ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1270 Raad van Discipline Arnhem 10-22

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1270
Datum uitspraak: 07-06-2010
Datum publicatie: 12-01-2011
Zaaknummer(s): 10-22
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen ongeoorloofde belangenverstrengeling. Notariaat van het kantoor van verweerder trad twee jaar op voor klager in het kader van onroerend goed transacties. Verweerder trad op tegen klager in een huurgeschil. Niet gebleken dat informatie die ter beschikking stond aan notariaat ter kennis is gebracht aan of gebruikt is door verweerder.

10-22

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 16 februari 2010 heeft mr. J. van der Burg, lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem ter kennis van de Raad gebracht de klacht van:

[ ],

wonende te[ ],

hierna te noemen “klager”

tegen:

Mr. [X]

advocaat te [ ]

hierna te noemen “verweerder”.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 12 april 2010.  De Raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. P.R.M. Noppen, H.F.J. Maissan E.D. Breuning ten Cate en R.R.J.A. Olie-Hallmans, leden van de Raad en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

Ter zitting zijn klager en verweerder beiden verschenen.

2. De klacht betreft het optreden van verweerder in het kader van een door hem voor Y, een woningcorporatie te [ ], behandelde zaak, tegen klager. Kort samengevat luidt de klacht van klager als volgt: 

a. Verweerder heeft zich door de zaak voor de woningcorporatie te behandelen schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling aangezien mr.Z, kandidaat notaris op het kantoor van verweerder, in het verleden notariële diensten heeft verleend aan klager, hetgeen verweerder had moeten doen besluiten om niet op te treden als advocaat van de woningcorporatie in de zaak tegen klager;

b. Verweerder heeft informatie uit het dossier van het notariaat betrekking hebbend op klager gebruikt in de procedure die hij voerde namens de woningcorporatie tegen klager, hetgeen niet is toegestaan;

c. Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten daar waar hij ingaat op de verstandhouding tussen klager en de kandidaat-notaris mr. Z;

d. Verweerder heeft de belangen van klager onnodig en onevenredig geschaad, zware aantijgingen geuit zonder zich van feiten en omstandigheden te hebben vergewist die dergelijke uitlatingen kunnen dragen, klager geprobeerd te beperken in zijn verweer en feiten geponeerd waarvan verweerder weet of redelijkerwijs kon weten dat zij in strijd zijn met de waarheid.

3. Verweerder heeft als volgt verweer gevoerd.

Er is geen sprake geweest van een belangenverstrengeling op grond waarvan hij had moeten besluiten om niet op te treden voor de woningcorporatie in de zaak tegen klager. Klager is geen cliënt (geweest) van de afdeling advocatuur van het kantoor van verweerder. De relatie tussen de afdeling notariaat van zijn kantoor en klager was al twee jaar beëindigd voordat verweerder voor de woningcorporatie ging optreden in de zaak tegen klager. Er bestaat met klager uitsluitend nog een geschil over de betaling van openstaande declaraties. Het enkele feit dat de afdeling notariaat van het kantoor van verweerder in het verleden zaken voor klager heeft behandeld, brengt niet met zich mee dat het verweerder niet vrij zou staan op te treden voor de woningcorporatie in de zaak tegen klager.

Verweerder heeft betwist dat hij informatie afkomstig van het notariaat tegen klager heeft gebruikt. Er bestaat een volledige en strikte scheiding tussen de dossiers en de gegevensbestanden van de afdeling advocatuur en de afdeling notariaat van zijn kantoor. Verweerder weet niets over de zaken die klager bij de afdeling notariaat in behandeling heeft gegeven. Gelet op de “chinese  walls”  en de zeer strikte regelgeving van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is het voor hem bovendien onmogelijk om informatie over klager te verkrijgen van de afdeling notariaat. Alle in de zaak tegen klager gebruikte informatie stelt verweerder te hebben ontvangen van zijn cliënte, de woningcorporatie of zelf te hebben verzameld door recherche te doen in het Handelsregister of andere openbare bronnen.

