ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0994 Raad van Discipline Arnhem 10-32

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0994
Datum uitspraak: 12-07-2010
Datum publicatie: 20-09-2010
Zaaknummer(s): 10-32
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat is aan een cliënte gedane belofte om een procedure aanhangig te maken niet nagekomen. Als reden heeft advocaat drukte in de praktijk genoemd. Klacht gegrond. Geen maatregel opgelegd omdat advocaat onjuistheid van haar handelwijze heeft erkend en maatregelen heeft genomen om herhaling van de situatie, waaraan zij niet aan zaken toekomt, in de toekomst te voorkomen.

10-32

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 16 maart 2010 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

X,

wonende te A.,

hierna: klaagster

tegen:

Y,

advocaat te B.,

hierna: verweerster

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad, waar verweerster is verschenen.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. M.J. Blaisse voorzitter en de mrs. E. Bige,  F. Klemann, P.R.M. Noppen en E.J. Verster, leden van de raad, bijgestaan door mr A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht luidt als volgt.

Klaagster maakt verweerster het verwijt, dat zij heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij als advocaat van klaagster behoorde te betrachten en wel in het bijzonder, dat verweerster te laks heeft gehandeld door tegen de afspraak in, geen procedure te starten, ten gevolge waarvan de wederpartij haar lastig is blijven vallen, haar problemen niet serieus heeft genomen en daarmee haar belangen heeft verwaarloosd..

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

Op 7 oktober 2008 heeft klaagster zich tot verweerster gewend met het verzoek haar belangen te behartigen in een lang slepende ruzie met haar zuster en diens partner door wie klaagster werd lastiggevallen. Bij brief van 23 oktober 2008 heeft verweerster de wederpartij van klaagster gesommeerd klaagster niet langer lastig te vallen. In februari 2009 heeft tussen klaagster en verweerster een gesprek plaatsgevonden, waarbij is afgesproken dat verweerster een kort geding tegen de wederpartij van klaagster aanhangig zou maken. Vervolgens heeft verweerster verder niets ondernomen. Omstreeks 3 juni 2009 heeft klaagster haar relatie met verweerster beëindigd en zich tot een andere advocaat gewend.

4.

Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Op 14 januari 2009 is verweerster door klaagster gebeld, waarna partijen de zaak op het kantoor van verweerster hebben besproken. Na de bespreking heeft verweerster het dossier terzijde geschoven en niets meer aan de zaak gedaan. Verweerster erkent de onjuistheid van haar handelwijze. Verweerster is een toezegging niet nagekomen om reden die niets met de zaak en ook niet met klaagster te maken had. De reden was drukte in de praktijk. Dit is, aldus verweerster, de enige zaak die is blijven liggen. Er is geen sprake van een structurele situatie, waarin zaken blijven liggen. Verweerster heeft tijdelijk een zakenstop doorgevoerd en zal dat in de toekomst opnieuw doen als dat weer nodig mocht blijken te zijn.

Verweerster ontkent dat er voor 14 januari 2009 veelvuldig contact met klaagster is geweest. Bij brief van 23 oktober 2008 heeft verweerster de wederpartij aangeschreven en verzocht klaagster niet langer lastig te vallen. Bij brief van 11 november 2008 heeft verweerster klaagster gevraagd of er nog problemen waren. Op deze brief heeft verweerster geen antwoord ontvangen. Tot 14 januari 2009 verkeerde verweerster in de veronderstelling, dat het probleem met de wederpartij was opgelost. Verweerster ontkent een opdracht te hebben aangenomen om een schadevergoedingsprocedure tegen de wederpartij aanhangig te maken.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Tussen partijen staat vast, dat verweerster de afspraak gemaakt in een bespreking in februari 2009 om een procedure ter zake een contact- en straatverbod tegen de wederpartij aanhangig te maken niet is nagekomen. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is derhalve in zoverre gegrond.

Niet is komen vast te staan, dat verweerster reeds voor februari 2009 te weinig aan de zaak heeft gedaan. Verweerster stelt, dat klaagster niet eerder dan tijdens een telefoongesprek van 14 januari 2009 aan haar heeft duidelijk gemaakt, dat zij nog altijd door de wederpartij werd lastig gevallen en klaagster heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Verweerster ontkent, dat zij een opdracht heeft aangenomen om een procedure tot schadevergoeding aanhangig te maken.

In zoverre het verwijt, dat klaagster door verweerster niet serieus is genomen, zelfstandige betekenis heeft, is dit door klaagster niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt. Derhalve is de klacht voor het overige ongegrond.

Nu verweerster de onjuistheid van haar handelwijze ruiterlijk heeft erkend en voorts heeft aangegeven, dat zij maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen door zo nodig een zakenstop in te bouwen, zodat de raad aanneemt dat het hier om een incident gaat, ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klaagster tegen verweerster is gegrond in zoverre als hierboven is aangegeven. Voor het overige is de klacht ongegrond. De raad ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2010.

Griffier      Voorzitter