ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1003 Raad van Discipline Arnhem 10-35

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1003
Datum uitspraak: 21-06-2010
Datum publicatie: 30-08-2010
Zaaknummer(s): 10-35
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht luidt dat belangen niet optimaal zijn behartigd. Niet is gebleken dat de advocaat een verwijt te maken valt. Klacht ongegrond.

10-35

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij beslissing d.d. 17 maart 2010 heeft de voorzitter van het hof van discipline gelet op het bepaalde in artikel 46 a lid 3 van de Advocatenwet de behandeling van de volgende klacht verwezen naar de raad van discipline in het ressort Arnhem:

lA],

wonend te [X],

hierna te noemen klaagster,

tegen:

mr. [B],

advocaat te [Y],

hierna te noemen verweerster.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 26 april 2010, waar zowel klaagster als verweerster is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. G.E.J. Kornet, C.J.M. de Vlieger, P.J.M. van Wersch en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. Blijkens de brief van de deken te 's-Hertogenbosch, mr. [D], die de klacht heeft onderzocht, heeft klaagster zich erover beklaagd dat verweerster haar belangen niet optimaal - volgens klaagster ter zitting 'niet naar tevredenheid' - heeft behartigd. Verweerster heeft klaagster instructie gegeven om bij de behandeling van haar zaak door de kantonrechter te zwijgen en diens vragen alleen met ja of nee te beantwoorden, zij heeft klaagsters 'verweerschrift' niet doorgestuurd aan de rechter, en heeft zich door de kantonrechter de mond laten snoeren en nauwelijks het woord gevoerd.

3. De raad gaat bij zijn beslissing uit van de volgende gegevens.

Klaagster heeft verweerster eind 2008 verzocht haar bij te staan in een geschil met haar ex-vriend over teruggave c.q. verrekening van goederen die zij ten behoeve van de inrichting van zijn appartement in Oostenrijk had gekocht en betaald, en die daar bij beëindiging van de relatie waren achtergebleven.

Klaagster had twee lijsten opgesteld, één van goederen die zij terug wilde hebben en één van goederen waarvoor de ex-vriend haar een vergoeding zou moeten betalen.

De ex-vriend heeft schriftelijk verklaard conform die lijsten te willen afwikkelen, onder mededeling dat hij enkele dingen zal betalen en overnemen. Later is over die afspraak discussie ontstaan. Een gedeelte van de spullen is aan klaagster teruggebracht maar niet alles. Van de spullen die hij zou overnemen heeft hij er juist weer enkele aan klaagster teruggebracht. Klaagster heeft toen op enig moment de lijsten aangepast althans een derde lijst in plaats daarvan gemaakt. Het bestaan van meerdere lijsten heeft verwarring teweeg gebracht omdat toen niet meer kon worden vastgesteld op welke lijsten de ex-vriend in zijn schriftelijke verklaring doelde waar hij schreef dat 'alles afgewerkt zal worden zoals in jou 1e lijsten staat'. Klaagster heeft geen nota's kunnen tonen van de door haar betaalde goederen.

Verweerster heeft dan ook voor de onderbouwing van haar stellingen dat klaagster de goederen voor het appartement had betaald moeten volstaan met overlegging van bankafschriften zonder dat daaruit bleek op welke goederen de desbetreffende afschrijvingen betrekking hadden. De bewijspositie van klaagster was dan ook uitermate zwak.

4. Verweerster heeft tot haar verweer het volgende naar voren gebracht.

Zij heeft klaagster er van meet af aan op gewezen dat haar zaak niet sterk was omdat bewijs ontbrak dat klaagster eigenaresse was van de terug te ontvangen c.q. te vergoeden spullen, en omdat het moeilijk zou zijn vast te stellen welke afspraken precies tussen klaagster en haar ex-vriend waren gemaakt.

Daarom heeft zij eerst getracht in overleg met de - advocaat van de - wederpartij tot afspraken te komen. Toen dat niet lukte is zij eerst na sterk aandringen van klaagster toch een procedure gestart, maar heeft er haar wel op gewezen dat de kans van slagen zeer gering was.

Nadat de wederpartij voor antwoord had geconcludeerd heeft zij klaagster verzocht daarop schriftelijk commentaar te leveren, niet met de bedoeling dat aan de rechter over te leggen maar om daarmee van haar cliënte informatie te verkrijgen ten behoeve van het vervolg van de procedure.

Bij de voorbereiding van de comparitie van partijen heeft zij klaagster inderdaad instructies gegeven hoe zij zich ter zitting diende op te stellen.

Tot haar spijt heeft de kantonrechter, toen bleek dat klaagster wijziging had gebracht in de lijsten, geen ruimte willen bieden voor een verdere toelichting van het standpunt van klaagster. Zij heeft dat echter moeten respecteren.

5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.

Helaas voor klaagster is het resultaat van de met bijstand van verweerster tegen haar ex-vriend gevoerde procedure teleurstellend geweest. Uit het onderzoek van de klacht door de deken en de mondelinge behandeling ter zitting van de raad is echter niet gebleken dat dit aan verweerster te verwijten valt.

Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij slechts met grote aarzeling en op aandringen van klaagster een procedure aanhangig heeft gemaakt, en klaagster daarbij op de zwakke bewijspositie heeft gewezen.

Ook is aannemelijk geworden dat verweerster zich ten volle voor de belangen van klaagster heeft ingezet en met oog voor alle aspecten van de zaak haar belangen heeft behartigd, zowel in als buiten rechte.

Het is bepaald begrijpelijk dat zij klaagster in deze vooraf instructies heeft gegeven over hetgeen zij ter zitting diende te doen en na te laten. Eveneens is begrijpelijk dat zij niet het door klaagster zo genoemde 'verweerschrift' aan de rechter heeft overgelegd. Verweerster had klaagster niet met die bedoeling om dat stuk gevraagd.

Niet is gebleken dat verweerster mogelijkheden om ter zitting het standpunt van klaagster te bepleiten onbenut heeft gelaten. Dat de kantonrechter heeft gemeend op enig moment de mondelinge behandeling te moeten staken kan niet aan verweerster worden verweten. Een comparitie van partijen is bedoeld voor het verstrekken van inlichtingen aan de rechter of het door deze beproeven van een schikking. Of de rechter tot dat laatste mogelijkheden ziet wordt bepaald door meerdere factoren. De advocaten kunnen daar slechts tot op zekere hoogte invloed op proberen uit te oefenen. Niet is gebleken dat verweerster in de zaak van klaagster kansen heeft laten liggen om de kantonrechter tot het doen dan wel voortzetten van zo'n schikkingspoging te bewegen.

De raad is dan ook van oordeel dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

de klacht van klaagster tegen verweerster is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

griffier     voorzitter