ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0852 Raad van Discipline Arnhem 10-99
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0852 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-07-2010 |
Datum publicatie: | 18-07-2010 |
Zaaknummer(s): | 10-99 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Anders |
Inhoudsindicatie: | Verzoek ex art. 60 ab, b en c Advocatenwet. Ontvankelijk, in weerwil van schrapping op eigen verzoek kort voor de behandeling van dat verzoek. Diens eigen praktijk is volgens zijn zeggen goeddeels overgedragen maar, er zijn nog zaken waarvan de status onduidelijk is. Advocaat is nog steeds bestuurder van de praktijkvennootschap waarbij nog een andere advocaat met eigen zaken werkzaam is. Verzoek ex art. 60 ab toewijsbaar; de belangen die art. 46 beschermt vergt onmiddellijk optreden. Advocaat heeft er geen blijk van gegeven zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen (art. 60b, eerste lid). Ook art. 60b wordt daarom (mede) ten grondslag gelegd aan schorsing. De mogelijkheid tot toepassing van art. 60c komt zo binnen bereik. |
10-99
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM EN ZIJN VOORZITTER
inzake:
het verzoek van
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen
d.d. 6 juli 2010,
gebaseerd op artikel 60 ab, 60 b én 60 c Advocatenwet en
gericht tegen
mr. [X],
tot 9 juli 2010 ingeschreven als advocaat te [plaats],
hierna te noemen verweerder,
praktijkadres [………..]
1. Het verzoek van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 12 juli 2010, waar zowel de deken als verweerder is verschenen. Verweerder heeft zich laten vergezellen door[A], secretariëel / administratief medewerker van verweerder, de deken door mr. [B], waarnemend deken.
De raad heeft bij de behandeling van het verzoek zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. C.J. Lunenberg – Demenint,J.R.O. Dantuma, G.E.J. Kornet en H.F.J. Maissan, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
2. De deken heeft de raad bij voormelde brief verzocht verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk op de voet van artikel 60 ab Advocatenwet, en die voorzieningen te treffen die de raad geboden acht. Tevens heeft de deken verzocht verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk op de voet van artikel 60 b Advocatenwet alsmede voorzieningen te treffen zoals hij die in zijn verzoek heeft uitgewerkt.
Daarnaast heeft de deken verzocht een onderzoek te gelasten op de voet van artikel 60 c Advocatenwet.
De deken handhaaft al deze verzoeken ook al heeft verweerder zich inmiddels op 9 juli 2010 van het tableau laten schrappen.
3. Aan zijn verzoek heeft de deken het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder was ten tijde van de indiening van het verzoek als advocaat ingeschreven en werkzaam onder de naam [X] Advocaten B.V.
Verweerder houdt de aandelen in [X] Beheer B.V., deze vennootschap houdt de aandelen in [X] Exploitatie B.V. en [X] Advocaten B.V. Verweerder is bestuurder van deze vennootschappen.
Het personeel, waaronder verweerder zelf, is in loondienst van [X] Exploitatie B.V. Eén advocaat, mr. [C], is in dienst van [X] Advocaten B.V.
De echtgenote van verweerder houdt de aandelen in [L] B.V.; verweerder is bestuurder van deze vennootschap.
4. Verweerder heeft tegenover de deken en ter zitting van de raad aangegeven dat de activiteiten van alle vennootschappen onder zijn verantwoordelijkheid als advocaat vallen en daarmee onder het toezicht van de deken.
5. Bij (de deken van) de Orde van Advocaten worden in toenemende mate klachten en/of verzoeken tot bemiddeling ingediend betreffende de handelwijze van verweerder c.q. de verbonden vennootschappen. In de loop der jaren zijn eerder al grote aantallen klachten ingediend en bemiddelingsverzoeken gedaan.
6. De rechtbank Zwolle heeft bij vonnis d.d. 31 maart 2010 een door [X] Exploitatie B.V. gedaan verzet tegen 15 dwangbevelen van de Ontvanger van de Belastingdienst Randmeren ongegrond verklaard. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Uit dien hoofde moet [X] Exploitatie B.V. € 212.154,11 (ex rente en kosten) betalen. Uit de processtukken blijkt dat de opeisbare vordering van de Ontvanger plm. € 100.000,-- hoger is.
