niet te onderbouwen.

Verweerder had geen contact meer met zijn cliënt.

De klacht heeft niet alleen hem maar ook de klachtencommissie en de IND veel tijd gekost. Verweerder had dat moeten voorkomen.

5.

Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:

Hij heeft de klacht op verzoek van zijn cliënt ingediend.

Het is niet juist dat hij pas een jaar na dato de klacht heeft ingediend. Hij heeft de problemen in zijn brief van [….] 2008 voorgelegd aan de IND. In de reactie op het nader gehoor d.d. [….] 2009 heeft hij nogmaals gewezen op de problemen. Vervolgens heeft hij diverse malen telefonisch met de IND gesproken over deze kwestie. De IND was niet bereid de betreffende passage buiten beschouwing te laten. Daarom had hij geen andere keus dan het indienen van een klacht.

Uit het rapport van het eerste gehoor komt naar voren dat zijn cliënt actief zou hebben deelgenomen aan de oorlog. Zulks kan leiden tot een onderzoek door de IND betreffende de toepasselijkheid van artikel 1F Vluchtelingenverdrag hetgeen een

uitsluitingsgrond voor bescherming onder het Vluchtelingenverdrag wegens het plegen van mensenrechtenschendingen/misdaden tegen de menselijkheid kan opleveren.

Zijn cliënt blijft er bij dat hij de gewraakte passages niet heeft verklaard.

Voor dit soort problemen is juist de klachtenregeling in het leven geroepen.

Hij kon zijn cliënt in de periode voor de mondelinge behandeling bij de klachtencommissie niet bereiken. Nadien heeft hij wel weer contact met zijn cliënt gehad en heeft hij in overleg met zijn cliënt aan de klachtencommissie meegedeeld dat de zaak kan worden afgedaan op de stukken.

Tijdens de gesprekken met zijn cliënt heeft hij immer gebruik gemaakt van professionele tolken Somalisch.

Hij is niet lichtvaardig overgegaan tot de indiening van een klacht tegen klager.

Omdat de klachtencommissie in het voordeel van klager heeft beslist is er geen sprake van dat de reputatie van klager is beschadigd.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Bij brief van [….] 2010 heeft verweerder aan de raad verzocht de mondelinge behandeling te verschuiven naar een later tijdstip op de ochtend. Dit verzoek is niet gehonoreerd en de raad zal de zaak thans afdoen zonder dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

De raad heeft er begrip voor dat klager zich in zijn integriteit voelt aangetast doordat verweerder een klacht tegen hem heeft ingediend.

Gezien het grote belang van zijn cliënt heeft verweerder echter de klacht mogen indienen bij de klachtencommissie ook al beschikte hij niet over bewijzen ter onderbouwing van de klacht. Dat verweerder misbruik van het klachtrecht heeft gemaakt is niet vast komen te staan. Daarom is de klacht ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klager is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 6 december 2010.

griffier voorzitter