ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1029 Raad van Discipline Arnhem 10-122
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1029 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-08-2010 |
Datum publicatie: | 24-09-2010 |
Zaaknummer(s): | 10-122 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht over advocaat wederpartij terzake korte termijn bij sommatie tot betaling immateriële schadevergoeding wegens schending straat- en contactverbod, feitelijk onjuiste en grievende uitlatingen in de daarop gevolgde dagvaarding e.a. kennelijk ongegrond. |
10-122
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:
klager,
wonend te [woonplaats]
tegen:
verweerder,
advocaat te [plaats]
1. Klager heeft zich bij brief d.d. 7 augustus 2010 - voor de tweede keer binnen korte tijd - beklaagd over verweerder. Hij heeft daarbij aan de deken verzocht de klacht op de voet van artikel 46 e Advocatenwet direct ter kennis van de raad van discipline te brengen. De deken heeft aan dat laatste verzoek gevolg gegeven door te volstaan met het enkele vragen van een schriftelijke reactie van verweerder op de klacht en de klacht na ontvangst daarvan direct, bij brief d.d. 26 augustus 2010, ter kennis van de raad te brengen. De stukken zijn op 30 augustus 2010 door de raad ontvangen.
2. Klager heeft een viertal klachten geformuleerd. Deze hebben alle betrekking op de behandeling door verweerder van een vordering tot schadevergoeding van de ex-echtgenote van klager, mevrouw [A]. Die vordering betreft de - immateriële - schade die zij zegt geleden te hebben doordat klager de beslissing van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo van [….] 2006 niet zou zijn nagekomen. Bij die beslissing is klager verboden zich in een straal van 500 meter rondom de woning en werkplek van mevrouw te begeven alsmede om mondeling, telefonisch, schriftelijk per e-mail of sms of op andere wijze met haar contact te zoeken of te hebben.
3. De klacht
Onderdeel 1
Verweerder heeft bij brief d.d. [….] 2010 met bijlage klager de aard en inhoud van vordering uiteengezet en heeft hem daarbij gesommeerd binnen twee dagen een bedrag van € 21.350,00 over te maken op de derdenrekening van het kantoor, en aangezegd dat hij bij gebreke daarvan zou worden gedagvaard. De brief is zowel per gewone als per aangetekende post verzonden.
Volgens klager heeft hij de brief per gewone post pas op zaterdag 31 juli 2010 ontvangen, de aangetekende brief op [….] 2010. De dagvaarding is aan hem betekend op [….] 2010.
Klager beklaagt zich erover dat het technisch gesproken onmogelijk was om aan de sommatie tot betaling binnen twee dagen te voldoen, alsmede dat hij door de onmiddellijk gevolgde dagvaarding geen redelijke ter mijn heeft gekregen voor beraad.
Onderdeel 2
Klager meent voorts dat het verweerder niet vrij staat om, hangende de behandeling van de eerdere tegen hem ingediende klacht, een nieuwe zaak voor klagers ex-echtgenote in behandeling te nemen. Verweerder zou volgens klager een persoonlijk belang hebben om een nieuwe zaak tegen klager te beginnen.
Onderdeel 3
Volgens klager heeft verweerder niet in de dagvaarding mogen stellen dat tijdens het huwelijk sprake is geweest van fysiek geweld. Volgens klager was verweerder er mee bekend dat hij in de zaak met parketnummer [nummer] bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van [….] 2008 van die beschuldiging was vrijgesproken. Verweerder had zich dan ook volgens klager dienen te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij wist dat die onjuist was, en had zich niet onnodig grievend mogen uitlaten.
Onderdeel 4
Het deurwaarderskantoor dat in opdracht van verweerder derdenbeslag voor een vordering op klager heeft gelegd heeft een brief aan klager d.d. [….] 2010 afgesloten met de zin: 'Een kopie van uw brieven, deze brief en van de voorgaande correspondentie zend ik aan …. (verweerder)'.
Klager meent dat daaruit dient te worden afgeleid dat verweerder zijn onafhankelijkheid ten opzichte van dat kantoor heeft verloren en kennelijk tevens de belangen van dat kantoor behartigt.
4. De voorzitter is van oordeel dat op de klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.
5. Onderdeel 1
Het staat een advocaat vrij de sommatietermijn in acht te nemen die hem in de desbetreffende situatie geëigend voorkomt. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die in dit geval de gehanteerde termijn te kort zouden hebben doen zijn.
Klager zegt de brief per gewone post op zaterdag [….] 2010 te hebben ontvangen. Hij had voldoende gelegenheid om zich nog op maandag met de deurwaarder of verweerder te verstaan voor overleg teneinde dagvaarding te voorkomen.
Dit onderdeel van de klacht is dan ook kennelijk ongegrond.
Onderdeel 2
Klagers standpunt dat het verweerder niet vrij zou staan hangende de behandeling van de eerdere klacht van klager een nieuwe zaak tegen hem aanhangig te maken dient te worden verworpen. Zou klager in deze opvatting gevolgd worden dan zou zulks betekenen dat iedere justitiabele door het indienen van een klacht tegen de advocaat van zijn wederpartij kan verhinderen dat hij door de wederpartij met die advocaat in rechte wordt betrokken. Dat mag niet het gevolg kunnen zijn.
Voorts is niet gebleken dat verweerder zich bij het aanhangig maken van die nieuwe zaak tegen klager door persoonlijk belang zou hebben laten leiden.
Ook dit onderdeel van de klacht dient daarom als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
Onderdeel 3
Dat klager in de door hem genoemde strafzaak van fysiek geweld tegen zijn ex-echtgenote is vrijgesproken impliceert nog niet dat hij nimmer fysiek geweld jegens haar heeft gebruikt. Wanneer zij van mening was en nog steeds is dat klager zich aan gewelddadig handelen jegens haar heeft schuldig gemaakt en meent dat zulks ter onderbouwing van haar vordering tot vergoeding van immateriële schade naar voren gebracht dient te worden, staat het verweerder vrij dat te doen. Het staat klager vervolgens vrij daar verweer tegen te voeren en ter informatie van de rechter de beslissing van het gerechtshof over te leggen.
Dit onderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.
Onderdeel 4
Het deurwaarderskantoor handelt in opdracht van verweerder, en houdt verweerder op de hoogte van de uit die opdracht voortvloeiende correspondentie met klager. Dat is bepaald gebruikelijk. Niet valt in te zien dat verweerder tevens de belangen van het deurwaarderskantoor behartigt, noch dat er sprake zou zijn van een in het gedrang komende onafhankelijkheid van verweerder ten opzichte van dat kantoor.
De klacht van klager tegen verweerder dient dan ook in zijn geheel als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:
De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 30 augustus 2010 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 30 augustus 2010.
Mr. B.P.J.A.M. van der Pol