7. Naar aanleiding van de bespreking van dat vonnis met verweerder op 3 mei 2010 heeft de deken besloten tot het instellen van een onderzoek op de voet van art 12 van de Verordening op de Financiën en de Financiële Integriteit. verweerder had in principe met het uitvoeren van dat onderzoek door de Vliegende Brigade ingestemd maar nog voordat het contract daarover kon worden getekend is [X] Exploitatie B.V. op 7 juni 2010 op eigen verzoek door de rechtbank Amsterdam failliet verklaard met aanstelling van mr. [D], advocaat te [plaats], tot curator.
8. De directe aanleiding voor dat verzoek vormde het feit dat de activa van [X] Exploitatie BV waaronder de op het advocatenkantoor in gebruik zijnde computers door de Ontvanger in beslag waren genomen.
De curator heeft inmiddels het personeel ontslagen en de huur van het kantoorpand jegens de verhuurder-eigenaar en jegens de onderhuurder-advocatenvennootschap opgezegd. De verhuurder-eigenaar van het pand heeft een hoge vordering op [X] Exploitatie B.V.
9. Inmiddels is gebleken dat verweerder geen melding heeft gedaan bij de Ontvanger der Rijksbelastingen dat de vennootschap [X] Exploitatie BV betalingonmachtig was, zodat vooralsnog moet worden aangenomen dat verweerder persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld.
10. Verweerder heeft de deken op diens verzoek naar de financiële cijfers niet meer kunnen verstrekken dan de voorlopige geconsolideerde jaarcijfers 2007 en - in tweede instantie, toen de deken had aangegeven deze cijfers onaanvaardbaar te vinden - de proef- en saldibalans en v&w per ultimo april 2010. Er is geen zicht op de bezittingen en schulden per vennootschap.
11. De proef- en saldibalans en v&w per ultimo april 2010 zijn beoordeeld door een financieel deskundige, de heer [K]; diens analyse is vernietigend en zorgelijk. De vennootschappen zijn niet in staat om de geconsolideerde verplichtingen te voldoen. De cijfers van de verschillende vennootschappen, per vennootschap uitgesplitst, zijn (nog steeds) niet bekend. De curator heeft intercompany vorderingen berekend en deze opgeëist. [X] Advocaten B.V. dient volgens de curator aan hem € 596.477,26 te voldoen.
12. Gebleken is dat sedert 2002 de jaarcijfers van de vennootschappen niet zijn gepubliceerd.
13. Een derde (een cliënt) heeft inmiddels beslag laten leggen op de rekening van de Stichting Derdengelden en op een aantal dossiers. Dat is op 30 juni 2010 in een gesprek tussen de deken en verweerder aan de orde gekomen. De deken heeft ondanks zijn verzoek aan verweerder geen toereikende, in het licht van dat beslag intussen wel broodnodige, informatie ontvangen over de financiële positie van de Stichting Derdengelden en [X] Advocaten B.V. Ieder inzicht in de bezittingen en schulden van de Stichting Derdengelden en [X] Advocaten B.V. ontbreekt.
14. Verweerder is doende zijn praktijk over te dragen aan derden. Dat proces verloopt volgens de deken (te) langzaam. De deken heeft meermalen om een ‘statusoverzicht’ gevraagd maar dat niet althans niet volledig ontvangen. Verweerder heeft aangegeven dat het proces van overdracht nog tot plm. 1 augustus zou duren.
15. De raad beoordeelt het verzoek als volgt. Het verweer, zoals dat ter zitting naar voren is gebracht en waarvan blijkt uit het proces-verbaal, wordt in die beoordeling betrokken.
16. (ambtshalve)
Tegen de achtergrond van de art. 60ab Advocatenwet en volgende speelt, waar het gaat om de ontvankelijkheid van het verzoek van de Deken, naar het oordeel van de raad géén rol dat verweerder zich intussen (overigens ná de indiening van dat verzoek) als advocaat heeft laten schrappen. De – niet nadrukkelijk ingenomen maar wel geopperde – stelling van verweerder dat zulks toewijzing van dat verzoek zou beletten, miskent dat de bedoeling van deze regelgeving is dat onder de omstandigheden als in die artikelen bedoeld de belangen van de cliënten - zo veel, zo snel en zo effectief als mogelijk is - veilig gesteld moeten kunnen worden.