Verweerder betwist dat hij zich jegens klager onnodig grievend heeft uitgelaten. Klager heeft zijn standpunt dat verweerder de behandeling van de zaak voor de woningcorporatie zou moeten neerleggen onder andere onderbouwd door te verwijzen naar de goede verstandhouding die hij met de kandidaat-notaris zou hebben. Verweerder heeft de kandidaat-notaris gevraagd op deze stelling te reageren waarna deze laatste vervolgens heeft laten weten dat hij geen goede verstandhouding met klager heeft, hetgeen verweerder op zijn beurt aan klager heeft geschreven. Dit is niet onnodig grievend. Ook overigens betwist verweerder zich onnodig grievend jegens klager te hebben uitgelaten. 

Verweerder betwist dat hij de belangen van klager onnodig en onevenredig heeft geschaad of dat anderszins sprake is van enige misdraging ten opzichte van klager. Klager heeft zijn stelling op dit punt niet nader feitelijk onderbouwd, zodat onduidelijk is op grond waarvan klager meent dat dit zo is. Verweerder ontkent dat hij klager zou hebben beperkt in zijn verweer. Hij heeft op de stellingen van klager adequaat gereageerd en de discussie met klager willen beperken tot de procedure. Verweerder betwist voorts dat hij feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat zij in strijd zijn met de waarheid.

Tot slot heeft verweerder gesteld dat hem een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënte passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van de tegenpartij mag worden beknot, tenzij de belangen van die tegenpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Dit is niet het geval geweest. Verweerder heeft slechts de belangen van zijn cliënte naar beste vermogen behartigd.

4. Bij de beoordeling van de klacht gaat de Raad uit van de volgende gegevens. 

Bij brief van 24 juli 2009 heeft klager verweerder verzocht zich als belangenbehartiger van de woningcorporatie in een geschil dat de corporatie met klager had terug te trekken, aangezien er sprake zou zijn van ongeoorloofde belangenverstrengeling, nu de afdeling notariaat van het kantoor waaraan verweerder is verbonden klager en aan hem gelieerde rechtspersonen in het verleden verschillende malen heeft bijgestaan bij de aan- en verkoop van registergoederen. Klager heeft zich voorts beroepen op de goede verstandhouding met een van de kandidaat-notarissen van het kantoor van verweerder als gevolg waarvan verweerder de behandeling van de zaak over zou moeten dragen. Voorts heeft klager gewezen op het feit dat de afdeling notariaat zou beschikken over informatie die verweerder in de procedure niet zou mogen gebruiken.

Verweerder heeft naar aanleiding van deze brief navraag gedaan bij de betrokken kandidaat-notaris. Deze heeft verweerder medegedeeld dat in het verleden inderdaad werkzaamheden zijn verricht voor klager door het notariaat maar dat de relatie twee jaar daarvoor was beëindigd en dat er sindsdien een geschil was blijven bestaan over de betaling van de declaraties. Voorts heeft de kandidaat-notaris niet bevestigd dat er sprake zou zijn van een goede verstandhouding tussen hem en klager, als gevolg waarvan verweerder tot de conclusie had moeten komen dat hij niet langer zou kunnen optreden in de kwestie van de Woningcorporatie.

Verweerder is op blijven treden voor de woningcorporatie en is een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst begonnen. De ontbinding is gevorderd op grond van het feit dat klager al geruime tijd niet meer zelf in het gehuurde object zou wonen en de woning zou onderverhuren. Voorts is in de procedure aangevoerd dat er diverse rechtspersonen op het woonadres staan ingeschreven. Het is verboden in de algemene voorwaarden van de woningcorporatie de woning bedrijfsmatig te exploiteren.

5. De Raad beoordeelt de klacht als volgt:

Klachtonderdeel a.

Klager is in het verleden bijgestaan door het notariaat van het kantoor waaraan verweerder verbonden is. De dienstverlening betrof, aldus klager, de aan- en verkoop van registergoederen. Het geschil tussen klager en de woningcorporatie betreft een huurgeschil.

Gelet op het bepaalde in artikel 7 lid 4 van de Gedragsregels 1992 is het een advocaat niet toegestaan tegen een voormalige cliënt van een kantoorgenoot van hem op te treden behoudens de gevallen zoals omschreven in regel 7 lid 5, dat bepaalt dat de advocaat wel tegen een voormalig cliënt van een kantoorgenoot kan optreden indien:

1. de aan de advocaat toevertrouwde belangen of toe te vertrouwen belangen niet dezelfde kwestie betreffen ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot,de aan de advocaat toevertrouwde belangen of toe te vertrouwen belangen ook geen verband hielden of houden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is;

2. de advocaat of zijn kantoorgenoot niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van de (voormalige) cliënt dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon of het bedrijf van de (voormalige) cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de (voormalige) cliënt;

3. ook overigens niet van redelijke bezwaren is gebleken aan de zijde van de (voormalige) cliënt of aan de zijde van de partij die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend.

