ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1241 Raad van Discipline Arnhem 08-42

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1241
Datum uitspraak: 21-11-2010
Datum publicatie: 30-12-2010
Zaaknummer(s): 08-42
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht over de wijze waarop verweerder als deken klagers klacht heeft onderzocht. Klacht kennelijk ongegrond. Deken mocht onderzoek delegeren aan adjunct-secretaris, onderzoek vertoont geen hiaten, klacht was voldoende duidelijk geformuleerd, verweerder behoefde daarbij geen hulp te bieden.

08-42

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

klager

wonend te [woonplaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

in zijn toenmalige hoedanigheid van deken van de orde van advocaten [plaats]

1. Klager heeft zich bij brief d.d. [….] respectievelijk [….] 2008 beklaagd over verweerder. De voorzitter van de raad van discipline heeft deze klacht bij beslissing d.d. [….] 2008 voor onderzoek verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [plaats].

Nadat de toenmalige deken in het arrondissement [plaats], mr. [X], bij brief d.d. [….] 2008 aan klager de bevindingen van haar onderzoek uiteen had gezet heeft klager haar bij brief d.d. [….] 2008 verzocht het onderzoek aan te houden totdat hij een beschikking zou hebben ontvangen. De bedoelde beschikking – blijkbaar van het gerechtshof te Arnhem op een beklag van klager wegens niet verdere vervolging van mr. [Y], zijn vroegere advocaat – is door klager ontvangen op [….] 2009. Bij brief d.d. [….] 2009 heeft klager mr. [X] van deze beschikking op de hoogte gesteld en haar verzocht zijn klacht tegen de deken voor te leggen aan de raad van discipline. Op dat moment was mr. [X] niet meer in functie als deken, maar was zij intussen opgevolgd door mr. [K].

Omdat klager niets meer hoorde heeft hij zich bij brief d.d. [….] 2010 met een klacht tot de Nationale ombudsman gewend. Die heeft navraag gedaan bij de raad van toezicht waar bleek dat sprake was van een achterstand in de behandeling van klachten. De interventie van de ombudsman heeft er toe geleid dat de deken het onderzoek van de onderhavige klacht weer ter hand heeft genomen en klager bij brief d.d. [….] 2010 heeft verzocht om toezending van de hiervoor bedoelde beslissing van het gerechtshof.

Klager heeft die beslissing toegezonden bij brief d.d. [….] 2010 met daarbij nog een zestal andere bijlagen. Bij brief d.d. [….] 2010 heeft de deken die brief van klager met bijlage doorgeleid naar verweerder, die de deken bij brief d.d. [….] 2010 heeft bericht dat hij in de brief van klager niets heeft aangetroffen dat niet al in zijn eerdere verweer bij brieven van [….] en [….] 2008 door hem besproken is.

De deken heeft de klacht bij brief d.d. [….] 2010 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op [….] 2010 door de raad ontvangen.

2. Klager heeft zich er kort samengevat over beklaagd dat verweerder destijds in 2006 en 2007

a. zijn klacht tegen mr. [Y] heeft doen behandelen door de adjunct-secretaris van de raad van toezicht;

b. niet heeft gereageerd op klagers hulpvraag hem behulpzaam te zijn bij het formuleren van de klacht:

c. het dekenonderzoek niet juist heeft uitgevoerd;

d. de klacht onjuist en onvolledig aan de raad van discipline heeft gepresenteerd.

Klager is met name van oordeel dat verweerder de feiten en omstandigheden die in de door mr. [Y] behandelde procedure een rol hebben gespeeld had moeten weergeven, dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een lid van de raad van toezicht of de raad van discipline te verzoeken een officier van justitie te vragen een onderzoek in te stellen naar het opzettelijk plegen van een misdrijf door mr. [Y], alsmede dat verweerder verdergaand had moeten onderzoeken waarom mr. [Y] civielrechtelijke problemen met betrekking tot eigendommen, huurbescherming, huurprijs etcetera niet nader heeft onderzocht noch bij de rechter aanhangig heeft gemaakt.

3. De deken heeft bij brief d.d. [….] 2008 en [….] 2008 verweer gevoerd tegen de klacht. Hij heeft daarbij het volledige dossier zoals hij dat destijds bij brief d.d. [….] 2007 door de adjunct-secretaris bij de raad van discipline heeft laten indienen overgelegd, alsmede de beslissingen van de raad van discipline van [….] 2007 en van het hof van discipline in hoger beroep van [….] 2008.

4. De voorzitter is van oordeel dat op de klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist. Hij maakt daarbij gebruik van de hem bij artikel 46 g lid 1 Advocatenwet gegeven bevoegdheid.

5. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline kan het optreden van een deken alleen tot een tuchtrechtelijke verwijt leiden als deze zich zodanig onbehoorlijk heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is.

a. Verweerder heeft het onderzoek mogen delegeren aan de adjunct-secretaris. Er is geen regel die dat verbiedt, het is een voor dekens gebruikelijke werkwijze.

b. De wijze waarop het onderzoek is ingericht laat geen hiaten zien.

c. Wanneer het onderzoek niet toereikend was geweest voor een tuchtrechtelijke toetsing, dan was zulks wel naar voren gekomen bij de behandeling van de klacht door de tuchtrechter en had de tuchtrechter het onderzoek kunnen heropenen. Dat is niet gebeurd.

d. De klacht zoals klager die zelf had geformuleerd was voldoende duidelijk om te laten onderzoeken, mr. [Y] heeft op basis daarvan de gelegenheid gehad harerzijds de deken en de tuchtrechter op een toereikende manier te informeren. Bij de formulering van zijn klacht behoefde klager blijkbaar geen hulp. Wanneer hij dat achteraf anders heeft ervaren dan regardeert dat verweerder niet. Klager heeft destijds niet geprotesteerd tegen de brief waarmee en de wijze waarop daarin de klacht ter kennis van de raad van discipline werd gebracht, zodat verweerder er van uit mocht gaan dat die presentatie van de klacht klagers instemming had.

e. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor enige verdenking van strafbaar handelen door mr. [Y] die voor verweerder aanleiding had moeten zijn om de officier van justitie te verzoeken ter zake een onderzoek in te stellen.

De voorzitter is dan ook van oordeel dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 november 2010 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof  te Arnhem, en in afschrift verzonden op 22 november 2010.

Mr. B.P.J.A.M. van der Pol

voorzitter