17. Er is sprake van een ernstig vermoeden van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad zoals bedoeld in art. 60 ab Advocatenwet. Dat belang vergt onmiddellijk optreden.
Dit oordeel van de raad berust op de navolgende feiten en omstandigheden.
a. Na alle pogingen die door de deken, ook al vóór 2 juli 2010, in het werk zijn gesteld om inzicht te krijgen in de overdracht van de praktijk van verweerder zelf en in de financiën van zijn praktijkvennootschap, is daarop nog steeds onvoldoende zicht. (De raad laat daarbij rusten dat de brief van verweerder van 2 juli 2010, waarin verweerder is ingegaan op allerlei vragen van de Deken, door een misverstand door de Deken pas na de indiening van het verzoek is gezien en gelezen. Voor het beeld op deze zaak maakt dat namelijk niet wezenlijk uit. De brief van 2 juli 2010 levert immers geen eenduidige, heldere reactie op de vragen die de Deken had en waarop in die brief wordt gereageerd).
b. Verweerder is tekort geschoten in dat inzicht bieden terwijl dat ingevolge art. 2 van de verordening op de administratie en financiële integriteit van elke advocaat te allen tijde van hem verlangd kan worden.
c. Uit de administratie van het kantoor van verweerder (de praktijkvennootschap) kunnen “de rechten en verlichtingen niet te allen tijde worden vastgesteld”. Verweerder erkent dat laatste eigenlijk met zoveel woorden.
d. De deken heeft op grond van art. 12 van de Verordening op de financiën en de financiële integriteit een onderzoek doen instellen. De uitkomst daarvan (het rapport van [K] van 12 mei 2010 over de praktijkvennootschap van verweerder dat zich bij de stukken bevindt) roept serieuze vragen op over de wijze waarop de vermogenspositie van deze vennootschap is te kennen. Er is geen inzicht in de bezittingen en schulden van het kantoor.”
e. Bij de behandeling van 12 juli 2010 heeft verweerder dat inzicht niet – alsnog – geleverd.
f. Recente jaarstukken ontbreken. De meest recente stukken betreffen 2007. Verweerder is verantwoordelijk voor dat manco.
g. Verweerder heeft nauwelijks en in elk geval onvoldoende inzicht gegeven in de derdengeldrekening, terwijl daarop recent beslag werd gelegd. Dat leverde of levert een serieuze bedreiging op van de belangen van de cliënten van het kantoor.
h. Er bestaat geen zicht op de – resterende – omvang van de praktijk van het kantoor. Er zijn in de stukken en ter zitting verschillende aantallen genoemd. Of de lopende zaken inderdaad – zoals verweerder beweert – vrijwel allemaal zijn overgedragen aan een drietal advocatenkantoren valt niet te verifiëren. De overeenkomsten met die kantoren die de condities van die overdracht moeten regelen zijn nog immer niet ondertekend.
i. Er is in elk geval een stukje resterende eigen praktijk van verweerder, zaken waarvan verweerder zegt (contoleerbaar maakte hij dat niet) dat de daaraan te besteden bemoeiingen geen advocaten-bemoeiingen meer zullen zijn én er is de praktijk van zijn kantoorgenoot (die zijn praktijk nog steeds uitoefent), die in dienst is van de praktijkvennootschap waarvan verweerder nog steeds bestuurder is.
j. Het kantoor afficheert zich nog steeds als advocatenkantoor of deed dat althans, ten tijde van de behandeling van het verzoek van de Deken en ook nog nadat verweerder zich op 9 juli jl. heeft laten schrappen van het tableau.
k. In zijn toelichting op de kwestie van het beslag dat op de derdenrekening werd gelegd (zie hiervoor onder g) heeft verweerder aangevoerd dat de beslaglegger (een cliënt) een vordering op het kantoor pretendeerde maar dat het kantoor op zijn beurt een (declaratie-) vordering op die cliënt had en dat na verrekening voor de beslaglegger niets meer resteerde. Dat wijst op een tuchtrechtelijk ontoelaatbare en verwijtbare wijze van verrekenen.
l. Tegen de achtergrond van dit geheel speelt dat verweerder in het verleden een en andermaal met de tuchtrechter in aanraking is gekomen met zaken die vaak een financiële achtergrond hadden.
