ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1005 Raad van Discipline Arnhem 10-18 (R 240-2009)

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1005
Datum uitspraak: 20-05-2010
Datum publicatie: 23-08-2010
Zaaknummer(s): 10-18 (R 240-2009)
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht over verweerder in zijn hoedanigheid van deken kennelijk niet-ontvankelijk, verzet tegen die beslissing ongegrond, nu klagers dezelfde klacht al tweemaal eerder hebben ingediend.

10-18 (R 240-2009)

BESLISSING  VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

[A],

[G],

de vereniging [C],

wonend resp. gevestigd te [L],

hierna te noemen klagers,

tegen:

mr. [B],

advocaat te [L],

in zijn toenmalige hoedanigheid van deken,

hierna te noemen verweerder.

1. Bij brief d.d. 21 december 2009, door de raad van discipline in het Hofressort Den Bosch ontvangen op 22 december 2009, zijn klagers tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van die raad van 9 december 2009, verzonden op 15 december 2009, waarbij klagers’ klacht tegen verweerder als kennelijk niet-ontvankelijk is afgewezen. 

2. Aangezien verweerder nadien lid is geworden van de raad van discipline in het Hofressort Den Bosch heeft de voorzitter van het Hof van Discipline bij beslissing d.d. 1 februari 2010 op de voet van het bepaalde in artikel 46 a lid 3 van de Advocatenwet de behandeling van het verzet verwezen naar deze raad.

3. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 april 2010, waar zowel klager namens alle drie de klagers als verweerder is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. G.E.J. Kornet, C.J.M. de Vlieger, P.J.M. van Wersch en P.M. Wilmink, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

4. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht. Het gaat in deze om de klacht die klagers bij brieven van 4, 5 en 12 november 2009 tegen verweerder hebben ingediend bij de griffier van de raad van discipline in het Hofressort Den Bosch, welke brieven partijen genoegzaam bekend zijn.

5. Het onderhavige verzet is tegelijk behandeld met de andere twee verzetzaken tussen dezelfde partijen, bij de raad bekend onder de nummers 10-16 en 10-17.

Klagers hebben verzocht de behandeling van alle drie de verzetzaken aan te houden totdat de huidige deken in het arrondissement [N] mr. [F] zijn onderzoek zou hebben afgerond.

Bij navraag ter zitting is de raad gebleken dat dit onderzoek van mr. [F] betrekking heeft op een nieuwe – vierde of vijfde - klacht van klagers tegen verweerder die klagers op 11 januari 2010 bij mr. [F] hebben ingediend. Mr. [F] heeft klagers uitgenodigd voor een bespreking daarvan aan welke uitnodiging klagers blijkens hun verklaring ter zitting gehoor zullen geven.

Naar het oordeel van de raad staat dit onderzoek door mr. [F] echter niet in de weg aan een beoordeling van het onderhavige verzet. De raad zal het verzoek om aanhouding dan ook niet honoreren.

6. Met de voorzitter van de raad van discipline Den Bosch en op de gronden die deze in zijn beslissing van 9 december 2009 heeft vermeld is de raad van oordeel dat de klacht van klagers tegen verweerder kennelijk niet-ontvankelijk is. Hetgeen door klagers tegen de beslissing van die voorzitter is aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen zijn beslissing volledig dragen.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het verzet is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2010.

griffier      voorzitter