ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1264 Raad van Discipline Arnhem 10-19

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1264
Datum uitspraak: 28-06-2010
Datum publicatie: 06-01-2011
Zaaknummer(s): 10-19
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder staat het vrij om diverse procedures te entameren tegen de wederpartij. Niet is komen vast te staan dat verweerder de opdracht van zijn cliënt klakkeloos uitvoert. Het stond verweerder evenwel niet vrij om confraternele correspondentie, naar aanleiding van een verzoek van de advocaat van de wederpartij aan de kantonrechter zich terug te trekken, toe te sturen aan deze kantonrechter, mede gelet op het feit dat de brief nogal van emotionele aard en enigszins badinerend van toon was.

10-19

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 3 februari 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de Raad gebracht de klacht van:

mr.[ X],

advocaat te [ ]

en

[Y ],

wonende te[ ],

hierna te noemen klager(s)

tegen:

mr.[ Z],

advocaat te[ ],

hierna te noemen verweerder

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline van 12 april 2010.

De raad heeft bij behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. H.F.J. Maissan, E.D. Breuning ten Cate, R.R.J.A. Olie-Hallmans en P.R.M. Noppen, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

Ter zitting zijn klagers en verweerder verschenen.

2. De klacht luidt als volgt. Klagers verwijten verweerder handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, in het bijzonder doordat:

a. verweerder klakkeloos de wensen van zijn cliënt opvolgt en alles aangrijpt om procedures op te starten tegen klager Y; verweerder neemt daarmee onvoldoende zijn eigen verantwoordelijkheid in acht;

b. verweerder heeft in reactie op een brief van klager X aan de behandelend kantonrechter, waarin hij namens Y verzocht de behandeling van de zaak over te dragen, gereageerd door een antwoord te sturen aan X en deze in afschrift te sturen aan de kantonrechter, waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad, omdat hij zich in de brief onnodig grievend heeft uitgelaten;

c. verweerders houding staat een oplossing in der minne in de weg, hetgeen strijdig is met gedragsregel 3.

3. Verweerder ontkent dat hij opdracht heeft om iedere procedure aan te grijpen om daarmee klager Y op kosten te jagen. Hij adviseert bij het uitvoeren van zijn opdracht zijn cliënt op de juridische merites en voert niet klakkeloos uit hetgeen cliënt hem opdraagt. Verweerder bestrijdt dat het feit dat hij samen met de behandelende kantonrechter cursussen geeft met zich zou brengen dat deze rechter niet meer de vereiste afstand en objectiviteit bij de behandeling van de zaak zou hebben. Voorts bestrijdt verweerder dat hij een regeling in der minne in de weg zou staan. Verweerder heeft daarbij gewezen op het feit dat ook klagers zelf procedures aanhangig hebben gemaakt en dat het hem vrij stond om, nu klagers hem geen nader uitstel wensten te verlenen voor het nemen van een conclusie, de schikkingonderhandelingen af te breken.

4. De klacht heeft de volgende achtergrond. Klager X staat klager Y bij in diverse procedures die verband houden met de afwikkeling van het dienstverband met de werkgever van Y, die wordt bijgestaan door verweerder. Partijen zijn in een felle juridische strijd met elkaar verwikkeld. In de bodemprocedure waarin de nietigheid van het ontslag op staande voet aan de orde is, trad als behandelend kantonrechter op mr. A, die samen met verweerder cursussen geeft op het gebied van het arbeidsrecht.

In de bodemprocedure heeft onder leiding van mr. A een comparitie van partijen plaatsgevonden die van korte duur was. Y heeft, uit onbegrip over het verloop van de zitting, op internet gezocht naar informatie over de persoon van de kantonrechter. Y stuitte toen op het gegeven dat de kantonrechter en verweerder samen cursussen geven en dat nog op dezelfde dag een dergelijke cursus stond gepland. Dit gegeven versterkte het onbehaaglijke gevoel dat Y over de zitting had.

X heeft vervolgens een brief geschreven aan de kantonrechter met, voor zover thans van belang, de navolgende inhoud.

”(…) Tot zijn verbazing zag cliënt daarbij dat u gezamenlijk met de advocaat van de wederpartij (mr. Z) al enige jaren arbeidsrechtelijke cursussen voorbereid en geeft. U geeft blijkens het cursusmateriaal een dag gezamenlijk cursus met mr. Z. (…) Cliënt is bang dat in deze precaire arbeidsrechtelijke situatie, waarin thans de 8e procedure plaatsvindt er – gezien uw nauwe samenwerking met mr. Z bij het voorbereiden en geven van arbeidsrechtelijke cursussen – de schijn ontstaat, althans voor cliënt al is ontstaan, dat er geen onpartijdige behandeling van zijn zaak zal plaatsvinden. Middels dit schrijven verzoek ik u dan ook zich gezien vorenstaande uit deze zaak terug te trekken en de verdere behandeling van de zaak over te laten aan een van Uw Collega’s (…)”.

X heeft een afschrift van zijn brief toegestuurd aan verweerder.