18. Dat alles is, in het licht van de vordering die de curator in het faillissement van [X] Exploitatie B.V pretendeert (ruim € 596.000,-, overigens weersproken door verweerder, maar desalniettemin een groot of in elk geval omvangrijk risico) en de –dreigende – persoonlijke aansprakelijkheid van verweerder voor fiscale schulden van laatstgenoemde vennootschap, reden tot onmiddellijk ingrijpen.
art. 60 ab
19. Dat ingrijpen mag, moet, in het bijzonder om de hiervoor in punt 17 sub a, c, g, j en (hoogstwaarschijnlijk) k vermelde feiten en omstandigheden, welke naar het oordeel van de raad voor zover niet al ieder apart dan toch zeker bijeen genomen een karakter hebben dat tuchtrechtelijk optreden vergt. Voor zover het verzoek van de deken berust op art 60 ab Advocatenwet is het daarom toewijsbaar. Spoedeisend is de kwestie zeker, omdat er geen enkel zicht is op de veiligheid die verweerder en diens kantoor de (resterende) cliënten van het kantoor behoort te bieden.
20. De omstandigheden die hiervoor aan de orde kwamen in overweging 17 rechtvaardigen samen met al het andere een schorsing, in weerwil van de zelf geëntameerde schrapping. Verweerder heeft, op de keper beschouwd, immers als bestuurder van [X] Advocaten B.V nog steeds de rol van of een rol als advocaat en in die rol kan hij -althans voorlopig en gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden - niet worden gehandhaafd.
Art. 60 b en c Advocatenwet
21. Diezelfde omstandigheden leveren het beeld op dat verweerder er geen blijk van heeft gegeven zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen, het criterium van art. 60b eerste lid. Dat betekent dat ook dat artikel mede ten grondslag kan worden gelegd aan de uit te spreken schorsing en dat de voorziening van art. 60 c Advocatenwet (ook) binnen bereik komt. De voorzitter zal daartoe en op die grond besluiten. Die weg wordt niet afgesneden doordat (door de raad) toepassing zal worden gegeven aan art. 60ab. Een goede en faire afwikkeling van de beslissing die op art. 60ab is gebaseerd is trouwens ook gediend met goede rapportage.
22. De raad en de voorzitter gaan ervan uit dat verweerder aan de door hen hierna te benoemen advocaat/ rapporteur waar en voor zoveel nodig opening van zaken geeft over de financiële en juridische positie van de andere bij de praktijk van verweerder en diens praktijkvennootschap betrokken rechtspersonen genoemd in punt 3. Immers, (onder verwijzing naar overweging 4) bij al die vennootschappen is of was verweerder met zijn praktijk betrokken en verweerder ziet het ook zelf zo dat die vennootschappen onder zijn verantwoordelijkheid als advocaat vallen of vielen. Daar komt bij dat het bij de cijfers van (in elk geval) [X] Advocaten B.V., [X] Exploitatie B.V. en [X] Beheer B.V. gaat of zou gaan om geconsolideerde cijfers waarvan die consolidatie het zicht op de financiële positie van de praktijkvennootschap belemmert. Voor een juist beeld van de cijfers van en de gang van zaken in of bij de praktijkvennootschap van verweerder zal de rapporteur zich daarom (dus) ook van die andere vennootschappen een beeld moeten kunnen vormen. Onduidelijk is nog of dat ook geldt voor [L] B.V. Maar om die onduidelijkheid weg te nemen is dat voor de rapporteur ook nuttig en nodig.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
1. schorst verweerder op de voet van artikel 60 ab en 60 b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk als advocaat en als bestuurder van de praktijkvennootschap [X] Advocaten B.V.;
2. bepaalt dat de deken de aan het onderhavige verzoek ten grondslag gelegde bezwaren voor zover het om de grondslag ex art. 60 ab gaat binnen 6 weken ter kennis van de raad brengt;
3. verstaat dat het verzoek tot schorsing op grond van 60 b Advocatenwet eveneens de schorsing draagt nu verweerder er om redenen zoals hiervoor vermeld geen blijk van geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen;
