ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0998 Raad van Discipline Arnhem 10-81

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0998
Datum uitspraak: 28-06-2010
Datum publicatie: 13-09-2010
Zaaknummer(s): 10-81
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over te hoge declaraties verzonden in 2003 en 2004 en betaald, aan de orde gesteld bij de Deken eind 2009. Door tijdsverloop zonder deugdelijke verklaring, kennelijk niet-ontvankelijk.

10-81

BESLISSING VAN DE PLAATSVERVANGEND VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

klager

wonend te [woonplaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

1. Klager heeft zich bij brief d.d. 2 november 2009 beklaagd over verweerder.

Nadat de klacht door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem is onderzocht is deze bij brief d.d. 10 juni 2010 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 11 juni 2010 door de raad ontvangen.

2. De klacht betreft het optreden van verweerder - en een kantoorgenote van hem - als advocaat van klager in 2003 en 2004 in een procedure waarin van klager door een Stichting waarvan hij bestuurslid was een bedrag werd gevorderd van ruim tien miljoen euro. Aan deze relatie is een einde gekomen.

3. De klacht is dat verweerder voor zijn bemoeiingen teveel heeft gedeclareerd en zich jegens klager in onheuse bewoordingen heeft uitgelaten toen klager liet weten dat hij slechts beschikte over beperkte financiële middelen om de declaraties te betalen. Klager heeft dat als zeer schrijnend ervaren.

4. Uit de overgelegde declaraties blijkt dat deze dateren uit 2003 en 2004. De laatste declaratie is van [….] 2004.

De kwestie is door klager eerst op [….] 2009 bij de deken aan de orde gesteld. Daaraan vooraf ging een brief van klager aan verweerder van [….] 2009 waarin de declaratiekwestie werd aangesneden.

5. Verweerder doet er een beroep op dat klager zonder reden onnodig lang gewacht heeft met het indienen van deze klacht en dat hij daardoor in zijn verdediging is geschaad. Volgens klager (in zijn brief aan de deken van [….] 2010) is dat niet juist. Hij stelt dat er, ten eerste, nooit enige adequate verantwoording over de totstandkoming van het gefactureerde bedrag is afgelegd. Ten tweede heeft volgens klager te gelden dat er ernstige twijfels zijn over de tijdsduur van de verrichte werkzaamheden, het aantal in rekening gebrachte uren en het gehanteerde uurtarief. Dat is geen behoorlijke of sprekende respons op dit onderdeel van het verweer. Dat naar aanleiding van het uitblijven van "enige adequate verantwoording" door klager op een voor verweerder kenbare wijze ooit enige actie is ondernomen, blijkt daaruit niet en het dossier geeft ook verder geen aanleiding om te veronderstellen dat dat gebeurd is.

6. Klager is door tijdsverloop in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Hij heeft de kwestie van de declaraties meer dan vijf jaar laten rusten. Daar heeft hij geen goede verklaring voor gegeven, terwijl het gevolg van dat enkele tijdsverloop is dat verweerder in zijn mogelijkheden om zich tegen de (na zoveel jaar alsnog) geuite kritiek van klager teweer te stellen door dat tijdsverloop voorspelbaar zullen zijn aangetast.

7. De kwestie kan met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet door de voorzitter worden afgedaan. Dat past ook. Van verweerder kan niet worden verlangd dat hij zich na zo lange tijd op een (openbare) zitting van de Raad van Discipline verantwoordt.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

Klager is in zijn klacht tegen verweerder kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 28 juni 2010 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 28 juni 2010.

Mr. B.P.J.A.M. van der Pol