Onder het begrip kantoorgenoot in de zin van regel 7 lid 4 en 5 moet eveneens worden gebracht de beoefenaar van een ander vrij beroep, bijvoorbeeld een notaris, die aan hetzelfde kantoor verbonden is. Klager is dus aan te merken als een voormalig cliënt waartegen verweerder, behoudens de in regel 7 lid 5 Gedragsregels 1992 geformuleerde uitzonderingen, niet kan optreden.

De zaak, waarin verweerder de woningcorporatie bijstond, betrof een andere kwestie dan die waarin het notariaat klager in het verleden bijstand heeft verleend.

De vraag is voorts of het notariaat beschikt(e) over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van klager, die in de huurkwestie tegen klager van belang zou kunnen zijn. Klager heeft bij herhaling gesteld dat daarvan sprake is, doch heeft daarbij enkel verwezen naar de gegevens die door verweerder zijn overgelegd in de procedure met betrekking tot de op het woonadres gevestigde rechtspersonen. De door verweerder overgelegde gegevens zijn echter voor een ieder via openbare bronnen toegankelijk. Nu klager zijn stellingen op het punt van de vertrouwelijke informatie niet nader heeft onderbouwd en ook overigens niet is gebleken, dat aan verweerder vertrouwelijke informatie ter beschikking stond afkomstig van het notariaat, is de Raad van oordeel dat op grond van de gedragsregel 7 lid 5.2 verweerder niet verplicht was zich terug te trekken.

Tot slot heeft klager aangevoerd dat het verweerder, wegens de goede relatie tussen hem en de kandidaat-notaris mr. Z, niet vrij zou staan om tegen hem op te treden. Verweerder heeft deze bewering onderzocht. De kandidaat notaris heeft ontkend dat er een dergelijk goede relatie tussen hem en klager bestond of heeft bestaan. Ook op grond van de gedragsregel 7 lid 5.3 was verweerder derhalve niet gehouden zich uit de kwestie terug te trekken.

De Raad is dan ook van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft door zich niet terug te trekken als advocaat van de Woningcorporatie in de zaak tegen klager.

Klachtonderdeel b.

De Raad heeft bij klachtonderdeel a. al overwogen dat gegevens met betrekking tot de op het woonadres ingeschreven rechtspersonen openbaar toegankelijk zijn voor derden. Verweerder heeft gesteld dat hij via deze weg deze informatie heeft achterhaald. Voor het overige heeft klager geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat vertrouwelijke informatie afkomstig van het notariaat door verweerder in de procedure tegen klager zou zijn gebruikt. Klachtonderdeel b. is eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel c.

Verweerder heeft de stelling van klager, dat er sprake is van een goede verstandhouding tussen klager en de kandidaat-notaris die hem in het verleden heeft bijgestaan, onderzocht. De uitkomst van dit onderzoek heeft verweerder vervolgens aan klager in een brief medegedeeld. Verweerder heeft geschreven dat naar zeggen van de heer Z geen sprake is of is geweest van een goede verstandhouding met klager. De Raad ziet niet in op grond waarvan deze mededeling onnodig grievend jegens klager is. Evenmin ziet de Raad een tuchtrechtelijk verwijt in de stelling van verweerder dat de oplossing van het huurgeschil enkel kon liggen in beëindiging van de huurovereenkomst.

Klachtonderdeel c. is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel d.

Verweerder heeft zich beroepen op informatie die hem bekend was op grond van onderzoek van zijn cliënte of op grond van onderzoek in openbare bronnen, zoals het handelsregister. Verweerder heeft zijn stellingen op een groot aantal punten onderbouwd door overlegging van producties. Er is geen grond om aan te nemen dat verweerder lichtvaardig en in strijd met de waarheid stellingen in de procedure naar voren heeft gebracht. Klager heeft dit klachtonderdeel overigens ook nauwelijks feitelijk onderbouwd. De Raad acht ook dit klachtonderdeel d. ongegrond is.

De beslissing van de Raad luidt als volgt:

De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond. 

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier

Voorzitter      Griffier