4. bepaalt bij wijze van voorziening dat mr. [F], advocaat te [plaats], de bevoegdheid heeft zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder en diens praktijkvennootschap wordt gevoerd en tot zijn archieven en boekhouding (waar die zich ook bevinden), desnoods met behulp van de sterke arm, en dat deze advocaat in het belang van de cliënten van verweerder naar bevind van zaken die maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, een en ander zo lang de deken dat geraden acht en de aangewezen advocaat zich daartoe beschikbaar houdt;
5. bepaalt voor zover hier niet op andere wijze rechtsgeldig in kan worden voorzien, dat mr. [F] voornoemd verweerder vertegenwoordigt in het bestuur van de praktijkvennootschap van verweerder en van de stichting beheer derdengelden van dat kantoor, zulks met uitsluiting van verweerder zelf;
6. bepaalt dat mr. [F] voornoemd zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een -ten laste van verweerder of diens praktijkvennootschap te brengen- vergoeding van ten hoogste € 250,- per uur exclusief BTW en exclusief de kosten van diens administratieve ondersteuning (te berekenen tegen het tarief dat voor die ondersteuning hem of diens kantoor kost) en reiskosten (zijnde € 0,75 per gereden kilometer), zulks met een maximum van (voorshands) 50 uur in totaal voor mr. [F];
7. bepaalt dat verweerder aan mr. [F] voornoemd binnen 5 (vijf) werkdagen na dagtekening van deze beslissing op een door mr. [F] aan te wijzen rekening een voorschot zal voldoen van (vooralsnog) € 7.500,-- en (vooralsnog) € 1.500, -- aan kosten van administratieve ondersteuning, alles exclusief BTW en reiskosten welk bedrag hangende het onderzoek op verzoek van deze kan worden verhoogd;
8. machtigt mr. [F] om hetgeen hem aan voorschotten toekomt, telkens als dat aan de orde is, ten behoeve van zichzelf onder zich te nemen uit of af te zonderen van de tegoeden van de lopende rekeningen (niet zijnde de rekening derdengelden) van het kantoor van verweerder;
9. bepaalt dat eventueel defungeren van mr. [F] voordat deze beslissing zijn kracht verliest niet leidt tot een herstel van de met deze beslissing aan verweerder ontnomen bevoegdheden.
De beslissing van de voorzitter luidt als volgt:
10. wijst toe het verzoek ex artikel 60 c Advocatenwet en gelast een onderzoek naar de toestand waarin de praktijk van verweerder zich bevindt. Hij benoemt daartoe mr. [F], advocaat te [plaats], tot rapporteur en bepaalt dat deze binnen zes weken aan de deken verslag uitbrengt. Het hiervoor onder 4 en 6 t/m 9 door de raad bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
Aldus beslist
door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en
door diens voorzitter en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010.
(was getekend door de voorzitter)
griffier voorzitter
Ingevolge het bepaalde in artikel 60ad lid 2, 60b lid 4 en 60c lid 4 Advocatenwet schorsen hoger beroep respectievelijk verzet de werking van de onderhavige beslissingen niet.
Van de beslissing van de raad kan binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw beroepschrift in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat dus niet om tijdige verzending van het beroepschrift maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een beroepschrift of memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
Dit beroepschrift dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek. (het telefoonnummer is 076-5484607.)
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44 te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Tegen de beslissing van de voorzitter kunnen verweerder en de deken binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van de beslissing verzet doen bij de raad van discipline, postbus 38, 6930 AA Westervoort.Het faxnummer van de raad is 026 - 3113154.
Het verzetschrift dient uiterlijk de 14de dag na verzending van de beslissing door de raad te zijn ontvangen.
In het verzetschrift dienen de gronden van het verzet uiteen gezet te worden.