Verweerder heeft vervolgens een brief aan X gezonden met, voor zover thans van belang, de navolgende inhoud.

”(…) Ik vind uw brief beschamend. Dat uw cliënt meent dat van een objectieve beoordeling van zijn zaak geen sprake meer zal zijn omdat ik cursussen geef samen met de kantonrechter kan ik bijna niet geloven. Dat u uw cliënt er niet van kunt overtuigen dat het één niets met het ander te maken heeft is voor mij onbestaanbaar (….) De insinuatie dat de kantonrechter zijn objectiviteit is verloren vanwege de nauwe samenwerking, die hij met mij zou hebben in het kader van de cursussen is aperte onzin. Van uw cliënt verwacht ik, dat hij onderscheid kan maken. Van u weet ik het zeker, dat u het onderscheid kunt maken en u zelf ook weet dat het gaat om onterechte beschuldigingen (…) De kantonrechter weet ik (en u kunt dat ook weten) geeft zeer vaak cursussen samen met andere professionals. De kantonrechter, dat is alom bekend, heeft een zeer groot netwerk. Als dat gehele netwerk besmet zou zijn, zoals u suggereert, dan kan de kantonrechter bijna geen vonnis meer wijzen. Ik kan u overigens meedelen dat ik betrokken ben geweest bij een cursus voor kantonrechters en advocaten, voorts kan ik u meedelen dat ik deken ben geweest en in die hoedanigheid met grote regelmaat contact heb gehad met rechters en tot slot kan ik u meedelen dat ik op dit moment één van de leden ben in het Rechtbank-Balieoverleg, en dan met name overleg met kantonrechters heb. Ik zie wel welke rechters u nog meer wilt wraken (…)”.

Verweerder heeft een afschrift van deze brief aan de kantonrechter verstuurd.

Op enig moment heeft verweerder om een aanhouding verzocht voor het nemen van een conclusie in één van de procedures. Klagers hebben niet willen bewilligen in het verzoek om uitstel. Verweerder heeft toen de schikkingonderhandelingen afgebroken en een conclusie genomen.

5. De raad beoordeelt de klachten als volgt.

Klachtonderdeel a.

De stelling dat verweerder in opdracht van zijn cliënt Y in ieder denkbare procedure betrekt om hem aldus ’uit te roken’ is door verweerder betwist. Klager heeft voor zijn stelling onder meer verwezen naar een mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter, waar een dergelijke mededeling door verweerder zou zijn gedaan. De voorzieningenrechter in kwestie is tevens voorzitter bij de onderhavige klachtbehandeling. De voorzitter heeft dit gegeven voorgehouden aan partijen, die geen bezwaar hebben gemaakt tegen en uitdrukkelijk hebben ingestemd met het optreden van de voorzitter in deze zaak, ook nadat de voorzitter had verklaard noch uit eigen herinnering noch uit aantekeningen van de zitting de stelling van klagers te kunnen bevestigen. Ter onderbouwing van het eerste klachtonderdeel hebben klagers in het bijzonder gewezen op de beweerdelijk gedane uitlatingen ter zitting, die niet zijn komen vast te staan. Nu er ook overigens geen voldoende feiten en/of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan de juistheid van klachtonderdeel a. kan worden vastgesteld,dient dit klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel b.

In plaats van jegens de kantonrechter een zakelijk standpunt in te nemen over het verzoek van mr. X aan de kantonrechter om zich terug te trekken, hetgeen verweerder uiteraard volkomen vrijstond, heeft verweerder er voor gekozen om zich in een confraternele brief te richten tot klager X.

De bewoordingen waarin de brief van verweerder is geschreven, zijn op zichzelf genomen, indien het de onderlinge betrekkingen tussen twee advocaten betreft, niet zodanig dat deze als onnodig grievend kunnen worden gekwalificeerd. Door zonder voorafgaand overleg deze confraternele brief, die in emotioneel geladen bewoordingen is gesteld en op onderdelen in een enigszins badinerende toon, in afschrift toe te sturen aan de kantonrechter, heeft verweerder in strijd gehandeld met gedragsregel 12, terwijl het belang van zijn cliënt dit niet bepaaldelijk vorderde. Klachtonderdeel b. is dan ook gegrond.

Klachtonderdeel c.

Onvoldoende is gebleken dat verweerder aan het voeren van schikkingonderhandelingen of het bereiken van een schikking in de weg heeft gestaan. Het stond verweerder vrij om, daar waar hij in de procedure om een nadere aanhouding vroeg en klagers daarin niet toestemden, de schikkingonderhandelingen af te breken en verder te procederen. Een dergelijke processuele houding is niet vreemd in het licht van de weigering van klagers een uitstel te verlenen. Klachtonderdeel c. is dus ongegrond.

Mede omdat verweerder niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen ziet de Raad reden geen maatregel op te leggen.

Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing:

Klachtonderdelen a. en c. zijn ongegrond; klachtonderdeel b. is gegrond voor zover hierboven overwogen. Aan verweerder wordt geen maatregel opgelegd.

Griffier Voorzitter